GENERATIE II
01-05-2019
II MORRE JANS (MORRE
JANSZ) (van I), geb. ca. 1590 (?), landeigenaar (1627, 1648, 1651, 1670, 1671,
1675, postume vermeldingen 1677, 1684), pachter (1627, 1648), landbouwer (1627, 1648, 1671,
postume vermelding 1677), veehouder (1648, 1651, postume vermelding 1677), ovl.
tussen 30-12-1675 en 22-06-1677, tr.
NN NN, geb.
(?), ovl. vermoedelijk vóór 09-06-1615, dochter van … en …
(misschien NN
Francksen, geb. ca. 1590 (?), ovl. vermoedelijk vóór 09-06-1615, dochter
van Franck NN, vermoedelijk Franck Dircksen en … )
Uit dit huwelijk
zijn geboren:
Jan Morren,
geb. ca. 1610 (?), volgt IIIa.
Evert Morren,
geb. ca. 1610 (?), volgt IIIb.
Vermoedelijk is het
huwelijk van Morre Jans met NN NN, waaruit zijn geboren Jan en Evert Morren,
het eerste huwelijk van Morre Jans. Gelet op de traditionele wijze van
vernoemen - ouders geven hun kinderen de namen van hun eigen ouders - is het
goed denkbaar dat Morre Jans en zijn vrouw hun oudste zoon Jan genoemd hebben,
naar de vader van Morre Jans.
Morre Jans tr.,
vermoedelijk hertr., Oldebroek 09-06-1615
LUBBE DIRCKS,
geb. vóór 1600 (?), ovl. (?), misschien vóór 12-01-1670, dochter van Dirck …
en …
Morre Jans heeft
vier kinderen uit een van zijn huwelijken, onzeker is of Lubbe Dircks hun
moeder is:
Lubbichien Morren, geb. ca. 1615 (?), volgt IIIc.
Henrickien Morren, geb. ca. 1620 (?), volgt IIId.
Dirrichien Morren, geb. ca. 1620 (?), volgt IIIe.
Peter Morren,
geb. ca. 1620 (?), volgt IIIf.
De moeder van deze
kinderen is ovl. vóór 12-01-1670.
Morre Jans krijgt
ten minste zes kinderen. Vijf kinderen, Lubbichien,
Henrickien, Dirrichien, Peter en Jan
worden genoemd in een protocol van 22-06-1677. In hetzelfde protocol worden Dibbolt, Hendrik, Jan en Gerrit genoemd als erfgenamen van Morre
Jans. Deze vier kinderen delen samen éénzesde deel van de nalatenschap.
De erven van Morre Jans,
onder welke Hendrik Evertsen Prins, verkopen een huis, hof en hofstede en land
in het Richterambt Oldebroek, 22-06-1677.
In hedendaags Nederlands:
Ik Dibbolt
Feith, richter van het richterambt Oldebroek,
maak bekend en leg met deze duidelijke en gezegelde akte schriftelijk vast dat
voor mij richter en gerichtslieden Berent Dijck en Willem Albertsen zijn
verschenen Jacob Jansen en Lubbichien Morren, echtelieden, Gerrit Claessen en Henrickien Morren, echtelieden, Dirrichien Morren, bijgestaan voor
het gericht door Beert Jacobsen, in deze de door haar gekozen voogd, idem
Beert Jacobsen als grootvader en voogd van de door Peter Morren nagelaten
kinderen, bekend bij en goedgekeurd door het gericht, en samen voor de ene
helft, en elk ook voor een zesde deel van de andere helft, Dibbolt Evertsz voor
zichzelf, en opkomende voor het belang van zijn afwezige echtgenote Jacobien
Dries, Henrick Evertsen en Geertien Tijmens, echtelieden, Jan Evertsen en Gerrit Evertsen, samen voor een zesde deel in
de ene helft en Beert Beertsen als bestuurder-toezichthouder van de armenkamer
alhier mede bekend bij en met goedkeuring van het gericht namens Jan Morren ook
voor een zesde deel in de helft, allen kinderen en erfgenamen van wijlen Morre Jansz en samen en ieder voor zich voor
zijn erfdeel hebben zij, ter effectuering van een koopovereenkomst, op grond
waarvan aan hen het laatste deel van de koopsom en het eerste deel van de
koopsom in onze aanwezigheid zijn voldaan en betaald, zoals zij ook openlijk
verklaren, in eigendom overgedaan en overgedragen aan de weledele en eerzame
juffers Elijsabeth Geertruit en Ida Aletta Gansneb genaemt Tengnegel, zusters, een huis, tuin en de bijbehorende grond
en ongeveer zes morgen aangrenzend wei- en akkerland waarop haver wordt
verbouwd, gelegen in het richterambt Oldebroek, met zijn opeisbare rechten en
gerechtigheid en in de hoedanigheid van vrij, oorspronkelijk en erfelijk bezit,
niet bezwaard anders dan met de gebruikelijke onkosten en met een belasting,
die niet is gematigd, van een gulden en drie stuivers jaarlijks
verschuldigd aan het Kwartier van Veluwe, grenzende aan (oost) land van het
Gasthuis in Hattem, (zuid) het Heerenveld, (west en noord) eigendom van de
kopers cum suis, waardoor de vervreemders vanaf nu voor henzelf en hun
erfgenamen inzake het voornoemde goed zullen zijn ont-erfd en hieraan niet
langer rechten kunnen ontlenen, en de reeds gemelde juffers Gansneb genaemt Tengnegel, ieder voor de helft
zijn ge-erfd en rechthebbend zijn nu en voor altijd met toepassing van het
recht. Verhandeld in Oldebroek, 22 juni 1677.
De oorspronkelijke tekst luidt:
Ick Dibbolt Feith, righter des righterampts Oldebroeck, doe condt ende certificere mit desen openen
bezegelden brieve, hoe dat voor mij righter ende gerichsluiden Berent Dijck ende Willem Albertsen sijn gecompareert ende erschenen Jacob Jansen ende Lubbichien Morren, echteluiden, Gerrit Claessen ende
Henrickien Morren, echteluiden,
Dirrichien Morren geassisteert mit Beert Jacobsen in desen haeren gekoren
momber, item Beert Jacobsen als grootvader ende momber van de nagelaten kinderen van Peter Morren mit
kennisse ende approbatie des
gerichts, ende te samen voor d
eene helfte, ende ieder wederom
voor een sestepart in de andere helfte, Dibbolt Evertsz voor sigh selven, ende sigh mede sterck maeckende voor
sijn absente huisvrouwe Jacobien Dries, Henrick Evertsen ende Geertien Tijmens, echteluiden, Jan Evertsen ende Gerrit Evertsen, te samen voor een
sestepart in de eene helfte ende
Beert Beertsen als provisoor der armen alhier, mede mit kennisse ende approbatie des Gerichts van wegen
Jan Morren oock voor een sestepart in de helfte alle kinderen en erfgenamen van Morre Jansz zaliger ende hebben te samen ende
ieder apart voor haere hareditaire portie, uyt kracht van koop van welckers
laesten penningen mitten
eersten sijluiden in onse
tegenwoordicheyt voldaen ende
betaelt sijn, gelijck sijluiden
sulcks oock opentlick betuichden, gecedeert, getransporteert ende overgedragen aen de weledele en
erentrijcke jufferen Elijsabeth Geertruit ende Ida Aletta Gansneb genaemt
Tengnegel, gesusteren, een huis hof ende
hofstede ende ongeveer ses
mergen wey ende haverlant daer
aen in desen ampte van Oldenbroeck gelegen, mit sijn vorderen aenkleven regt ende gerechticheyt, ende sulcks voor vrij allodiael ende onbekommert goet, dan den
gewoenlicken onraet ende ene gulden drie stuivers jaerlix tot thins aen de landtschap onverkort,
sijnde oistwaert het Gasthuis
te Hattum, zuitwaert het Heren Velt, westwaert en noirtwaert coperen cum
suis daer aen gelandet, soo dat transportanten voor haere ende haere erven van nu of aen van den
selven goede sullen sijn onterft ende
ontrechticht, ende welgemelte
jufferen Gansneb genaemt
Tengnegel, ieder voor de helfte daer aen wederom geerft, gegoedet ende
gevestigt nu ende ten euwigen
dagen alles onder wijder verbant als naer regten. Actum Oldebroeck,
den 22 juny 1677. [1]
Een zesde kind van
Morre Jans, Evert, wordt genoemd in
een protocol van 26-01-1655. Morre Jans komt dan op, als opa en medevoogd, voor
de belangen van de vier minderjarige kinderen van Evert Morren.
Morre Jans e.a. treffen namens
de door Evert Morren en Janne Beerts nagelaten minderjarige kinderen een
regeling betreffende de overdracht en oplevering van het erf dat die kinderen
na het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten, 26-01-1655.
In hedendaags
Nederlands:
Hendrick Beertsen, voor het gericht
bijgestaan door Albert Tijessen, Hendrick Simensen en Claes Hendricksen ter
ener zijde, en Morre Jans, Beert en Jan Francksen en Arent Gerritsen,
grootvader en ooms namens de kinderen die Evert Morren bij wijlen Janne
Beerts heeft gekregen ter andere zijde, hebben samen afgesproken en zijn
overeengekomen, betreffende de toegevoegde waarde, de mest, het stro en het met
boekweit ingezaaide land, dat die voornoemde kinderen gerechtigd zijn op het
erf van jonkheer Arent van Wijnbergen in Oldebroek, gelegen in de Spronk, welke
zij door het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten en dat zij
afstand hebben gedaan van de pacht van het voornoemde erf welk recht hen
toekomt tot Sint Peter 1657 op grond van een getoond huurcontract, naar voren
brengende, dat hun voornoemde vader Evert Morren het land op het voornoemde erf
in gedeelten heeft ontvangen, en het land of in een mindere goede staat heeft
moeten aannemen of met een daaraan toegevoegde waarde die hij naar raming van
zijn schoonvader heeft moeten voldoen. Dat daarom en gelet op het voorgaande
partijen zijn overeengekomen, dat de erfgenamen van Evert Morren met ingang van
Sint Peter 1656 het erf zullen opleveren aan Hendrick Beertsen voornoemd en het
overgebleven stro en de mest zullen achterlaten, en dat Hendrick Beertsen van
de twee ingezaaide mudden land een derde deel en een tiende deel van de
opbrengst zal ontvangen en dat het andere zaailand met de waarde die daaraan is
toegevoegd per direct komt voor zijn rekening en risico en dat hij op grond van
het voorgaande zal uitkeren aan de voornoemde kinderen honderdvijfendertig gulden.
Verhandeld 26 januari 1655.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Hendrick
Beertsen en[de] sijn
dachholderen Albert Tijessen, Hend[rick]
Simensen en[de] Claes
Hendricksen ter eenre, en[de] Morre
Jans, Beert en[de] Jan
Francksen en[de] Arent
Gerritsen, bestevader en[de] ooms
wegens die kynderen bij Evert Morren en[de]
Janne Beerts zal[liger] erworven
ter andere zyeden, sijn t’ saemen versproicken en[de] veraccordiert, wegens die gunste, mes, stroo ende het
boickweyten gesey, dat die voorgemelte kynderen aen het erve van j[oncke]r Arent van Wijnbergen int
Oldeb[roick] in die Spronck
gelegen was competierende, en[de] sij
doer het afsterven van haer moeder hebben moeten verlaeten en de die pacht van t’ voers[chreven] erve tot Sint Petri 1657 toe, volgens vertoende
huircedule haer competerende hebben (doorgehaald: afgest) afstandt gedaen,
voerdragende, dat haer vader Evert Morren voers[chreven] het landt van t’ erve voermaels stuckse wijse
ontfangende, ofte t’ selve maeger heeft aengetast, ofte daer in t’selve noch
eenige gunst is geweest, die selve na æstimatie van sijn vrouwen vader heeft
moeten coepen en[de] aennemen.
Dat derhalven ten reguarde van t’ geene voorverhaelt partijen te saemen sijn
veraccordiert, dat die erfgenaemen van Evert Morren S[int] Peter 1656 het erve sullen ruimen, aen Hend[rick] Beertsen voorschreven (doorgehaald: laeten) en[de] laeten daer haer overige stroo
ende mes blieven, ende dat Hendrick Beertsen sal trecken toekoemende
ooft van die twee beseyde mudde lants die darde garve, en[de] die thiende, en[de] tastende voort datelick aen het
andere seylandt mit sijn gunste, end sal uitkeren voirt geene verhaelt is aen
de voors[chreven] kynderen
hondert ende vijff-en-dertich
guld[ens]. Actum den 26e
january 1655. [2]
Mogelijk heeft Morre
Jans meer kinderen gehad dan de zes kinderen die ons bekend zijn. In dat geval
zijn deze vóór 22-06-1677 overleden zonder nakomelingen na te laten. Immers
delen de erfgenamen in 1677 de nalatenschap van Morre Jans door zes.
Dibbolt, Hendrik, Jan en Gerrit,
die in het protocol uit 1677 worden genoemd
als erfgenamen van Morre Jans en samen éénzesde deel van de nalatenschap delen,
zijn de kinderen van Evert Morren, de zoon van Morre Jans. In het geval Evert
Morren meer kinderen zou hebben gehad dan de vier die ons bekend zijn, zijn
deze vóór 22-06-1677 overleden zonder nakomelingen na te laten.
Onze speciale
aandacht gaat uit naar Hendrik, zoon
van Evert Morren. Deze Hendrik Evertsen is
bij tijdgenoten in Oldebroek in de tweede helft van de zeventiende eeuw ook
bekend onder de naam Hendrik Evertsen
Prins waarna Prins als geslachtsnaam op volgende generaties overgaat.
Hendrik Evertsen Prins, zoon van Evert Morren, kleinzoon
van Morre Jans
Hendrik Evertsen is vóór 10-08-1673 getrouwd met Geertje
Tijmens. Beiden worden genoemd in het protocol uit 1677. Hendrik Evertsen Prins is een kleinzoon van Morre Jans.
In de regeling van 1655 worden niet de namen van de kinderen van Evert Morren genoemd. Zou Hendrik Evertsen
Prins op een andere wijze van Morre Jans kunnen afstammen dan via diens zoon Evert Morren? Dat is alleen denkbaar indien:
(1) Morre Jans naast
Lubbichien, Henrickien en Dirrichien nog een dochter had;
(2) Deze dochter, NN
Morren, trouwde met een man wiens voornaam Evert is;
(3) Uit dit huwelijk
ten minste vier kinderen zijn geboren;
(4) De dochter, NN
Morren, is overleden vóór 22-06-1677;
(5) De kinderen van
Evert Morren allen zijn overleden vóór 22-06-1677.
Voor geen van de
voornoemde denkbare gebeurtenissen is een aanwijzing gevonden terwijl alle
gebeurtenissen, geen uitgezonderd, moeten hebben plaatsgehad indien Hendrik Evertsen Prins anders van Morre
Jans zou afstammen dan via diens zoon Evert Morren. Daarbij:
1. De voornaam Morre (en dus ook het patroniem Morren) komt
zelden voor in archiefstukken uit zeventiende eeuws Oldebroek. De naam
Morre/patroniem Morre heeft (vergeleken met de vele Jans, Hendriks en Gerrits),
een groot onderscheidend vermogen;
2. De combinatie Hendrik Evertsen en Geertje Tijmens is (in
spellingsvarianten) uniek in zeventiende eeuws Oldebroek. Het patroniem Tijmens
komt in archiefstukken zelden voor. Niets wijst erop dat in die tijd een ander
echtpaar met dezelfde combinatie van twee voornamen en twee patroniemen in
Oldebroek trouwde en kinderen liet dopen.
Beert en Jan Francksen, halfbroers van Morre Jans of
(half)broers van de moeder van Evert Morren
In de regeling van
1655 zijn Beert en Jan Francksen genoemd als ooms van de vier kinderen van Evert
Morren en Janne Beerts. Voor meer informatie over Beert en Jan Francksen zie Bijlage 1. Het gezin van Franck NN,
vermoedelijk Franck Dircksen (na de noten).
Waarschijnlijk zijn Beert en Jan Francksen oudooms of halve
oudooms van de vier kinderen van
Evert Morren en Janne Beerts, zie IIIb. Beert en Jan Francksen kunnen zijn:
-broers
van de moeder van Evert Morren;
De
moeder van Evert Morren zou dan NN Francksen zijn, een dochter van Franck NN.
NN Francksen moet zijn overleden vóórdat Morre Jans op 09-06-1615 trouwt met
Lubbe Dircks.
-halfbroers van
Morre Jans;
Beert en Jan
Francksen zijn dan zoons van Franck NN en de moeder van Morre Jans.
Jan NN, de vader van Morre Jans, zou dan zijn overleden vóór ca. 1592 en de
moeder van Morre Jans zou nadien zijn hertrouwd met Franck NN, uit welk
huwelijk Beert en Jan Francksen zijn geboren.
-halfbroers
van de moeder van Evert Morren, de vrouw van Morre Jans;
Beert en Jan Francksen zouden dan zoons zijn van Franck NN en de oma van moederszijde
van Evert Morren. De vrouw van Morre Jans en de moeder van Evert Morren zou dan
zijn overleden vóórdat Morre Jans op 09-06-1615 trouwt met Lubbe Dircks. Haar
moeder zou dan vóór ca. 1593 getrouwd zijn met Franck NN en deze Franck NN is
de vader van Beert en Jan Francksen.
Gelet
hierop gaan wij er vooralsnog van uit dat Beert en Jan Francksen, in 1655 genoemd als ooms van de vier kinderen,
feitelijk hun oudooms of halve oudooms zijn. Zij kunnen broers zijn van de moeder van Evert Morren of halfbroers
van Morre Jans of de moeder van Evert Morren.
Oldebroek
19-02-1657: Morre Jans verschijnt in twee civiele zaken voor het gericht van
Oldebroek, als gedaagde en als eiser.
Arent
Gerritsen Stange eist in 1657 drie schepel haver van Morre Jans. De eis van
Arent Gerritsen Stange wordt toegewezen. In die tijd is Arent Gerritsen Stange
koster van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek. Of Arent Gerritsen Stange drie
schepel haver eist voor zich in privé of voor de kerk van Oldebroek is niet
duidelijk.
Arent
Gerritsen Stange wordt in de voornoemde regeling van 1655 genoemd als oom en
voogd van de kleinkinderen van Morre Jans. Arent Gerritsen Stange procedeert
dus tegen de vader van zijn overleden zwager.
Een
schepel, als inhoudsmaat, kon van plaats tot plaats een andere hoeveelheid
aanduiden. Hoeveel liter
is een schepel graan in Oldebroek? In Kampen stond een schepel graan
gelijk aan ca. 27 liter. In Hattem was een schepel graan ca. 33 liter. [3]
In een
andere zaak eist Morre Jans ontheffing van de verplichting aan Gerrit Jansen
cum suis jaarlijks een schepel haver te voldoen. Die eis wordt niet toegewezen.
Morre Jans verschijnt in twee civiele
zaken voor het gericht, 19-02-1657.
In hedendaags
Nederlands:
Op 19 februari 1657 heeft de richter (e doorgehaald: geri) Arnt Feith zitting
gehouden. Uitspraak gerichtslieden Beert Francksen, Jan Andreessen, Albert
Tijssen, Geurt Hendricksen en Hendrick
Simensen.
…
In de zaak van Arent Gerritsen, eiser
ter ene zijde, ende Morre Jans,
verweerder ter andere zijde, oordeelt het gericht, dat de verweerder gehouden
is de geëiste drie schepel haver te betalen aan de eiser. Verhandeld als
hierboven beschreven.
…
Tussen Morre Jans, eiser ter ene zijde
en Gerrit Jansen cum suis, verweerder
ter andere zijde, aangaande de ontheffing van (de verplichting) jaarlijks een
schepel haver (te voldoen), oordeelt het gericht, dat de eiser niet
ontvankelijk is in zijn eis en dat de verweerder hiervan wordt bevrijd.
Verhandeld als hierboven beschreven.
De oorspronkelijke tekst
luidt:
Den
19 februaqry 1657 heeft die
richter (e doorgehaald: geri) Arnt Feith gerichte gehouden. Oirconde gerichtsluiden
Beert Francksen, Jan Andreessen, Albert Tijssen, Geurt Hendricksen ende Hendrick Simensen.
…
In saecken van Arent Gerritsen,
aenlegger ter eenre, ende Morre
Jans, verweerder ter andere zyeden, verstaet het gerichte, dat den verweerder
gehouden is die geeyste dree schepel haeveren te betaelen aen den aenlegger.
Actum ut supra.
…
Tusschen Morre Jans, aenlegger ter
eenre en de Gerrit Jansen cum
suis, verweerder ter andere zyeden, nopende d’ ontlastinge van een schepel
haever jaerlicxs, verstaet het gerichte, dat aenlegger in sijnen eysch niet en
is ontfanckelick, den verweerder daervan absolverende. Actum ut supra.
/span>[4]
Morre Jans heeft geen relatie met het landgoed Morren bij Oosterwolde
(GD). Morren ontleent haar naam aan Morre Augustijnsz (v.d. Put), die het erf
in 1700 pachtte en daar ging wonen.
Grondbezit
van Morre Jans in Oldebroek
Het
platteland buiten de vesting van een stad is in de Middeleeuwen en ook in de
zestiende eeuw niet bepaald veilig. Rovers en rondtrekkende bendes waaronder buitenlandse
(huur)troepen maken bij tijd en wijle de Veluwe onveilig.
Na ca. 1590 is sprake van betrekkelijke rust en vrede. Het
platteland raakte in trek als plaats om zich er te vestigen, om er te boeren en
te wonen. In die tijd was vrijwel iedereen landbouwer of dagloner (ongetwijfeld
in de landbouw). Het overgrote deel van de mensen met een ander beroep deed er
wel wat landbouw bij.
Hoewel
het platteland goede economische vooruitzichten bood was het verblijf daar vaak
nog erg gevaarlijk. In 1629 eist graaf Van de Berg Hattem op, wat geweigerd wordt.
Zijn bevelhebber Salazar gaat door naar Oldebroek. Zijn huurleger, bestaande
uit Kroaten, steekt daar op 16-08-1629 de kerk van de protestanten in brand.
Oldebroek, Lambertuskerk of Dorpskerk en omgeving
Over het algemeen wordt aangenomen dat
de toren en de oude bakstenen kerk, waarvan thans nog alleen delen van de muren
in het westen over zijn, dateren uit de 14de eeuw, terwijl het koor uit het
einde van de 15de eeuw stamt. De sacristie tegen de noordkant van het koor
aangebouwd is uit de 16de eeuw. Rondom de Lambertuskerk of Dorpskerk van
Oldebroek lag vroeger een kerkhof; hier is niets meer van te zien. In 1828 werd
hier voor het laatst begraven. In 1835 beplantte men het met 58 bomen. Het oude
ambtshuis of richtershuis van Oldebroek uit 1634 stond achter de kerk, omzoomd
met grachten, fraai geboomte en tuinen. Hier is ook niets meer van te zien. Het
oude gemeentehuis uit 1838 staat tegenover de kerk. [13]
In
1627 is Morre Jans zowel geërfde als pachter in Oldebroek. In de schatcedul van
Over-Veluwe (en Veluwezoom) van dat jaar staat:
Oldebroeck
… Willem Hermsen end Morre Jans
ij-iij …
In
dezelfde schatcedul staat onder het kopje Pechteren:
…
Morre Jans
i …. .[14]
In 1648 is Morre Jans zowel eigenaar als gebruiker van een
huis en hof van een ½ morgen, 7 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd en
2½ morgen hooiland. In dat jaar pacht Morre Jans 9 schepel akkerland waarop
rogge wordt verbouwd van het Sint Annagilde in Oldebroek, 4 morgen akkerland
waarop haver wordt verbouwd van Jan Berents de Jonge c.s. en 1½ morgen hooiland
in de Veenen van Jan Willems uit Kampen.
Morre Jans, eygener en gebruicker van huys, hoff van ½ mergen a 10
g[u]l[de]n, 6 mergen haeverlandt, en noch 1 mergen haeverlandt tesaemen ad 3
g[u]l[de]n de mergen. Noch 2½ mergen hoeylandts in de Veenen ad 4 g[u]l[de]n 10
st[uiver]s de mergen 10 - 2 – 6
Jan Willems tot Campen, eygener, en Morre Jans, pachter van 1½ mergen
hoeylandts in de Veenen voor 12 g[u]l[de]n 12 - 6 - 6 belast met 6½ st[uiver]s
12 - 6 – 6
Jan Berents de Jonge cum suis, eygeners en selff gebruickers van 4 mudde,
2½ schepel roggelandts van de 3 gerve tientb[aer] aen Haersolte, 13 mergen
haeverlant ad 3 g[u]l[de]n de mergen, hiervan Morre Jans 4 mergen haeverlandts
voor 8 d[ae]l[e]r, …
S[in]t Annen gilde in ‘t Oldebroeck, eygener van 11 schepel roggelandts
van[den] 3 gerven hiervan Reijer Willems 2 schepel gesaeys voor 1 molder rogge
ende Morre Janssen 9 schepel tientb[aer] aen Haersolte voor 4 molder rogh en 1
molder boeckweyt 32 - 0 – 0 [5]
Vier protocollen van de richter van Oldebroek geven ons informatie
over de ligging van het bezit van Morre Jans in Oldebroek. Wij zullen deze
protocollen hierna bespreken.
Grondbezit van Morre
Jans aan de Broekdijk (1651).
In 1651, bij de verkoop van een perceel land in Oldebroek,
wordt in het protocol opgenomen dat Morre Jans over dit perceel hooi mag
afvoeren en zijn vee mag leiden. Het perceel ligt ten oosten van de kern
Oldebroek tussen de Broekdijk en de Neerheigraaf. De Neerheigraaf (ook:
Benedenheigraaf, Waterheigraaf) is een watertje dat uitmondt in de Gelderse
Gracht.
Het gebied ten oosten van de kern Oldebroek tussen de Broekdijk en
de Neerheigraaf. Topografische Militaire Kaart (Nettekening 1830-1850).
Het gebied tussen de Broekdijk en de Neerheigraaf is een
polderlandschap met een open karakter. In het huidige landschap vormt de
Broekdijk, waarover een deel van de huidige Zuiderzeestraatweg is aangelegd,
een strakke lijn met ter weerszijden daarvan lange smalle kavels.
Oldebroek 17-04-1651: De erfgenamen van Griete Hendriks, weduwe
van Hendrick Aertsen, laten een perceel land van 5½ morgen publiekelijk veilen.
Dit perceel ligt aan de oostzijde van het Richteramt Oldebroek en grenst aan
(oost en west) land van Johan en Otto Gansnebs genaemt t Tengnaegels, (zuid) de
Broekdijk en (noord) de Neerheigraaf. Er is een erfdienstbaarheid gevestigd:
Morre Jans mag om het jaar via dit perceel land hooi uit zijn veen afvoeren en
zijn beesten naar het groenvoer brengen. Vermoedelijk grenst dit perceel land
aan de in 1648 genoemde 1½ morgen hooiland in de Veenen.
Op een perceel
aan de Broekdijk in Oldebroek is een erfdienstbaarheid gevestigd ten gunste van
Morre Jans, 17-04-1651.
De oorspronkelijke tekst luidt:
Ick
Arnt Feith, richter des richterampts Oldebroeck, attestiere mits desen, dat die samptelicke erfgenaemen van
Griete Hendricks, weduwe van
Hendrick Aertsen, soo selven tegenwoordich, als door der onmundiger momberen,
Hendrick Simensen ende Simen Gerritsen hebben nae voorgaende gerichtelicke
kennisse ende
approbatie, ten overstaen van t’
gerichte publyckelick bij die keerse verkoft seeckere parcelen landerijen
in desen ampte gelegen, ende onder
anderen aen die edele ende eerentfeste (doorgehaald: Otth)
Johan ende Ottho Gansnebs
genaemt t Tengenaegels, gebroederen een seecker camp weylants, oistwaert in t’
Oldebroeck
gelegen, groot ongeveer vijftehalve
margen, daer oistwaert ende westawaert
aengelandet sijn coeperen selfs, suidtwaert die Broeckdijck, noortwaert die
Neerheigraeve, mit sijn behoirlicke onraet, schattinge ende tins, ende dat Morre Jans over het
andere jaer mit het hoy uit sijn veene daerover sal wegen, ende sijn beesten
ter etgroen brengen, gelijck hij sulcxs van olts gewoen is, ende dat voer een seeckere
somme van penningen, waervan verkoeperen bekenden wel ende thoe dancke buiten
desen brief voldaen ende vergenueget
te sijn,
en de hebben derhalven oick getransportiert ende opgedraegen, gelijck sij oick doen
cracht deses aen coeperen
voerschreven het gemelte stucke lants, soo dat vercoeperen van nu
voortaen geen recht ofte gerechticheit aen
t selve sullen hebben ofte beholden,
maer dat die coeperendaeraen ten vollen sullen gerechticht sijn, oick rustelick
ende vredelick te mogen gebruicken sonder opspraecke van die eene ofte andere,
ende tot verseeckeringe van dien hebben verkoperen in haere qualiteit thoe
waerburge gestelt haer huis ende hoffstede aen die Santwech gelegen, suidtwaert
Bartelt Lubbertsen, westwaert ende noirtwaert
die gemelte wech,
oistwaer Arnt van Ruitenberch zalliger opdat coeperen aen t’ selve
alle hinder ende schaede souden hebben te verhaelen. Actum den 17e aprilis 1651 voer mij
richter voerschreven ende gerichtsluiden Reijer Willemsen, Beert Wijchmansen ende
Hendrick Willemsen. [6]
Grondbezit van Morre
Jans in Stuivezand (1670, 1671, 1677).
Stuivezand was in de zeventiende eeuw de naam van een groot gebied
in Oldebroek bestaande uit cultuurgrond
en boerderijen temidden van zandverstuivingen. Zandverstuivingen bleven tot in
de negentiende eeuw een bedreiging voor de boeren. Met veel moeite probeerden
zij het oprukkende zand in bedwang te houden. [7]
In 1670 heeft Morre Jans een erf in de buurtschap Stuivezand ten
noorden van de Bovenheigraaf dat hem voor de helft toekomt. Eén van zijn
dochters bezit een achtste deel van dit erf. Vermoedelijk kreeg zij een kwart
van de helft van het erf in eigendom na de dood van haar moeder, net als haar
twee zussen en de kinderen van haar broer. Het is waarschijnlijk dat Morre Jans
en zijn echtgenote dit erf in Stuivezand niet alleen in bezit hadden maar daar
ook woonden.
De Bovenheigraaf in Oldebroek, waaraan het erf van Morre Jans ligt
(en ten oosten daarvan nog een erf bestaande uit een huis met een hof en 6
morgen weiland), is een (zand)weg die over een flinke afstand voert langs de
meest noordelijke uitlopers van de Oldebroeker Heide. Aan de zuidzijde van de
Bovenheigraaf, ongeveer tegenover Stuivezand, ligt buurtschap ’t Loo. De
buurtschappen liggen bij de grens tussen het Richterambt Oldebroek en het
Richterambt Heerde.
De erfgenamen van
Morre Jans verkopen in 1677 een huis, tuin en bijbehorende grond en ongeveer 6 morgen aangrenzend wei-
en akkerland waarop haver wordt verbouwd. Het is aan te nemen dat het verkochte
het in 1670 genoemd erf van Morre Jans c.s. betreft.
Hiervoor spreekt:
1. het bezit dat de erfgenamen in 1677 verkopen ligt eveneens in het
Richterambt Oldebroek;
2. het verkochte grenst in 1677 aan (oost) land van het Gasthuis van Hattem
net als het in 1670 genoemde erf van Morre Jans. Met “Gasthuis” is vermoedelijk
bedoeld het Heilige Geest Gasthuis dat binnen de stadsmuren van Hattem
lag maar ook land buiten de stadmuren in eigendom had.
3. het verkochte grenst in 1677 aan (west en noord) land van de zussen Elijsabeth
Geertruit en Ida Aletta Gansneb genaamd
Tengnegel c.s. en in 1670 grenst het erf van Morre Jans c.s. aan (west) land van burgemeester Johan Tengnagel en (noord)
land van kapitein Otto Tengnagel. De zussen Ida en Elijsabeth zouden gelet op de geslachtsnaam Tengnagel
(door vererving?) hun rechtsopvolgers kunnen zijn.
Otto Gansneb genaemt Tengnagel,
capiteijn, is geb. ca. 1612, ovl. vóór 1688, zoon van Reiner
Gansneb genaemt Tengnagel (geb.
ca. 1578, ovl. Kampen 21-10-1636) en Maria van Ittersum (geb. ca. 1572, ovl.
vóór 1617).
Elisabeth Geertruid Gansneb genaemt Tengnagel is geb.
Kampen 09-05-1652,
ged. Kampen 12-05-1652, ovl. Kampen 06-04-1715, begr. Kampen (Bovenkerk)
17-04-1715, tr. 02-11-1684 Frans
Frederik van Ingen, geb. Kampen, ged. Kampen 29-07-1639, ovl. Kampen 04-12-1688. Elisabeth Geertruid
Gansneb genaemt Tengnagel hertr. Zutphen 01-05-1692 Herman Otto Alards Gansneb genaemt Tengnagel,
geb. Zutphen 28-07-1659, ged. Zutphen 31-07-1659, ovl. Zutphen 25-11-1733, zoon
van Alard Otten Gansneb genaemt
Tengnagel en Beatrice Schimmelpenninck van de Oije.
4. het verkochte grenst in 1677 aan (zuid) het Heren Velt. Met het Heren
Velt is de gezamenlijk te gebruiken algemene grond bedoeld. In 1670 is
aangegeven dat het erf van Morre Jans c.s. grenst aan (zuid) de Bovenheigraaf,
hetgeen nauwkeuriger lijkt maar niet wijst op een andere locatie indien de
Bovenheigraaf, een zandweg, gezien is als deel van het Heren Velt.
5. Morre Jans is in
1675 op hoge leeftijd. Het is verleidelijk te veronderstellen dat de
nalatenschap in 1677 niet bestond uit recent verworven bezit;
Oldebroek 12-01-1670: Gerrit Claessen en
zijn echtgenote Hendrickien Morren verklaren 150 Carolus guldens schuldig te
zijn aan Beert Jacobsen, de voogd van de kinderen van Peter Morren, en stellen
tot onderpand hun éénachtste deel in het
erf in het Stuivezand waarvan de helft toebehoort aan Morre Jans. Het
erf van Morre Jans c.s. grenst aan
(oost) land van het Gasthuis van Hattem, (zuid) de Bovenheigraaf, (west) land
van burgemeester Johan
Tengnagel en (noord) land van kapitein Otto Tengnagel.
Hendrickien Morren en Gerrit Claessen
verklaren een geldsom schuldig te zijn aan de kinderen van Peter Morren en
stellen tot onderpand hun aandeel in een erf in Stuivezand, 12-01-1670.
In hedendaags
Nederlands:
Ik Dibboldt Feith, richter van het richterambt Oldebroek, maak openbaar en leg bij deze
schriftelijk vast, dat heden voor mij en gerichtslieden Franck Dircksz en
Berent Dijck zijn verschenen Gerrit Claessen en Hendrickjen Morren, echtelieden, die verklaarden wegens meegetelde
en in goede orde ontvangen gelden schuldig te zijn aan Beert Jacobsz, als voogd
van de nagelaten kinderen van wijlen Peter Morren, de hoofdsom van eenhonderdvijftig karolus guldens (doorgehaald: daar) voor welk
gebruik zij beloofden jaarlijks en alle jaren op Petri te betalen, naast de
belasting van de veertiende penning,
zeven gulden en tien stuivers, vervallende voor het eerst op Petri 1671, en zij stellen daarvoor tot
onderpand en tot meerdere zekerheid hun (doorgehaald: ...) achtstedeel van het
erf in het Stuijvesant, waarvan precies de helft toebehoort aan Morre Jans,
gelegen aan (oost) land van het Gasthuys van Hattum, (zuid) de Bovenheijgrave,
(west) land van burgemeester Johan Tengnagel en (noord) land van kapitein Otto
Tengnagel om daarop en daaraan bij gebreke van betaling alle schade en kosten
te kunnen en mogen verhalen. Verhandeld in Oldebroek, 12 januari
1670.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Ick Dibboldt Feith, richter des richterampts Oldebroeck, doe condt ende certificere bij desen, dat op
huyden voor mij ende
gerichsluyden Franck Dircksz ende
Berent Dijck zijn gecompareert ende
erschenen Gerrit Claessen ende
Hendrickjen Morren, echteluyden,
ende bekenden wegens toegetelde
ende wel ontfangene penningen schuldich te wesen aen Beert
Jacobsz als momber van de nagelaten kinderen van Peter Morren zaliger een capitael van een hondert ende vijftich karoli guldens (doorgehaald: daer) voor welcker
gebruyck dselve jaerlix ende
alle jaer beloofden op Petri te betalen boven den veertienden penning tot schattinge sueven guldens thien stuivers
te verschijnen voor d’eerstemael op Petri 1671, ende stelden daer voor tot onderpandt ende meerder verseeckeringe haer (doorgehaald: ...) achtendeel van
t erve int Stuijvesant gelegen, Morre Jans d rechte helfte toebehoirende, oistwaert t Gasthuys van Hattum, zuytwaert de Bovenheijgrave, westwaert burgemeester Johan
Tengnagel, ende noirtwaert capiteyn Otto Tengnagel gelegen,
om daer op en aen bij foute van betalinge allen hinder en schade te kunnen en
mogen verhalen. Actum Oldebroeck,
den 12 january 1670. [8]
Oldebroek 08-11-1671: Diverse verkopers verkopen een huis, hof en
6 morgen weiland gelegen in de buurtschap Stuivezand in het Richterambt
Oldebroek. Het verkochte grenst aan (oost) land van Morre Jans en (west) land
van Berend van Cleef. De diverse verkopers verkopen ook een perceel recent
ontgonnen akkerland waarvan de zuidzijde (min of meer) gelijk loopt aan de
grens tussen het Richterambt Oldebroek en het Richterambt Heerde.
De oorspronkelijke tekst luidt:
Ick Dibbolt Feith, righter des
richterampts Oldebroeck, doe condt ende
certificere hier mede, dat op huiden voor mij ende gerichsluyden Seger Hendericksz ende Gerrit Hendricksz Hulleman sijn gecompareert ende erschenen Machtelt Hendricks, weduwe wijlen Aert Jansz, geassisteert
mit Berent Dijck, in desen haeren gekoiren momber voor haer selven ende voor de helfte ende als mombersche van haere onmundige
soon Jan Aertsen voor een sestiendendeel, Claes Jansz sigh mede sterck
maeckende voor sijn absente huisvrouwe (doorgehaald: Lambert) Stijntien Aerts,
Wijer Arentsz ende sijn
huisvrouwe Fennichjen Aerts, Henderick Jansz ende sijn huisvrouwe Lambertjen Aerts, Gerrichien ende Annichien Aerts, geassisteert mit
haer swaeger Claes Jansz in desen haere gekoiren momber, ieder oock voor een
sestienden deel ende hebben
ieder sijne voorgemelte gedeelte uyt kracht van koop, van welckers laesten penningen mit den eersten sijluyden hooft voor hooft bekenden
voldaen, betaelt ende
vergeneuget te sijn, gecedeert ende
overgedragen aen Dirrick Lindenhof en Hillichien Everts Twent gelijck sijluyden in krachte desis sijn doende
seecker huis, hof, ses mergen weylants in desen richterampte int Stuivesant
tusschen Morre Jansz aen de oost ende
Berent van Cleef cum suis aen
de westsijde, ende van een camp
niuw aengemaeckt boulandts groot ongeveer drie mudde, op de lemijtcheidinge van
desen ampte en Heerde, daer teindens aen de zuytsijde gelegen, mit sijn recht
ende gerechticheyt, sijnde vrij
allodiael goet, alleen beswaert mit eene gulden vijf stuivers tot thins, belovende
transportanten een ieder voor het sijne, het selve lant naer erfkoops recht te
waeren ende te vrijen, haer
selven daer van ontgoedende, ende
in tegendeel coperen ende haere
erven daer aen nu ende ten
euwigen dagen vestende, onder wijder verbant als naer rechten, des ten waeren
oircunde hebbe ick richter mijn zegel hier onder doen hangen, ende voor soo veel ieets daer van
buiten dese jurisdictie mocht gelegen sijn, neffens de bovengenoemde
gerichsluiden als te samen geerfden in Veluwen, mede geteickent ende bezegelt. Actum Oldebroeck den 8 novembris 1671.
nbsp;
In margine:
Den 19 juny 1680 dit selve goet en lant mede getransporteert uyt kracht van
koop, door Dirck Lindenhof aen Gerrit Herms Smit ende Jennichien Jansz, echteluyden voor d richter D. Feith ende gerichsluyden
Franck Dircksz ende B.Dijck die
mede als geerfden ten opsigte van het boulant hebben geteickent ende gezegelt volgens zegel ende brief. [9]
Ergens tussen 30-12-1675
en 22-06-1677 overlijdt Morre Jans. Zijn erfgenamen verkopen zijn huis, hof en
hofstede en ongeveer 6 morgen weiland en bouwgrond (wey ende haverlant)
gelegen in het Richterambt Oldebroek.
Uit het protocol blijkt dat het verkochte grenst aan (oost) land van het Gasthuis te Hattum, (zuid) het Heren Velt en (west en noord) het land
van de zussen Elijsabeth
Geertruit en Ida Aletta Gansneb genaamd
Tengnegel c.s.
Stuivezand. Topografische Militaire Kaart (Nettekening)
1830-1850.
Stuivezand in het Bovenbroek. Topografische Militaire Kaart
(Bonneblad) 1872.
Grondbezit van Morre Jans in de Spronk (1675)
Oldebroek 30-12-1675: Morre Jans schenkt zijn dochter Lubbechien
Morren de helft van een mudde land, genaamd Martens akker, gelegen in de Spronk
in Oldebroek. Het land grenst aan (oost) land van het Gasthuis in Hattem,
(zuid) land van het Onze Lieve Vrouwengilde, (west) land van Peter Jansen en
(noord) de Bovenheigraaf. Aan de schenking is de voorwaarde verbonden, welke
ook wordt vervuld, dat Lubbechien Morre de halve mudde land die zij een week
eerder van haar vader kreeg weer aan hem overdraagt.
Buurtschap de Spronk in Oldebroek ligt ten westen van de
buurtschap Stuivezand. Een leenakte uit 1634 vermeldt een erve ende goet int ’t Oldebroek, in der buyrschap Spronck op
Veluwen gelegen. Volgens dezelfde akte lag dichtbij dit erf en goed een
bekende boerderij, namelijk de Heytcamp.
De naam Spronk is ontleend aan een oude waternaam. Een spronk, sprink of spreng
was de plaats waar een beek of sprengenbeek ontsprong. [10]
Evert Morren, een zoon van Morre Jans, had in de Spronk grond in pacht en in bezit, zoals blijkt uit de regeling van 1655. Of Martens
akker in de Spronk, genoemd in 1675, ooit toebehoorde aan Evert Morren kon niet worden vastgesteld.
In hedendaags
Nederlands:
Verschenen voor het gericht Morre
Jansen dewelke heeft verklaard dat hij, met het oog op de buitengewone
moeilijkheden, diensten en handreikingen die zijn dochter Lubbichien Morren
enige jaren geleden met hem, comparant, in zijn hoge ouderdom heeft gehad en
hem heeft bewezen, en nog dagelijks heeft en bewijst, aan haar, zijn dochter
Lubbichien Morren en haar erven, vanuit de hem toekomende bevoegdheid heeft
gegeven en haar tot voordeel strekkende, naast het beloofde kostgeld en als
schadeloosstelling/beloning, buiten de huwelijksgoederengemeenschap met haar
echtgenoot Jacob Jansen, de helft van een zeker mudde land die hij en zijn
kinderen gemeenschappelijk in bezit hebben, genaamd Martens akker (doorgehaald:
alwaar) in dit ambt in sgelegen, grenzende aan (oost) land van het Gasthuis in
Hattem, (zuid) land van het Lieve Vrouwen Gilde, (west) land van Peter Jansen
en (noord) de Bovenheigrave, zodat hij, vervreemder, vanaf nu daartoe niet meer
gerechtigd is en zij, Lubbichien Morren, daartoe gerechtigd zal zijn en blijven
mits zij, Lubbichien, afstand doet ten bate van de vervreemder van het andere
halve mudde land als waarvan hij om dezelfde overwegingen, op de 23e van deze
maand ten overstaan van de richter en gerichtslieden Beerts Beertsz en Gerrit
Jansen, ten bate van haar afstand heeft gedaan hetgeen zij, Lubbichien Morren
(doorgehaald: voor het gericht bijgestaan door) en haar echtgenoot Jacob Jansen
ook direct met volle uitwerking hebben gedaan, het voornoemde terug
overdragende aan haar vader Morre Jansen en daarvan ten bate van hem afstand
doende. Verhandeld in Oldebroek voor de richter en gerichtslieden Henderick
Jansen en Berent Dijck, 30 december 1675.
De oorspronkelijke
tekst luidt:
Compareerden Morre Jansen ende heeft verklaert dat hij uyt
consideratie van de extraordinaire moeielickheyden, diensten ende handtreckingen soo sijn dochter
Lubbichien Morren enige jaeren herwaerts mit hem comparant in sijnen hogen
ouderdom hadde gehat ende
bewesen, ende noch dagelicks
was doende, boven de beloofde kostpenningen
tot een recompens uyt d handt buiten gemeenschap vanden man Jacob Jansen, heeft gegeven ende opgedragen aen d selve sijne dochter Lubbichien Morren ende haere erven d helfte van seecker
mudde landts soo hij mit sijne kinderen noch in gemeinschap is hebbende genaemt Martens acker (doorgehaald: alwaer) in
desen ampte in de Spronck gelegen, alwaer oistwaert t Gasthuis te Hattum, zuitwaert L. vrouwen Gilde westwaert
Peter Jansen ende noirtwaert d Bovenheigrave aengelandet
sijn, soo dat hij transportant van nu af daervan ontrechticht ende sij Lubbichien Morren daer aen
gerechticht sal sijn ende
blijven, mits dat sij Lubbichien wederom renunciere ende afstand doe ten profijte vanden transportant van sodane ander half mudde lants als hij aen
haer om d selve consideratien op den 23 desis voor den richter ende gerichsluiden Beert Beertsz ende Gerrit Jansen hadde gecedeert,
twelck sij Lubbichien Morren (doorgehaald: geassisteert) mit haeren man Jacob Jansen
oock aenstonts ten vollen effecte hebben gedaen, t selve aen haeren vader Morre
Jansen wederom cederende ende
overdragende. Actum Oldebroeck voor d richter ende gerichsluiden Henderick Jansen ende Berent Dijck, den 30 decembris 1675. [11]
In 1684 is Morre Jans al overleden maar
in het kohier van verponding van dat jaar staat nog wel zijn naam vermeld,
mogelijk als verwijzing naar bezit dat de erven nog niet hebben verdeeld. Het
gaat dan om een ½ morgen en 3 schepel land.
bet[aelt] aen mijn vrou den 14 oct[obris] 1684 op dese en andere posten 13
- 0 - 0 waervan 3 - 6 - 0 op een post van 1683 dus hier 9 -14 - 0
…
idem van ½ mergen van Morre Jansen 0 - 16 - 0
idem van 3 schepel 1 - 10 - 0
… [12]
Noten bij Generatie II
1. Transcriptie van
de protocollen van vrijwillige rechtspraak in het Richterambt Oldebroek,
1666-1699, inv.nr. 193, door P. Zunderman 2000, 22-06-1677, fol. 24v.
2. Transcriptie civiele rechtspraak in
het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.
3. www.meertens.knaw.nl/mgw/maat/123.
4. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige
rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 12-01-1670, fol. 15.
5. Transcriptie van en index op
het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53
Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 47v, 48, 55, 138.
6. Transcriptie van de
protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door
P. Zunderman 2000, 08-11-1671,
fol. 21v.
7. D. Otten, Oude namen in
Oldebroek (Oldebroek 1996) 29.
8. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
19-02-1657, fol. 115.
9. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 17-04-1651, fol. 83v, 84.
10. D. Otten, Oude namen in
Oldebroek (Oldebroek 1996) 28.
11. Transcriptie van de protocollen van
vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman
2000, 30-12-1675, fol. 23v.
12. Transcriptie van en index op
het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1684, ORA Inv. nr.
56 Richterambt, door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 18v.
13. Tekst
overgenomen uit/ontleend aan: www.reliwiki.nl
14. Over-Veluwe (en
Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron:
Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom),
schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.
Bijlagen bij Generatie II
Bijlage 1. Het gezin van Franck NN,
vermoedelijk Franck Dircksen.
I
FRANCK NN, geb. vóór ca. 1575, ovl. (?),
tr.
(vermoedelijk
FRANCK DIRCKSEN/FRANCK DERICKS, geb. ca. 1565/1570,
landeigenaar (1592, 1623, 1627), gerichtsman (1623), ovl. na 17-02-1630, vermoedelijk vóór
1648, tr.)
NN NN, geb. vóór ca. 1575, ovl. (?), dochter van …
en …
Franck NN/Franck Dircksen heeft twee
zonen:
Beert Francksen, geb. ca. 1593/1598, volgt IIa.
Jan Francksen, geb. vóór ca. 1595, volgt IIb.
Mogelijk
is een dochter van Franck NN/Franck Dircksen:
NN Francksen, geb. ca. 1590 (?), volgt IIc.
Mogelijk
is ook een zoon van Franck NN/Franck Dircksen:
Dirck Francksen, geb. vóór ca. 1597, volgt IId.
Mogelijk
is een dochter van Franck NN/Franck Dircksen:
Celichien Franken, geb. vóór ca. 1599, volgt IIe.
Door zijn zoons, Beert en Jan Francksen, weten wij van het
bestaan van Franck NN.
Bij een regeling in 1655 worden Beert en Jan Francksen genoemd als ooms
van de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts. Hoewel het er niet staat met
zoveel woorden nemen wij aan dat Beert en Jan Francksen broers of halfbroers
zijn. [1]
Beert Francksen is rond 1619 pachtboer in Oldebroek volgens een verklaring
die hij in 1639 aflegt bij de richter van Oldebroek. Jan Francksen is in 1618
en 1619 één van de sluismeesters van Oldebroek. Beert en Jan Francksen wonen en
werken hun hele leven in Oldebroek, zie IIa en IIb.
Vermoedelijk woonde en werkte Franck NN ook in Oldebroek.
Boerenfamilies zijn sterk verbonden met het land dat zij bewerken. Vaak zorgen
verscheidene generaties voor een boerenbedrijf en helpt men elkaar op nabij
gelegen erven.
Als
verwacht kan worden dat Franck NN in de vroege zeventiende eeuw in Oldebroek
woonde en werkte kan het zijn dat hij voorkomt in archiefstukken uit Oldebroek
uit die tijd. We zijn nagegaan wie hierin met de naam Franck is vermeld.
Omdat
Franck NN vóór ca. 1575 is geboren (één van zijn zoons is in/rond 1593 geboren)
zal hij vóór ca. 1665 zijn overleden. De oudste archiefstukken geven de meeste
kans op een vermelding van Franck NN. Vandaar dat eerst de periode tot 1650 is
onderzocht.
De richter van
Oldebroek maakt vanaf 11-12-1617 aantekeningen van civiele zaken voor het
gericht van Oldebroek. Tussen 1617 en 1650 worden in deze protocollen genoemd:
Franck Dircksen,
meerderjarig in 1617, ovl. na 17-02-1630, vermoedelijk ovl. vóór 1648.
Franck Gaerts, genoemd
in 1648, afkomstig uit Kampen. [2]
Franck Warnertsen, geb. ca. 1602, ovl. vóór 1648. [3]
Vermoedelijk is Franck Dircksen de
vader van Beert en Jan Francksen.
Hiervoor spreekt:
1. Beert en Jan Francksen worden
enkele keren na elkaar genoemd in een protocol van de richter van Oldebroek, in
1655 als ooms van de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts, op grond
waarvan is aan te nemen dat Beert en Jan Francksen broers of halfbroers zijn.
2. Franck Dircksen en Jan Francksen
worden in 1630 genoemd in een protocol van de richter van Oldebroek. Zij
verklaren een pachtschuld over te nemen als hun schuld. Een tussen hen
bestaande nauwe relatie is af te leiden uit het feit dat zij gezamenlijk een
schuld accepteren, de onderlinge verdeling van de schuld is niet vermeld.
3.
Franck Dircksen is voor het laatst in de protocollen van de richter van
Oldebroek vermeld op 17-02-1630 en komt niet voor in het kohier van verponding
uit 1648. Hij is vermoedelijk tussen 17-02-1630 en 1648 overleden. Er zijn geen
latere vermeldingen. Bij een persoon die in ca. 1565/1575 is geboren zijn
vermeldingen op veel latere data niet te verwachten.
4. Franck Dircksen woont in
Oldebroek. Boerenfamilies
zijn sterk verbonden met het land dat zij bewerken. Vaak zorgen
verscheidene generaties voor een boerenbedrijf en helpt men elkaar op nabij
gelegen erven.
5.
Tussen 1617 en 1650 worden in Oldebroek in archiefstukken naast Franck Dircksen
geen andere personen met de voornaam Franck genoemd dan Franck Gaerts en Frank
Warnertsen. Frank Gaerts uit Kampen is nimmer in een relatie tot Beert en Jan
Francksen genoemd. Franck Warnertsen is in ca. 1602 geboren en kan daarom niet
de vader zijn van Beert en Jan Francksen.
Franck
Dircksen komt tussen 1617 en 1630 voor in drie protocollen van de richter van
Oldebroek:
Franck Dirksen komt voor op een
belastinglijst die betrekking heeft op Oldebroek. In de “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno 1592” wordt genoemd:
[Oldebroek]
…
Franck Dericks } xix
g … [4]
In de schatcedul van
Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 worden genoemd:
Oldebroeck
… Franck Dirricks i …
… Jan Francken cum patre i - i …
[5]
In
1617 treedt Franck Dircksen op als borggever van Minich van Campen.
Noch heefft Henrick Aerts[sen] aengesproecken
Minich van Campen besaetet wesende waervur Franck Dirricks[sen] burge, van
seecker coep van raepsaet, verner die condtschappen daervan inden gerichte
vertoent, secht derhalven, [etcetera], non comparuil [6]
In
1623 komt Franck Dircksen voor als gerichtsman van Oldebroek. Hieruit volgt dat
Franck Dircksen in 1623 in Oldebroek geërfd is (land in eigendom heeft).
Oldebroek
13-11-1623: Franck Dirricks[sen] is
gerichtsman. [7]
Op 17-02-1630 verklaren Franck
Dircksen en Jan Francksen de pachtschuld die Gerrit Lambertsen heeft bij Ernst
thoe Bocop over te nemen als hun schuld.
Franck Dircksen end Jan Francksen hebben beloeft den e[delen] Ernst thoe Bocop te willen voldoen sodanige pacht als Gerrit
Lambertsen van t erve, daer hij op woent Martini negen twintich [ver]schienen aen der selver e[dele] schuldich is geworden renuncierende end ontseggende vordere
borchtocht voer Gerrit Lambertsen. Actum Oldeb[roick] voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Gerrit Jansen end
Evert Evertsen, den 17 februa[ry] 1630. [8]
Mogelijk is de voornoemde Gerrit
Lambertsen, die in 1617 is getrouwd met Celichien Franken, een schoonzoon van
Franck Dircksen en een zwager van Jan Francksen.
Gerrit
Lambertsen tr.
Oldebroek 13-04-1617 Celichien Franken.
Franck
Dircksen komt niet voor in het kohier van verponding uit 1648. Hij is
vermoedelijk vóór 1648 overleden. [9]
IIa BEERT FRANCKSEN (BEERT FRANCKSEN DE
JONGE), geb. ca. 1593/1598, gerichtsman (1637-1661, 1667), schepen
(1646-1650), pachtboer (1619, 1627, 1638, 1639, 1640, 1646, 1647, 1648), landeigenaar
(1637-1661, 1666, 1669, 1681, postume vermeldingen 1682, 1684, 1685, 1696),
akkerbouwer (1646, 1647, 1648), veehouder (1638, 1648), ovl. tussen 12-05-1681
en 17-11-1682, tr. Oldebroek 04-09-1614
WENDELTJEN AERTS (WENDELTJE AERTSEN), geb.
vóór ca. 1596, ovl. na 1632, dochter van Aert
Everts en Merritgen (Marritgen)…
Uit dit
huwelijk zijn geboren:
(?)
In de eerste helft van de zeventiende eeuw hebben twee inwoners van
Oldebroek de naam Beert Francksen. In
de stukken van de richter van Oldebroek komen zij voor als
Beert Francksen den olden
Beert Francksen de jonge
Daar waar in de protocollen van de richter van Oldebroek de toevoegingen den olden en de jonge ontbreken, kan veelal uit het verband opgemaakt worden
welke Beert Francksen is bedoeld, den
olden of de jonge. De richter
zelf zal het onderscheid scherp voor ogen hebben gehad.
Beert Francksen den olden overlijdt tussen 23-03-1648
en 09-06-1648. Na 1648 raakt de
toevoeging de jonge in ongebruik
omdat direct duidelijk is wie met Beert
Francksen wordt bedoeld.
In de schatcedul van
Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 worden genoemd:
Pechteren
… Beert Francksen op den Heetcamp i …
… Beert Francken i … [10]
In 1639 is Beert Francksen getuige in een
erfdienstbaarheidkwestie. Hij verklaart dan dat hij omtrent 46 jaren oud is.
Hieruit volgt dat Beert Francksen rond 1593 is geboren.
Beert
Francksen verklaart dat hij twintig jaar geleden pachter was van 8 gresen
hooiland van jonker Witten, gelegen ten noorden en westen van de Gelderse
Gracht. Hij verklaart dat hij met het hooi van die 8 gresen voer door het land
van jonker Buenick en dat hij daarvoor Gerrit Cornelissen, de pachter van
jonker Buenick, jaarlijks compenseerde met 3 schepel boekweit.
Beert Francksen getuigt over een
erfdienstbaarheid, 21-11-1639.
Vraechtstucken den eers[ame] gerichte des ampts Oldebroick overgegeven van Herman
Hendricksen uut den naeme sijner lantheeren jo[ncke]r Bueninck, om daerop bij eede te examinieren Reijer
Gerritssen, Beert Francksen, Peter Gerritsen, gerichtelick [ver]bodet.
Eerstelick haer olderdom.
Beert Francksen olt omtrent 46 jaren
Reijer Gerritsen olt omtrent 57 jaren
Peter Gerritsen olt omtrent 66 jaren.
Ten tweden off niet waer en is end getuigen wel bewust dat
sij wel twintich jaren herwaerts mit het hoy uut jo[ncke]r Witten acht gresen, noirtwaert end westwaert aen die Gelderse
grafte gelegen, gevaren hebben doer jo[ncke]r
Buenicks lants mits dat sij daer jaerlix van (doorgehaald: betaelden) betaelden
aen Gerrit Cornelissen derselver pachter, drie schepel boickweiten.
Beert Francksen tuiget op de 2e art[ikel] dat hij wel twintich jaren
herwaerts mede pachter is gewest van die gemelte jo[ncke]r Witten acht gresen end dat hij mit het hoy vande selve
acht gresen doer joncker Boenicks lant ten tijde sijnes pachtes altijt heeft
gevaren gehadt, maer dat hij ende sijne mede pachters die meijer Gerrit
Cornelissen daervan hebben moeten vergenuegen end betalen drie schepel
boickweiten jaerlix.
Reijer Gerritsen tuiget op den 2e art[ikel] t' selve dat Beert Francksen
heeft getuiget gehadt.
Peter Gerritsen tuiget op den 2 art[ikel] oick t selve dat die twe
bovengemelte getuigen (doorgehaald: hebben), maer secht daer en boven noch hem
wel te huegen veertich jaren herwaerts, oick ten tijde dat hij voer knecht
heeft gedient gehadt bij Cornelis Willemsen zal[liger], die oick pachter is gewest vande voers[chreven] jo[ncke]r Witten camp, end dat die gemelte drie schepel boickweiten
so van Cornelis Willemsen za[lliger] als
daernae van hem getuige selven pachter oick wesende aende pachter van joncker
Boenicks lant altijt jaerlix sijn betaelt gewerden.
Ende hebben getuigen dese haere boven [ver]haelde depositien mit eede
becrachtiget. Actum in den gerichte des ampts Oldebroick den 21 november 1639.
Oircunde (doorgehaald: mijn) deses hebbe ick Arnt Feith, richter des ampts
voers[chreven], hieronder mijn
segel opgedruckt. [10]
In 1668 is
Beert Francksen getuige in een
belastingkwestie. Hij verklaart dan dat hij omtrent
70 jaeren oud is. Hieruit volgt dat Beert Francksen rond 1598 is geboren.
Dit is vijf jaar later dan dat hij in 1639 verklaarde. Gold er een leeftijdgrens voor gerichtsmannen (in
1667 was hij nog gerichtsman)?
Beert Francksen getuigt in een
belastingkwestie, 08-10-1668.
Ick Dibboldt Feith, richter des richterampts vant Oldeb[roeck] doe condt en[de] certificere mits desen dat op huyden voor mij en[de] gerichsluyden Jan Andriessen en[de] Hendrick Sijmonsen, sijn gecompareert en[de] erschenen Beert Francksen, oldt omtrent 70
jaeren, en[de] Gerrit Reijersen, oldt 56 jaeren,
beyde gerichtelick geboden ter instantie van[den] heere colonell Sijmon van Haersolten om der waerheyt getuignisse
te geven, en[de] hebben op
voorgelesene vraechstucken apart gedeponeert ende mit solemnelen eede geconfirmeert als hier volgende achter een
jeder te sien.
Actum Oldebroeck, den 8 octobris 1668, oircunde mijn zegel hieronder opgedruckt.
1. Getuige olderdoom
Gerrit Reijersen oldt 56 jaeren
Beert Francksen oldt 70 jaeren
2. Of getuigen geen geheugenisse en[de] hebben dat in het westwa[ert] in het Oldeb[roeck] (gelegen) erve, hetwelcke Franck Jansen als pachter gebruyckt,
niet is aengebout een seecker stuck seylants over die Heigrave streckende tot
aen het nye lant aengemaeckt daer teindens angelegen alwaer Gert Andriessen op
die naem van die heeren van der reeckinge die novalen tiende an Evert Beertsen
hadde toegestaen en[de] die bij hem
aengehaelt en[de] aengelecht.
Gerrit Reijersen tuycht op den 2 art dat hij weleer bij sijne olderen op ‘t selve
goedt gewoent heeft, en[de] dat destijdts
aldaer een stuckjen landts groot omtrent een schepel over de Heijgrave bij t
schot..................... landt al was aengebout, ende dat bij de Sluyskens tot Harderwijck, die destijdts het recht
van[de]
thiende hadden, nu den heere producent de
thiende daeruyt wierde getrocken.
Beert Francksen tuycht oock noch wel te weten dat ‘t selve stuckjen landts is
aengebout.
3. En[de] of getuige niet
ongeveerlick en[de] omtrent ende weten t’ seggen hoe lange jaren dat het geleden is, dat het
voorsch[reven]
stuck seylants is aengebout.
Gerrit Reijersen tuycht hetselve wel twe of drye en[de] veertich jaren geleden te sijn.
Beert Francksen secht niet pertinentelick te weten hoe lange jaren het soude
geleden sijn.
4. En[de] of getuigen niet ende weten of het seylant voort aenbouwen oock oyt tevoeren is
geschuert geweest ende of daervan geen
olde voren of ander uutwiesens hebben cunnen syen.
Gerrit Reijersen secht niet te weten dat het oyt tevoren is geschuert gewest.
Beert Francksen tuicht dat niet konde gesien worden dat het oyt tevooren gebout
was.
Ende hebben getuygen haere depositien mit solemnelen ede bevesticht. [12]
Oldebroek 04-09-1614: Beert Francksen tr. Wendeltjen Aertsen.
In 1633 zijn Jan Egbertsen, Beert Francksen, Jan Reijertsen en Evert
Aertsen gezamenlijk betrokken bij de nalatenschap van Marritgen Aert Everts. Beert Francksen zal hiermee van doen hebben
gehad vanwege zijn vrouw Wendeltjen Aerts. Hieruit volgt dat Wendeltjen Aerts
een dochter is van Aert Everts en Merritgen NN.
Jan Reijertsen is een zwager van Beert Francksen door zijn huwelijk met
Roeltien Aerts, een zus of een halfzus van Wendeltjen Aerts. Vermoedelijk is
ook Jan Egbertsen een zwager. Het is aannemelijk dat Evert Aerts een zoon is
van Aert Everts en Merritgen NN en een zwager van Beert Francksen.
Dat Beert Francksen een rol bij deze nalatenschap speelt (en niet gesteld
is dat hij dat doet in de rol van voogd van zijn kinderen) wijst erop dat zijn
vrouw Wendeltjen Aerts ten tijde van het overlijden van Merritgen NN,
vermoedelijk kort vóór 03-11-1633, nog in leven is.
Jan Egbertsen,
Beert Francksen, Jan Reijertsen, Evert Aertsen hebben het erffhuys [ver]burcht
van Marritgen Aert Everts en[de] binnen burgen geworden Michiel Jansen en[de]
Jacob Dircksen. Voer gerichtsluden Evert Evertsen en[de] Beert Dibbeltsen.
Actum Oldeb[roeck], den 3 novemb[er] 1633. [13]
Het gezin van Aert Everts
Aert Everts (Arndt Evers, Arndt Everz, Aert Evertssen), geb. vóór ca. 1570, landeigenaar (1592, postume vermelding 1627),
ovl. vóór 07-12-1620,
tr. vóór ca. 1592
Merritgen NN (Marritgen NN), geb. vóór ca. 1570, pachtboerin (1627), ovl. tussen 01-01-1627 en 03-11-1633 en
vermoedelijk kort vóór 03-11-1633, dochter van … en …
Uit dit huwelijk zijn geboren:
… Aerts (een dochter), geb. (?), tr. Jan Egbertsen
Wendeltjen Aerts, geb. vóór ca. 1596, tr. Oldebroek 04-09-1614 Beert
Francksen
Roeltien Aerts, geb. (?), tr. Oldebroek 18-05-1628 Jan Reijertsen
Evert Aerts, geb. (?)
In de “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno
1592” worden genoemd:
[Oldebroek]
… Arndt Everz cum suis vii g …
… Arndt Evers x
g … [14]
Aert Everts, de schoonvader van Beert Francksen, is overleden vóór
07-12-1620. Merritgen NN is op die datum zijn weduwe. Zij verweert zich dan -
met succes - voor het gericht van Oldebroek tegen een vordering van 8 carolus
guldens door meester Reiner Wendelen.
Tusschen m[eeste]r Reiner Wendelen, cleger ter eenre, und Merritgen, weduwe van
za[lliger]
Aert Everts[sen], [verweerde]r ter
andere sijden, tusschen peindonge ende pandtheronge, belangende acht keiser
guldens schults, verner d’ anspraecke, gesien het bewijs bij [verweerde]r ingebracht, erkendt t gerechte dat cleger gedaen heefft een
quaede peindonge, ende [verweerde]r een
guede pandtheringe [15]
In de schatcedul van Over-Veluwe (en
Veluwezoom) van 1627 worden genoemd:
Oldebroeck
… Aert
Evertsen cum suis vij
…
… Aert
Everts Za. v
…
Pechteren
…
Merritgen Aert Everts
i … [16]
Tot zover het gezin van Aert Everts,
de schoonvader van Beert Francksen.
Beert
Francksen (Beert Franckesen, Beert frankesen, Beert Fra…sen) is van
1637 tot 1661 en in 1667 gerichtsman van Oldebroek. Op 09-03-1637
legde hij hiervoor de eed af. In deze hoedanigheid is hij betrokken bij
tientallen civiele zaken voor het gericht. Hieruit volgt dat Beert Francksen in
deze jaren in Oldebroek geërfd is (land in eigendom heeft). [17]
Oldebroek
09-03-1637: Beert
Francksen heeft in den gerichte sijn eedt als gekoren gerichtsman gedaen. [18]
Een
gerichtsman van Oldebroek hoefde niet te kunnen lezen en schrijven. Het is
bijna zeker dat Beert Francksen analfabeet is: in 1648 zet hij in plaats van
zijn naam of handtekening een merkteken in het kohier van verponding.
Actum in ‘t
Oldebroeck desen 18 octobris 1648.
…
Dit is ‘t merck (-) van Beert
Franckesen met eygener handt getrocken.
…[19]
Beert Francksen heeft in Oldebroek niet alleen land in eigendom, hij
pacht ook land, in 1638 o.a. van Jan Baeck. In 1639 woont Beert Francksen op
een erf ten westen van Oldebroek. Dit erf maakt deel uit van een onverdeelde
boedel. Jan Baeck heeft daarin een kwart aandeel, geërfd van zijn moeder, de
weduwe Baeck-Van Wetten.
Het erf waar Beert Francksen op woont, grenst aan land van de erfgenamen
van Reeffens (oost), het Heerenveld (zuid), land van de weduwe van Hendrick
thoe Waters (west) en de Eekterbeek (noord). In 1640 verkoopt Jan Baeck voor
duizend gulden zijn kwart aandeel in het erf waar Beert Francksen op woont aan
zijn zus Roeltien Baecks. [20]
In 1641 is sprake van een kwestie voor het
gericht tussen Hendrick Aertsen en Beert Francksen over schade die drie jaar
eerder door vee van Beert Francksen zou zijn aangericht. De richter wijst de
eis van Hendrick Aertsen af.
Tusschen Hend[rick]
Aertsen, aenlegger, end Beert Francksen, verweerder, nopende den eisch van geledene schaede van beesten
gedaen, [ver]claert het
gerichte dat also t'selve wel drie jaren [ver]leden is end datter ghien behoirlicke vrede is gewest om te
mogen schutten, dat hij derhelven in sijnen eisch niet is gefundiert. [21]
Oldebroek 1646-1650: Beert Francksen is tussen 1646 en 1650 jaarlijks in februari voor
een jaar gekozen tot schepen van Oldebroek. [22]
Beert Francksen pacht in 1647 land van Gerrit Simensen c.s. Om te
voorkomen dat burgemeester Ommeren een stuk land, kennelijk in de directe
omgeving, zou (laten) afgraven worden juridische kosten gemaakt die in 1647
door de belanghebbenden, ook Beert
Franckesen, gezamenlijk worden opgebracht.
Gerrit
Simensen cum suis 13 - 0 – 0 hiervan Beert Franckesen ende Jacob Stuirman dree
guldens. [18]
Beert Francksen die jonge koopt op 23-03-1648 op een
veiling van Beert Francksen den olden
en Alijdt Reijnerts voor 3 gulden een rode bolle kalf en voor 2 stuivers een gavel. [23]
Beert Francksen en Jan Francksen staan op 09-06-1648 borg
voor Beert Wijchmansen op een veiling
van goederen van de weduwe en erfgenamen van wijlen Beert Francksen den ouden. [24]
Beert
Francksen pacht in 1648 en misschien ook eerder van de weduwe Hegemans een
huis, hof en boomgaard van 1 schepel, vervolgens 10 mudde akkerland, 20 morgen
akkerland waarop haver wordt verbouwd, land om plaggen af te steken en
houtgewas.
Daarnaast
is Beert Francksen eigenaar van 8 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd,
bij Vierhuizen gelegen, die hij verpacht. Beert Francksen is ook eigenaar van
2½ morgen hooiland in de Broeklanden, een morgen hooiland bij Puttenstein en
nog 3 schepel akkerland die hij verpacht.
Beert
Francksen pacht in 1646 en 1647 de Westertienden die in 1647 zijn overstroomd
waarna hij de belasting niet in natura maar in geld heeft te voldoen.
De weduwe Hegemans cum suis, eygeners,
en Beert Franckesen de jonge, pachter van huys, hoff, boomgaert van 1 schepel,
10 mudde geseeys,tientbaer aen Haersolte,16 mergen haever en plaggelandt, het
geseey voor de 3 gerve, e huys, hoff en ‘t ander landt voor de schattinge op ‘t
lant staende zijnde 25 gulden 12 stuivers ende tot tins 8½ gulden, 2 vetten
haemels.
140 - 2 - 0
belast daer en boven met 5 schepel aen
de wesen tot Elburch bij den eygeners te draegen.
hegholt Hier holtgewasch bij van wat
hegholts.
…
Beert Franckesen de jonge, eygener en
selff gebruicker van 8 mergen haeverlandt, tegen de Vierhuijsen gelegen, ad 3
g[u]l[de]n de mergen, verpacht aen Claes Henricx.
28 - 0 - 0
belast met 6 schepell haever aen de
predicant en 24 st[uiver]s
thins.
Beert Franckesen cum suis 2½ mergen
hoeylandts in ‘t Broeck ad 4 daelers de mergen.
17 - 5 - 0
belast met 10 st[uiver]s thins.
Idem een mergen hoeylandts bij
Puttensteyn ad 4 daelers.
6 - 15 - 0
belast met 3½ stuivers thins.
Beert Franckesen de jonge cum suis,
eygeners, end Wine Beerts, pachter van 3 schepel seeylandts voor 2 mudde rogge
en 1 mudde boeckweyt tientb[aer] aen
Haersolte
15 - 10 - 0
…
Deselve Aeltje van Eck, eygenerssche,
en Bernt Franckes, pachter van 4 mergen haeverlandts voor 5 gulden de mergen
20 - 0 - 0
schattinge nae meyers recht
…
De Wester tienden int’ Oldebroeck
voors[eid] sijn anno 1646
verpacht aen Berent Franckesen cum suis voor 100 mudde rogge, 50 mudde haevers
en 8 hamels, off 4 g[u]l[de]n voor elcke haemel.
Anno 1647 aen Beert Franckesen voor
110 mudde rogge ende 110 mudde boeckweyt.
Hooch gelopen; belast met 45 schatg[u]l[de]n maeckende 184 caro[li]
g[u]l[de]n en 10 st[uivers] [26]
Oldebroek
1650: Beert Francksen is lid van de
Gereformeerde Kerk van Oldebroek.
Beert Francksen en Arnt Gerritsen Stange staan op
21-03-1650 borg voor het erfhuis van Bijgjen
Hendricks. [27]
In mei
1651 heeft Beert Francksen 100
carolus guldens geleend aan Hendrick
Hendricksen, man van Cornelisgen
Hendricks. In mei 1652 heeft Beert
Francksen een vordering van 106 carolus guldens, inclusief een rente van 6
carolus guldens. [28]
In 1653 is sprake van een kwestie voor het
gericht tussen Beert Francksen en Hendrick Maessen die zich borg heeft gesteld
voor een paardenkoper, genaamd Roloff Pragge.
Die saecke van beert Francksen tegens Hendrick Maessen als burge voor
Roloff Pragge, peerdecoeper, wort gereserveert tot den naesten. Actum ut supra [29].
In 1666 is Beert Francksen eigenaar van een
stuk land in het Eektermerk, gelegen aan de oostzijde van 7 morgen weiland die
grenst aan land van Beert Francksen en land van burgemeester Bigge (oost), land
van de pastorie (zuid), het Kerkenpad (west) en de Eekterbeek (noord). [30]
Mogelijk gaat het hier om de 2,5 morgen hoeylandts in ’t Broeck die Beert
Francksen al in 1648 in eigendom had.
De situatie van 1666 is in 1669 nog dezelfde,
zij het dat in 1669 op de 7 morgen weiland ten westen van het land van Beert
Francksen een hof staat en dat dit weiland aan de zuidzijde en aan de westzijde
grenst aan land van de pastorie.
Dit
weiland blijkt in 1681 nog steeds aan de oostzijde te grenzen aan land van
Beert Francksen. Aan de noordzijde grenst het aan het Eekter voetpad
(doorgehaald is: beek).
Het Eekter voetpad voert van Eekt door de Broeklanden naar
Oldebroek. Topografische Militaire Kaart (Nettekening) 1830-1850.
Het Kerkpad door de Broeklanden, van Eekt naar Oldebroek,
25-12-2013.
Oldebroek
30-10-1669: Een lening wordt verstrekt met als onderpand o.a. … haer huys, schuyre, hof ende hofstede mit den verderen
aenkleven van dien, oist ende noirt
Beert Francksz, zuyt d Gemene straete ende west
Johan Camphuijs gelegen, …[31]
Oldebroek
12-05-1681: Een lening wordt verstrekt met als onderpand … twe mudden boulants in desen ampte
boven het derp binnen de Heijgrave gelegen, oistwaert Gerrichien Gerrits (doorgehaald: westw) ende Beert Reijersz, zuytwaert de Bovenheijgrave, westwaert ende noortwaert Beert
Francksz cum suis
aengelandet sijnde …[32]
Op 12-05-1681 wordt Beert Francksen voor het laatst in de protocollen
van de richter van Oldebroek als landeigenaar genoemd. Op 17-11-1682 wordt
gesproken over d
erfgenamen van Beert Francksen. Hieruit volgt dat Beert Francksen
overlijdt tussen 12-05-1681 en 17-11-1682.
Oldebroek 17-11-1682: Een overdracht van land betreft … ongeveer vier morgen weylants, in
desen ampte benoorden het dorp met een eigen uitvaert tot aen de Strate
gelegen, oostwaert borgemeester Ingen van Campen, zuitwaert Hermen Gerritsz, Smit westwaert d erfgenamen van Beert Francksen,
noortwaert d erfgenamen van borgemeester Bigge aengelandet …[33]
Het
hiervoor genoemde land van de erfgenamen van Beert Francksen betreft
vermoedelijk, gelet op de verwijzingen naar de
Strate (de Broekdijk) en borgemeester
Bigge, ook de al in 1648
genoemde 2½ morgen hoeylandts
in ’t Broeck.
De nalatenschap van Beert Francksen is vele jaren, tot tenminste 1696,
onverdeeld gebleven.
Oldebroek 25-09-1684: Een overdracht van land betreft … een acker zaylant, ongeveer een mudde
lants in den ampte Oldebroeck gelegen suitwaert d Heigrave, west d erfgenamen van Beert Francksz, noortwaert Beert Reiersz,
oostwaert Gerrichjen Gerrits …[34]
In het
kohier van verponding van 1685 in het ambt Oldebroek staat:
Beert Francksen erfg[enaeme]n d’ helft
van Merrichjen Aert Evertsen 3 - 10 – 0. [35]
In het
kohier van verponding van 1696 in het ambt Oldebroek staat:
Beert Francxs erffgenaemen van 5
posten 8 - 16 - 0. [36]
IIb JAN
FRANCKSEN, geb. vóór ca. 1595, sluismeester (1618, 1619), pachtboer (1627,1648), hemelraad (1646),
landeigenaar (1648, 1649, 1654, 1656, 1659, 1667, 1669, 1670, 1685), akkerbouwer (1648), veehouder (1641, 1648), gildemeister (1651),
gerichtsman (1654, 1656), kerkmeester (1656), ovl. tussen 01-01-1684 en
04-07-1685, tr. Oldebroek 05-08-1619
AELTIEN HELMICHS (AELTGEN HELMICHS), geb. vóór ca. 1601, ovl. vóór 07-01-1637, dochter van Helmich … en …
Uit dit huwelijk zijn geboren:
… Jans (een dochter), geb. tussen 1619 en 1637.
… Jans (een dochter), geb. tussen 1619 en 1637.
… Jans (een dochter), geb. tussen 1619 en 1637.
… Jans (een zoon), geb. tussen 1619 en 1637.
… Jans (een zoon), geb. tussen 1619 en 1637.
… Jans (een zoon), geb. tussen 1619 en 1637.
Jan Francksen is in 1618 en 1619 één
van de sluismeesters van Oldebroek.
Anno 18 en 19 Jan Francksen end Wijchman Cornelissen,
sluisem[eeste]r[s], hebben haere gedane onkosten ingebrocht, die van Wijchman
Cornelissen bedragen negen en dartich gulden ses stuv[ers], waermede ingerekent
seventien guld[en], die hij aen Beert Dibbeltsen betaelt hadde 39 - 6- 0 Ende
die van Jan Francksen bij taxatie twe guld[en] sestien stuv[ers] 2 - 16 – 0. [37]
Oldebroek 05-08-1619: Jan Francken
tr. Aeltien Helmichs.
In 1620 legt Jan Francksen namens zijn vrouw Aeltien Helmichs en
derden voor 58 gulden, vanwege de hoofdsom en kosten, beslag op goederen van
Timan Everts die schapen zou hebben gekocht en deze niet (volledig) zou hebben
betaald. Vermoedelijk is de vordering vanuit een nalatenschap aan Aeltien
Helmichs toegevallen.
Jan
Francken als man en[de] momber seinre
huisf[rouw]en Aeltgen Helmichs soe vur hem sulven mede vanwegen sijn
consorten, offte mede-geerffden heefft een pandt doen opboeden, affgepeint
wesende Timan Everts[sen] vur die so[m]me van 58 g[u]l[den] ter gueder rekening[e] heerco[m]mende van gecoffte
schaepen mede vur den schade met recht.
W.l. heefft gegicht Timan Everts voorn[oemt] voirts daernae die wete gedaen te hebben.
[38]
In de schatcedul van Over-Veluwe (en
Veluwezoom) van 1627 wordt genoemd:
Pechteren
… Jan
Francken cum patre i
… [39]
In 1627 woont Jan Francksen in Oldebroek op een erf dat hij van
Hendrick thoe Water c.s. pacht.
Egbert
Aertsen, dienaer des ampts Oldebroick, [ver]claert dat hij den 15 augusti des jaers 1627 vanwegen
burgemeister Gerrit Aeltsen, als curatoer van den [ver]laten buedel van Wolter Aertsen zal[liger] heeft beslach gedaen aen sodanige renteverloep end heeft ............ als Trijne Gerrits weduwe Rouse
heeft uut het erve daer Jan Francksen op woent, tegenwoirdich Hendrick thoe Water
cum suis thoe behoerende.
…
Dat hij oick den 17 augusti 1627 ten versuecke van Willem
Lubbertsen als volmechtiger van Jacobus Wijfverdinck, heeft gependet aen het
gerede op het erve daer Jan Francksen op woent, Hendrick thoe Water cum suis
thoebehorende.
… [40]
In 1630 verklaren Franck Dircksen en
Jan Francksen de pachtschuld die Gerrit Lambertsen heeft bij Ernst thoe Bocop
over te nemen als hun schuld.
Oldebroek 17-02-1630: Franck Dircksen end Jan Francksen hebben beloeft den e[delen] Ernst thoe Bocop te willen voldoen sodanige pacht als Gerrit
Lambertsen van t erve, daer hij op woent Martini negen twintich [ver]schienen aen der selver e[dele] schuldich is geworden renuncierende end ontseggende vordere
borchtocht voer Gerrit Lambertsen. Actum Oldeb[roick] voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Gerrit Jansen end
Evert Evertsen, den 17 februa[ry] 1630. [41]
Mogelijk is de voornoemde Gerrit
Lambertsen, die in 1617 is getrouwd met Celichien Franken, een schoonzoon van
Franck Dircksen en een zwager van Jan Francksen.
Gerrit
Lambertsen tr.
Oldebroek 13-04-1617 Celichien Franken.
In 1631 wordt Jan Francksen gedagvaard door
Jan Willemsen omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan een
oproep als getuige een verklaring af te leggen voor de richter van Oldebroek. Jan
Willemsen stelt hierdoor schade te lijden. Om welke zaak het gaat is niet
duidelijk: Jan Willlemsen is nogal eens in een procedure voor het gericht
verwikkeld. De richter oordeelt dat Jan Francksen alsnog voor het gericht moet
getuigen en hij verplicht hem de gemaakte kosten en ontstane schade te
vergoeden.
Jan Willemsen spreeckt aen Jan Francksen ter cause dat hij
gebodet sijnde om contschap der waerheyt te geven bij poene van hondert gulden
is ? centrimacieuselicken uytgebleven, ? concludierende tot adjudicatie van die
poene.
Tusschen Jan Willemsen, aenlegger, end Jan Francksen, [ver]weerder, belangende den eisch van hondert guldens die aenlegger
te schade rekent, dat den [ver]weerder gebodet en[de] aengeeischet, niet is gecompareert, daertegens gehoirt t’gene [ver]weerder tot absolutie van den eisch heeft bijgebracht, [ver]claert het gerichte dat [ver]weerder alsnoch op [ver]soick van parties sal getuichnisse geven, ende betalen sodanige
kosten en[de] schade als aenlegger
dien aengaende heeft gedaen ende geleden tot kennisse des gerichtes. [42]
Jan Francksen en Aeltien Helmichs krijgen
tenminste zes kinderen. Vermoedelijk in 1636 overlijdt Aeltien Helmichs. Jan
Francksen verklaart op 07-01-1637, op de dag van zijn tweede huwelijk, als
moeders erfdeel per kind 55 gulden te reserveren met het vruchtgebruik (de
rente) voor hem zelf totdat elk kind 15 jaar zal zijn. Zijn drie dochters
krijgen elk een nieuw bed met toebehoren en de jongens elk twee ooien die drie
jaar in de kost mogen blijven.
Oldebroek 07-01-1637: Jan Francksen heeft in
presentie van Wijchman Cornelissen, stadtholder des richter Arnt Feith, end
gerichtsluden Reijer Willemsen en[de] Beert Wijchmansen ten overstaen der
kynderen mombaren Beert Dibbeltsen ende Cornelis Wijchmansen sijn ses kynderen
bij Aeltien Helmichs erworven, voer haer moders zal[liger] versterff bewesen,
namelick dat ider kynt sal hebben vijff en vijftich guld[ens] welcke penningen
die vader sonder interesse te geven sal beholden totdat een ider vijftien jaren sal olt sijn. Vorders
sullen die drie dochterties elck een nieu bedde hebben mit sijn thoebehoir ende
die knechties elck twe oyschapen ende die in voeringe onderholden drie jaren
lanck. Actum Oldebr[oick], den 7e january 1637. [43]
Jan Francksen hertr. Oldebroek 07-01-1637
STIJNE HENRICKS, geb. vóór ca. 1619, ovl. na 14-01-1659,
dochter van Henrick … en …
Oldebroek 07-01-1637: Jan Francksen
tr. Stijne Henricks.
In
1637 is Jan Francksen voor een kwart eigenaar van een klein erf, verpacht aan
Beert Petersen en gelegen ten westen van Oldebroek. Jacob Stuirman, Egbert
Lutteken en Timan Aeltsen hebben de overige driekwart van dit erf in eigendom.
Jacob
Stuirman heeft sijn drie kynderen Hendrick, Gerritgen ende Alijdt bij Hendrickgen
Egberts erworven, voer haer moeders za[lliger
ver]sterff bewesen als volget. Eerstelick heeft die vader sijn voers[chreven] kynderen die helfte van die
vaste goederen thoegestaen, namentlick in sijn vierde deel vant erffien, daer
Beert Petersen pachter aff is, westwaert int Oldebroick gelegen, waervan Egbert
Lutteken, Timan Aeltsen end Jan Francksen die andere deelen thoebehoeren. …
Aldus geaccordiert tusschen Jacob Stuirman ende die mombers Hendrick Willemsen
end Beert Egbertsen in tegenwoirdicheit van Wijchman Cornelissen, des richters
stadtholder, end gerichtsluden Reijer Willemsen en[de] Hend[ric]k
Aeltsen, den 27e january 1637.
In 1637 treden Jan Francksen en
Jan Andriessen voor het gericht van Oldebroek op als voogden van zes kinderen
van Trijne Hendricks en wijlen Hendrick Hartgersen. [44]
In 1639 treden Jan Francksen en
Jan Beertsen den jongen voor het gericht van Oldebroek op als voogden van
Hendrick Wijchmansen, zoon van Stijne Willems en wijlen Wijchman Hendricksens,
kleinzoon van Janne Goerts, vrouw van Jan Dircksen. [45]
In 1639 staat Jan Francksen
borg voor doctor Hendrick Crachtsen die als gemachtigde van diverse crediteuren
een procedure tegen jonker Oliphier van Middachten aanhangig maakte. [46]
In 1639 staan Jan Francksen en
Michiel Jansen borg wegens het erfhuis van Gerritgen Brouwer. [47]
Jan
Francksen laat in 1641 Cornelis Jansen dagvaarden om een schade van 60 daalders
vergoed te krijgen die zou zijn ontstaan omdat Cornelis Jansen paarden van Jan
Francksen uit zijn land aan de Broekdijk zou hebben verjaagd waarna een paard
is verongelukt.
Cornelis
Jansen wijst de verantwoordelijkheid hiervoor af. Jan Francksen stelt dat de
schade niet zou zijn ontstaan als Cornelis Jansen conform het landrecht de
paarden binnen een omheining zou hebben gebracht. De richter van Oldebroek
verwijst de kwestie naar een volgende zitting voor het geval Jan Francksen en
Cornelis Jansen er niet in zouden slagen de schade onderling te regelen.
Jan Francksen
spreeckt aen Cornelis Jansen end secht dat hij (doorgehaald: sijn) aenleggers
peerden heeft wechgejaecht end over sulcx een derselver is [ver]ongeluckt, concludiert tot een
somme van sestich daeld[ers],
waerop hij t selve is waerdierende. Cornelis Jansen secht niet anders gedaen te
hebben als aenleggers peerden te jaegen uut sijn lant op den Broickdijck,
(doorgehaald: als) dat hij dieselve daermede ghien hinder heeft aengedaen, end
datter daernae eene is [ver]ongeluckt,
is geschiet buiten sijnen thoedoen end op een ander plaetse. Den aenlegger
secht dat hij die hadde behoiren te schutten nae landtrechte.
Tusschen Jan
Francksen, aenlegger, ende Cornelis Jansen, [ver]weerder, differiert het gerichte die indicatuir tot ten
naesten thoe indien partien haer selven middeler tijt niet koemen te [ver]gelijcken. [48]
Oldebroek 1641: Jan Francken is lid van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek.
Oldebroek ca. 05-02-1646: Jan Francksen is voor het jaar 1646
gekozen tot hemelraad. [49]
In 1647 treedt Jan Francksen op als voogd van de kinderen van Hendrik
Aeltsen. [50]
Oldebroek 23-03-1648: Jan Francksen en Hendrick Gerritsen staan borg voor Jan Dircksen op een veiling van goederen van Beert Francksen den olden en Alijdt
Reijnerts. [51]
Oldebroek 09-06-1648: Jan Francksen en Beert Francksen staan borg voor Beert
Wijchmansen op een veiling van goederen van de weduwe en erfgenamen van wijlen
Beert Francksen den ouden. [52]
Oldebroek 09-06-1648: Jan Franckesen en Arnt Gerritsen, koster, staan borg voor Henrick Gerritsen op een veiling van goederen van de weduwe en
erfgenamen van wijlen Beert Francksen den
ouden. [53]
In 1648 en misschien ook eerder pacht Jan Francksen in Oldebroek een
huis, hof en boomgaard van ¼ morgen, 12½ mudde akkerland, 18 morgen woeste
grond, 2 morgen heideveld om plaggen af te steken en houtgewas. Jan Francksen
pacht het voornoemde van Christoffel to Boecop.
Jan Francksen is eigenaar van een huis, hof en boomgaard van
1 schepel, 7½ mudde akkerland waarop rogge wordt verbouwd en 11 morgen
akkerland waarop haver wordt verbouwd en heideveld om plaggen af te steken. Jan
Francksen verpacht het voornoemde aan Beert Aeltsen.
Daarnaast is Jan Francksen eigenaar van 15½ morgen akkerland
waarop haver wordt verbouwd en 7 schepel akkerland waarop rogge wordt verbouwd.
Ook pacht hij 6½ morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd.
Christoffel to Boecop, eygener,
en Jan Franckesen, pachter van huys, hoff, boomgaert van ¼ mergen, omtrent 12½
mudde seeylandts tientvrij en ongeveer 18 mergen legelandt en 2 mergen
plaggevelt tientvrij voor 140 g[u]l[de]n de tiende daerin begrepen, en 1
vetten haemell, vrijgelt van tins 14 st[uiver]s
schattinge zijnde 41 g[u]l[de]n.
184 - 14 - 0
Oock
sluysegelt
hegholt Hier
holtgewasch bij van redelick heggeholt.
Idem Jan
Franckesen, eygener en selff gebruicker van 12 mergen haeverlandts, ad 3 g[u]l[de]n de mergen.
42 - 0 - 0
belast met
omtrent 4 g[u]l[de]n 15 st[uiver]s thins.
Noch van 3½
mergen int Oosterbroeck ad 4½ d[a]l[e]r de mergen.
17 - 10 - 0
belast met 15
st[uiver]s thins.
Noch van 7
schepel roggelandts tientb[aer] aen
Haersolte van de 3de gerve.
17 - 10 - 0
…
Jan
Franckesen, eygener, en Beert Aeltsen, pachter van huys, hoff, boomgaert van 1
s[chepel], 7½ mudde roggelandts, tientb[aer] aen Haersolte, en 11 mergen
haeverlandts en plaggevelt, het seeylandt voor de 3 gerve.
Voor huys,
hoff en haeverlandt de schattinge sijnde 17 g[u]l[de]n 8½ st[uiver]s ende tot
tins 7 g[u]l[de]n 11¼ st[uiver]s ende 2 vette haemels.
105 - 19 - 8
17 - 8 - 10
123 - 8 - 6
wat heggeholt
…
Borgem[eeste]r Winandt van Ommeren, eygener
…
…
Idem borgem[eeste]r Ommeren, eygener, en Jan
Franckesen, pachter van 6½ mergen haeverlants voor 22½ g[u]l[de]n
22 - 10 - 0
thins en
schattinge als boven [54]
In 1649 kopen Jan Francksen en zijn vrouw Stijne Hendricks van
burgemeester Roloff Hegeman en zijn vrouw Geisjen Greve 6 morgen akkerland
waarop haver wordt verbouwd, gelegen in Oldebroek op het Eekt. [55]
In 1650 benoemt de richter van Oldebroek
Jan Francksen en Jan Beertsen tot voogden van Jan en Bette, kinderen van Griete
Jans en Michiel Jansen. [56]
Jan Francksen komt in 1650 voor het
gericht van Oldebroek op voor de belangen van Beertjen Beerts die een geschil
heeft met Aelt Petersen. [57]
Oldebroek 01-05-1651: Jan Francksen is gildemeister van Lieven Vrouwen gilde alhier. [58]
Oldebroek
07-08-1652: Jan Francksens vrouwe koopt
van de voogden van de kinderen van Roloff
Albertsens voor 2 gulden en 10 stuiver
een rassen schorte. [59]
Oldebroek
23-11-1654: Jan Francksen is
gerichtsman. [60]
Oldebroek
17-01-1656: Jan Francksen is
kerkmeester. [61]
Oldebroek
01-02-1656: Jan Francksen is
gerichtsman. [62]
Oldebroek 14-01-1659: Jacob
Hendricksen Stuirman verpandt aan Jan
Francksen en Steine Hendericks
anderhalf schepel roggeland. [63]
Oldebroek 26-03-1659: Jan
Francksen en Claes Hendricksen
worden benoemd tot voogden van de drie kinderen van Willem Reijertsen Weedeman en Lubbertjen
Jans. [64]
Oldebroek 05-05-1659: Gerrit
Beertsen wordt ervan beschuldigd in het huis van Jan Francksen o.a. gezegd hebben dat Gerrit Cornelissen een dief is. [65]
In 1667 heeft Jan Francksen land in Oldebroek in de Spronker
Enk.
Oldebroek 27-06-1667: Een overdracht
van land betreft … het rechte dardendeel in drie schepel landts in den
richterampte Oldebroeck in den Sproncker Enck gelegen, vrij van enich uytganck
van renten of enige beswaernissen dan sijn gewoonlicken onraedt ende des heeren gerechticheyt
onverkorttet, oistwaert Hartger
Hendricksz, zuytwaert kooperen
cum suis, westwaert Jan Francks, noirtwaert die edele heer richter Dibboldt Feith
cum suis, … [66]
In 1667 heeft Jan Francksen land in Oldebroek nabij de
Broekdijk.
Oldebroek 22-05-1669: Een overdracht
van land betreft … twe mergen haverlandts int ldebroeck gelegen, oistwaert naest Jan Francksz,
westwaert Jan Hendricksz, zuytwaert de Broecker Dijck, noirtwaert Jan Driessen … [67]
In 1670 leveren Asse Gerrits en zijn
vrouw Geertjen Jacobs 3½ mudde akkerland aan de kopers daarvan. Het akkerland
grenst aan de zuidzijde aan het land van Jan Francksz en is ten gunste van hem
met een hypotheek van 400 carolus guldens bezwaard.
Ick Dibboldt Feith richter des richterampts Oldebroeck doe condt ende certificere in ende mits desen openen bezegelden
brieve, hoe dat voor mij, richter, ende gerichsluyden Franck Dircksz ende Berent Dijck sijn
gecompareert ende erschenen
Asse Gerrits ende Geertjen
Jacobs, echteluyden, ende hebben uyt kracht van koop
van welckers laesten penningen mitten
eersten sijluyden bekenden
(doorgehaald: ...) voldaen, betaelt ende vergeneuget
te sijn gecedeert, getransporteert ende overgedragen
(doorgehaald: aen) (doorgehaald: Hendri) voor haer endehaeren erven aen Hendrick Reijersz ende Grietjen Cornelis, echteluyden, omtrent dardehalf mudde boulandts in (doorgehaald: t
Oldeb.) desen richterampte, in de Spronck gelegen, alwaer oistwaert Beert Rijcksz, zuytwaert Jan Francksz, westwaert d weduwe en erfgenamen van jonker Arent t Boeckop en noirtwaert d Bovenheijgrave aengelandet sijn, beswaert mit
duysent karoli guldens capitaels, waer van (doorgehaald: de) ses hondert karoli guldens staen
tot profijte van Hendrick Sijmonsz ende vier
hondert karoli guldens van Jan Francksz, anders voor vrij en onbekommert
goedt, dan den heer sijne gerechticheyt onverkort, verbindende transportanten
voor alle wijdere opspraeck hare personen ende goederen om daer op en aen allen hinder en schade te
kunnen en mogen verhalen. Actum Oldebroeck, den
26 augusti 1670. [68]
Oldebroek 1682: Jan
Francksen komt niet voor in het kohier van verponding 1682. [69]
In 1684 wordt Jan Francksen als
landeigenaar genoemd in het kohier van verponding van Oldebroek. [70]
Jan Franckesen cu[m]
suis
bet op 1685 p[achter] Willem Jacobsen 22 - 13 - 12
10 - 0 - 0 den bet[aelt] 20 - 0 - 0 door d’broer den 27
aug[usti] 1684
10 aug 1685
B[orgemeeste]r Erckelens
en Jan Francksen
p[achter] Jan Gerb[ertsen] 2 - 11 - 0
In een protocol van de richter van Oldebroek van 04-07-1685 wordt
gesproken over land van de erftgenamen van Jan Francxs. Hieruit volgt dat Jan Francksen
overlijdt tussen 01-01-1684 en 04-07-1685.
Oldebroek 04-07-1685: Een overdracht
van land betreft … vijff mergens
int Eeckter Merck oost capitein Marrevelt,
zuydt de Broeckdijck west de erftgenamen van
Jan Francxs en de weduwe en
erftgenamen van Hendrick Gerts Rommelpot en noort d
heer righter Feith cum suis
angelandet … [71]
Mogelijk is een dochter van Franck NN/ Franck
Dircksen:
IIc (?) misschien NN FRANCKSEN (?), geb. ca. 1590 (?), ovl. (?), tr.
MORRE JANS (MORRE JANSZ) (van I), geb. ca. 1590 (?), landeigenaar (1627, 1648, 1651, 1670, 1671, 1675,
postume vermeldingen 1677, 1684), pachter (1627, 1648), landbouwer (1627, 1648, 1671,
postume vermelding 1677), veehouder (1648, 1651, postume vermelding 1677), ovl.
tussen 30-12-1675 en 22-06-1677, zoon van Jan en …
Voor informatie over Morre Jans zie PrinsOldebroekKampen, Generatie II.
Mogelijk
is een zoon van Franck NN/Franck Dircksen:
IId (?) DIRCK
FRANCKSEN (DIRRICK FRANCKEN), geb. vóór ca. 1597, ovl. na 1647, tr.
MERRIE TIMONS,
geb. ?, ovl. vóór 11-05-1620, dochter
van Timon en …
Uit dit huwelijk is geboren:
… Dircksen (een
zoon), geb. vóór 11-05-1620.
Oldebroek
07-11-1612: Dirk Francken tr. Lutger Peters
Oldebroek
15-01-1615: Dirk Francksen tr. Tryne Eymberts
In 1620 worden Jan Dirricxen en Aert Francken benoemd tot
borgen van de voogdij van de zoon van Dirck Francksen en wijlen Merrie Timons.
Oldebroek 11-05-1620:
Lubbert Jacobs[sen]
Staell heefft verburcht die momberschap van Dirrick Francken kyndt bij
za[lliger] Merrie Timons sijne
gewesene huisfr[ouwe] erworven,
waervur burgen geworden sint Jan Dirricxen und Aert Francken, des beloefft hij
sijn voors[eide] burgen te
vrijen, costeloes, en[de] schadeloes
te halden. Volgens heefft hij
als momber voorn[oemt] verburcht het erff
und sterffhuis vanwegen t’ voorn[oemde] kyndt waervur die vurseide burgen oock burgen geworden sint.
Widers alsoe Dirrick Francken voorn[oemt] hem wederom sall verandersaten met Merrie Gerrit Simonsdochter,
heefft hij sijn voors[eide] kyndt, wesende een
soentgen, al beweesen vur sijn versterff alle sijnes za[lliger] moeders nagelatene erffguederen, welcke nochtans hij Dirrick
genieten, ende gebruicken sall, totdat ‘t vurseide kyndt mundich sall sijn,
waerentegens hij t sulve oeck soe lange in cost ende clederen und anders
onderhalden sall. Sall noch daerenbaven alsdan t’ gemelte kyndt verrichten und
betalen, oeck vur sijne moeders versterff twee hondert gulden tot twintich
stuvers t stuck, und sijns moeders kiste sonder meer. Actum vur Arendt Feith,
richter, bij ger[ichtz]l[uiden] Henrick Hartgersen und Beert Beertssen, op ten 11den may 1620. [72]
Dirck Francksen hertr. Oldebroek 13-05-1620
MERRICHJEN GERRITS
(MERRIE GERRIT SIMONSDOCHTER), geb. vóór ca. 1602, ovl. ?, dochter van Gerrit Simons en …
In de schatcedul van Over-Veluwe (en
Veluwezoom) van 1627 wordt genoemd:
Pechteren
…
Dirric Francken
i - ij … [73]
In 1632 zou Dirrickgen Aelts thuis bij Dirck Francksen tegen
Jan Jacobsen gezegd hebben dat zijn broer een dief is. De kwestie komt voor de
richter van Oldebroek die enkele getuigen hoort. Bij het schelden is drank in
het spel. De richter legt een boete op van 10 gulden. [74]
In 1635 is Dirck Francksen huwelijksvriend van Beert
Toenissen die hertrouwt met Alijdt Peters Teusen, weduwe van Hendrick Evertsen.
[75]
Dirck Francksen en Albert Thijssen treden in 1635 op als
voogden van zes kinderen van Beert Thoenissen en wijlen Hendrickien Gerrits.
[76]
In 1637 zijn Gerrit Simensen,
Beert Evertsen en Dirck Francksen borgen van het erfhuis van wijlen Evert
Gerritsen. [77]
Uit het
kohier van verponding uit 1648 blijkt dat Dirck Francksen in Oldebroek nogal
wat land in eigendom heeft, pacht en verpacht:
Christoffel to Boecop, eygener, en Dirck Franckesen,
pachter van huys, hoff, boomgaert van 1 mergen, 9 mudde seeylandts tientb[aer]
aen aen Haersolte en omtrent 10 mergen leechlandts en plaggevelt, het seeylandt voor 18 mudde rogge
en 6 mudde boeckweyt.
Huys, hoff met het legelandt en plaggevelt voor de
schattinge zijnde 24 g[u]l[de]n 4 st[uiver]s thins, 4 g[u]l[de]n 10 st[uiver]s
sluysegelt en[de] opt’ goet staende belast, dat de pachter betaelt, met 5
g[u]l[de]n 2½ st[uiver]s aen den armen en de corsterije holtgewasch hier
weinich holtgewasch van wat heggeholts
159 - 14 - 6
Idem Dirck Franckesen cum suis, eygeners en gebruickers
van Evert Aertsen huys, hoff, en boomgaert van 1 schepel, 5½ mudde roggelandts,
tientb[aer] aen Haersolte, en 5½ mergen haeverlandts, t’ seeylandt van de 3
gerve, de huys, hoff, en haever landt ad 11 daelers.
71 - 10 - 0
belast met 2½ st[uiver]s thins.
Idem Dirck Franckesen, eygener, en Jan Dircx, pachter van
2 mergen weylandts, tegen den Vierhuysen gelegen
voor 7 g[u]l[de]n.
7 - 0 - 0
belast met 6 st[uiver]s thins.
Dirck Franckesen eygener van 2½ mergen weylandts en Beert
Janssen, pachter voor 4 g[u]l[de]n 10 st[uiver]s.
4 - 10 - 0
belast met 3½ st[uiver]s thins.
Idem Dirck Franckesen, eygener en selff gebruicker van 8
mergen hoey en weylandt, het meeste weylandt,
ad 4 d[ae]l[e]r de mergen hoeylandts ende de 4 mergen
weylants ad 3 g[u]l[de]n de mergen.
41 - 0 - 0
belast met 1 g[u]l[de]n 8¼ st[uiver]s thins.
Idem Dirck Franckesen, eygener en selff gebruicker van 2½
mergen hoeylandts int Oosterbroeck ad 4daelers
de mergen.
16 - 17 - 6
belast met 7 st[uiver]s thins.
Idem Dirck Franckesen, eygener en selff gebruicker van 3
mergen hoeylandts int Oosterbroeck ad 4 daelers de
mergen.
20 - 5 - 0
belast met 3½ st[uiver]s thins
aen den armen en 3¼ st[uiver]s thins
Dirck Franckesen, eygener, en Beert Janssen, gebruicker
van ¾ van huys, hoff en 2 mudde roggelants, tientb[aer] aen Haersolte in ‘t
geheel 7 mergen haeverlandts oock in ‘t geheel het seeylandt voorseid voor 4½
molder rogh
Van huys en hoff ende de 7 mergen haeverlandts voor 26
g[u]l[de]n 10 st[uiver]s
51 - 5 - 0
belast met 36 st[uiver]s thins,
schattinge nae meyers recht
hegholt wat hegholts.
Aelt Gerberts cum suis, eygeners …
Noch vijff mergen weylandts bij het
dorp die verpacht sijn aen Derck Franckesen voor 20 g[u]l[de]n en 35 st[uiver]s
thins
21 - 15 - 0
belast alle de voor[seide] parcelen
met 7 g[u]l[de]n 13½ st[uiver]s
thins, tegens schattinge nae meyers
recht. [78]
Mogelijk
is een dochter van Franck NN/ Franck Dircksen:
IIe (?) CELICHIEN FRANCKSEN (CELICHIEN FRANKEN), geb. vóór ca. 1599, ovl.
(?), tr. Oldebroek 13-04-1617
GERRIT
LAMBERTSEN, geb.
vóór ca. 1599, ovl. na 19-05-1635, zoon van Lambert … en …
In 1630 verklaren Franck Dircksen en
Jan Francksen de pachtschuld die Gerrit Lambertsen heeft bij Ernst thoe Bocop
over te nemen als hun schuld.
Oldebroek 17-02-1630:
Franck Dircksen end Jan Francksen hebben beloeft den e[delen] Ernst thoe Bocop te willen voldoen sodanige pacht als Gerrit
Lambertsen van t erve, daer hij op woent Martini negen twintich [ver]schienen aen der selver e[dele] schuldich is geworden renuncierende end ontseggende vordere
borchtocht voer Gerrit Lambertsen. Actum Oldeb[roick] voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Gerrit Jansen end
Evert Evertsen, den 17 februa[ry] 1630. [79]
Mogelijk is de voornoemde Gerrit
Lambertsen, die in 1617 is getrouwd met Celichien Franken, een schoonzoon van
Franck Dircksen en een zwager van Jan Francksen.
Gerrit
Lambertsen tr.
Oldebroek 13-04-1617 Celichien Franken.
Gerrit
Lambertsen laat in 1621 beslag leggen bij Lambert Evertsen om vanwege het
schuttenbier 3 gulden en 8½ stuiver betaald te krijgen.
Gerrit Lamberts[sen] heefft een pandt doen opboeden, affgepeint wesen[de] Lambert Everts[sen] vur drie gulden und achtehalve stuver heerco[m]men[de] van verteerde
costen van schuttenbier mede vur den scade met recht. [80]
Aert Francken getuigt dat Gerrit
Lambertsen op 02-01-1622 rond het middaguur in opdracht van Willem Aertsen een
gerechtelijke aanzegging naar Elburg heeft gebracht betreffende een betaling
van 9½ gulden wegens de koop van een hengst.
Aert Francken heefft gegicht opten 2den ja[nu]ary voorn[oemt] Gerrit Lamberts[sen] vanwegen Willem Aerts[sen] omtrent den middach een scrifftelicke weete binnen der Elburch
gebracht te hebben, vur negendalve gulden heerco[m]men[de] van een heincxt
peert, [ver]mogens die wete. [81]
In 1623 legt Gerrit Aertsen beslag
bij Gerrit Lambertsen om betaling te krijgen van 12 gulden en 8½ stuivers
wegens gekocht haver en proceskosten.
Gerrit Aerts[sen] heefft een pandt doen opboeden, affgepeint wesen[de] Gerrit Lamberts[sen] vur twaelff g[ulden] en[de] achtehalve stuver
ter goeder rekenyn[ge], heerco[m]men[de] van haevere van hem
gecoft, mede vur den schade met recht. [82]
In de schatcedul van Over-Veluwe (en
Veluwezoom) van 1627 wordt genoemd:
Pechteren
…
Gerrit Lamberts
iij … [83]
In 1634 beslist de richter dat
Wijchman Cornelissen, die zich borg heeft gesteld voor Lambert Aertsen en
Gerrit Lambertsen, ook zonder volmacht van hen een kopie mag opvragen van de
dagvaarding die Herman Jurriensen heeft uitgebracht.
Tusschen Herman Jurriensen, aenlegger, end Wijch[man] Cornelissen, als burge voer Lambert Aertsen ende Gerrit
Lambertsen, [ver]weerdere[n], [ver]staet het gerichte
gelijck voer desen oick onderholden is gewest, dat die burge, sonder volmacht
te hebben, voer sijn principael mach intreen en[de] als hier copie eischen van de aenspraecke. [84]
Gerrit
Lambertsen huurt in 1635 van de voogden van de kinderen van Lisebet Segers voor
drie jaar een huisje in het dorp van Oldebroek waarvoor hij een rode en een zwarte
koe als borg stelt.
Gerrit Lambertsen heeft van[den] mombaren van za[liger] Lisebet Segers kynderen gehuyrt het huisken int derp drie jaren
lanck s........ voer acht daeld[ers] ende heeft Gerrit Lambertsen daervoer [ver]bonden sijn twe koenen, namentlick een roede en[de] swarte. [85]
Noten bij Bijlage 1. Het gezin van Franck
NN, vermoedelijk Franck Dircksen.
1. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.
2. Transcriptie van en index op
het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53
Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 79, 79v, 80.
3. In 1642 verklaart Franck Warnertsen
bij de richter van Oldebroek dat hij omtrent 40 jaar is. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 28-07-1642, fol. 119v, 120, 120v. Oldebroek 28-07-1642: “Vraechtstucken desen eers[aemen] gerichte ter instantie van Hendrick Gerritsen
overgegeven, om daerop bij eede t'examinieren Franck Warnertsen end Lambert
Francksen, gerichtelick gebodet. 1 Eerstelick haer olderdom Franck Warnersen
olt omtrent 40 jaren Lambert Francksen olt omtrent 20 jaren.” … “Actum in den
gerichte des ampts Oldeb[roick],
den 28e july 1642.” Tussen 1630 en 1642 wordt Franck Warnertsen door de richter van
Oldebroek in enkele protocollen genoemd. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118, 17-06-1630, fol. 88vc, 89c, 27-10-1631, fol. 153v, 154. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-11-1636, fol. 7, 7v., 04-07-1641,
fol. 85v. Franck Warnertsen is vóór 1648 overleden aangezien in dat jaar wordt
gesproken over Franck Warners weduwe.
Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt
Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008,
fol. 26v: “Franck Warners wed[uwe], pachtersche van
huys, hoff van 1 schepell, 5¾ mudde seeylandts, tientb[aer] aen Haersolte, en 7
mergen leechlants. Het seeylandt voor 2 molder saets vant’ molder gesaeys,
zijnde 2 deel rog, een deel boeckweyt, het huys, hoff en leechlandt voor 12
daelers vrijgelt van thins 11½ g[u]l[de]n, zijnde 89 - 0 - 0 schattinge nae
meyers recht.”
4. “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno
1592”. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud
archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1592-1593,
inventarisnummer 5910.
5. Over-Veluwe (en
Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron:
Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom),
schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.
6. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118, 11-12-1617,
fol. 1.
7. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 13-11-1623, fol 39v.
8. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt
Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 17-02-1630,
fol. 75c.
9. Transcriptie van en
index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53
Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008.
10. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627.
Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief
Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer
5920.
11. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644,
inv.nr. 119,
21-11-1639, fol. 62, 62v.
12.
Transcriptie en index op de protocollen van de belastingen van het Richterambt
Oldebroek (getuigenverhoor i.v.m. betaling van belasting voor nieuw ontgonnen
grond) 1668 - 1670 door
P. Zunderman, Oldebroek 2007, IV.
13. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 03-11-1633, fol. 201.
14. “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno
1592”. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud
archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1592-1593,
inventarisnummer 5910.
15.Transcriptie civiele
rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 07-12-1620, fol. 9, 9v.
16. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627.
Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem,
Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.
17. Transcriptie civiele rechtspraak in
het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-03-1637, 27-04-1637, 16-05-1637,
30-08-1637, 31-08-1637, 14-09-1637, 12-10-1637, 09-11-1637, 07-12-1637,
25-01-1638, 15-02-1638, 01-03-1638, 05-04-1638, 02-05-1638, 24-05-1638,
29-08-1638, 10-10-1638, 01-11-1638, 22-11-1638, 13-12-1638, 10-01-1639,
31-01-1639, 07-02-1639, 15-03-1639, 21-03-1639, 25-04-1639, 07-05-1639,
09-05-1639, 11-06-1639, 13-06-1639, 27-06-1639, 05-09-1639, 03-10-1639, 21-11-1639,
12-12-1639, 12-01-1640, 30-01-1640, 02-02-1640, 05-02-1640, 05-03-1640,
19-03-1640, 16-04-1640, 07-05-1640, 11-06-1640, 02-07-1640, 01-09-1640,
05-10-1640, 15-10-1640, 26-11-1640, 14-01-1641, 05-03-1641, 25-03-1641,
15-04-1641, 13-05-1641, 24-06-1641, 15-07-1641, 09-09-1641, 14-10-1641,
11-11-1641, 13-01-1642, 17-03-1642, 21-04-1642, 09-06-1642, 19-07-1642,
28-07-1642, 11-08-1642, 08-09-1642, 29-09-1642, 20-10-1642, 03-11-1642,
15-12-1642, 18-01-1643, 23-02-1643, 13-04-1643, 15-06-1643, 31-08-1643, 12-10-1643,
26-10-1643, 13-07-1643, 20-06-1644, 12-09-1644, 26-09-1644, 17-10-1644. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek 1645-1676, inv.nr. 120, 17-04-1645, 14-05-1645,
03-07-1645, 17-09-1645, 25-09-1645, 23-10-1645, 06-11-1645, 04-12-1645,
05-02-1646, 05-03-1646, 27-08-1646, 24-09-1646, 20-10-1646, 12-11-1646,
03-12-1646, 17-12-1646, 28-01-1647, 18-02-1647, 11-03-1647, 29-04-1647,
24-06-1647, 08-08-1647, 09-09-1647, 11-11-1647, 02-12-1647, 09-12-1647,
24-01-1648, 27-01-1648, 05-02-1648, 02-03-1648, 16-03-1648, 20-04-1648,
04-05-1648, 20-07-1648, 07-09-1648, 21-09-1648, 30-11-1648, 01-03-1649,
26-04-1649, 28-06-1649, 09-08-1649, 04-10-1649, 22-11-1649, 06-12-1649,
24-01-1650, 21-02-1650, 21-03-1650, 02-05-1650, 08-08-1650, 05-09-1650,
27-09-1650, 03-10-1650, 14-11-1650, 12-12-1650, 20-02-1651, 01-05-1651,
03-07-1651, 11-09-1651, 16-10-1651, 08-01-1652, 22-01-1652, 19-02-1652,
25-03-1652, 29-04-1652, 29-05-1652, 03-06-1652, 22-07-1652, 11-11-1652,
09-12-1652, 20-01-1653, 10-02-1653, 10-03-1653, 29-04-1653, 14-07-1653,
08-09-1653, 20-10-1653, 26-01-1654, 16-03-1654, 13-07-1654, 07-09-1654,
30-11-1654, 14-12-1654, 20-12-1654, 30-12-1654, 15-02-1655, 26-05-1655,
08-08-1655, 27-09-1655, 04-12-1655, 17-01-1656, 14-02-1656, 20-03-1656, 27-03-1656,
12-06-1656, 02-10-1656, 16-10-1656, 19-02-1657, 28-05-1657, 24-09-1657,
29-10-1657, 03-12-1657, 17-12-1657, 04-03-1658, 25-03-1658, 06-05-1658,
25-11-1658, 03-02-1659, 05-05-1659, 02-06-1659, 16-06-1659, 20-06-1659,
28-07-1659, 08-09-1659, 17-11-1659, 08-12-1659, 05-04-1660, 14-06-1660,
09-08-1660, 22-11-1660, 28-11-1660, 17-01-1661, 14-02-1661, 21-03-1661,
04-04-1661, 02-05-1661. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige
rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 27 juni 1667,
fol. 7.
18. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-03-1637, fol 15.
19.
Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek
1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 157v.
20. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644,
inv.nr. 119, 08-11-1638,
fol. 37, 37v: “Ick Arnt Feith, richter des
richterampts Oldebroick laet u
Jan Baeck weten hoe dat Dirck Willemsen als man ende momber sijner huysvrouwen
Hermgen Baecks, arrest heeft laten doen, aen sodanige pachten, als ghij onder
Egbert Gerritsen, Jan Warnertsen, Beert Wijchmansen, Michiel Jansen, Beert
Dibbeltsen, Mense Helmichs, Hobert Hendricksen, Beert Francksen, Hend[rick] Helmichsen end Gerrit Busch
uutstaende hebt, … Actum Oldeb[roick],
den 8 november 1638.” Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 15-03-1639, fol. 43v, 44: “Dirck
Willemsen heeft laten penden aen Jan Baecks andeel erves, westwaert int
Oldebroeck gelegen, daer Beert Francksen opwoent end hem van vrou van Wetten is
aenbestorven. … Jan Baeck, hebbende den 15 february 1639 geappelliert, komt end doet tegenwoirdich sijn
volvueringe vant appel end stelt te burge … sijn aenpart aent erve daer Beert
Francksen opwoent, so appellant van vrou van Wetten is aengestorven. … Actum
den 15 marty 1639 voer den richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman
Cornelissen, Beert Francksen, Beert Wijchmansen.” Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 23-03-1639, fol. 44v: “Dirck
Willemsen heeft voer die twede mael die opbodinge laten doen, vant aengepende
andeelerves, westwaert int Oldeb[roeck]
gelegen, daer Beert Francksen opwoent, end Jan Baeck van vrou van Wetten
is aenbestorven. … Actum Oldebroeck voer
den richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman Cornelissen end Beert
Wijchmansen, den 23 meert 1639.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644,
inv.nr. 119, 05-04-1639, fol. 45v: “Dirck Willemsen heeft laten penden aen …
desselven Baecks achtendeel vant erve int Oldeb[roeck] daer Beert Francksen opwoent, westwaert Hend[rick] thoe Waters wed[uwe], noirtwaert die Eeckterbeecke,
oistwaert Reeffsens erffgen[aemen],
suidtwaert 's Heerenvelt end dat om … Het pant is voer die eerstemael opgebodet
voir den richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman Cornelissen end Jacob
Dircksen, den 5 april 1639.” Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 05-04-1639,
fol. 46: “Ick
Arnt Feith, richter des richterampts Oldeb[roeck], laet u, Johan Baeck, weten, hoe dat Dirck Willemsen als
man end momber sijner huisvrouwen Hermgen Baecks, nadat hij laten penden hadde
aen u achtendeel vant erve int Oldeb[roeck]
gelegen daer Beert Francksen pachter van is, westwaert Hendrick thoe
Waters wed[uwe], noirtwaert die
Eeckterbeecke, oistwaert Reeffsens erffgen[aemen], suidtwaert 's Herenvelt, ende … Actum Oldeb[roeck], den 5e april 1639. Oircunde
mijn segel hieronder opgedruckt.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644,
inv.nr. 119, 06-05-1639, fol. 47v: “Ick, Arnt Feith, richter des richterampts
Oldebroeck, laet u, Jan Baeck,
weten, hoe dat Dirck Willemsen, als man end momber sijner huisvrouwen Hermgen
Baecks, heeft laten penden aen u landerien in den ampte vant Oldeb[roeck] gelegen, als namelick … aen u
achtendeel vant erve int Oldebroeck,
daer Beert Francksen op woent, westwaert Hendrick thoe Waters wed[uwe], noirtwaert die Eeckterbeecke,
oistwaert Reeffsens erffgen[aemen],
suidtwaert 's Heerenvelt. … Actum Oldeb[roeck],
den 6e mey 1639. Oircunde mijn segel hieronder opgedruckt.” Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 08-07-1639, fol. 56: “Ick,
Wijchman Cornelissen, stadtholder des heeren richters Arnt Feith, laet u, Jan
Baeck, weten, hoe dat Dirck Willemsen als momber sijner huisvrouwen Hermgen
Baecks, nadat hij wederom hadde laten penden op sterckinge … aen u achtendeel
vant erve westwaert int Oldeb[roick] daer
Beert Francksen op woent end westwaert Hendrick thoe Waters wed[uwe] cum suis, noirtwaert die Eeckter
beke, oistwaert Reeffsens erffgen[aemen],
suidtwaert s Herenvelt aengelegen sijn end dat om … Actum Oldeb[roick], voer mij, stadtholder voers[chreven] end gerichtsluden Beert
Wijchmansen end Beert Dibbeltsen, den 8e july 1639. Oircunde mijn segel
hieronder opgedruckt.” Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119,
05-02-1640, fol. 67: “Jan Baeck heeft bekent verkoft end [ver]buit
te hebben sijn vierendeel int erve westwaert int Oldeb[roick] gelegen, daer Beert Francksen op woent, soals het selve
hem van sijn moije za[lliger] Hendrickgen
Baecks, weduwe van Wetten is aengeerft, aen sijn suster Roeltien Baecks, weduwe
Hegemans end haer soen Roeloff Hegeman, end dat voer een somme van duysent
guldens end neemt daer en boven … soe dat Baeck aen sijn suster end neve voers[chreven] het gemelte vierendeel erves
tegenwoirdich opdraecht end voirtaen van alle desselven gerechticheit sal
ontrechticht wesen. Actum Oldebroick den
5 february 1640 voer den
richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman Cornelissen, Reijer Willemsen,
Beert Francksen, Beert Dibbeltsen.”
21. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-09-1641, fol. 95v, 96.
22. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, ca. 05-02-1646, fol. 20av: Beert
Francksen is voor het jaar 1646 gekozen tot schepen van Oldebroek. ca.
06-02-1647, fol. 38: Beert Francksen is voor het jaar 1647 gekozen tot schepen
van Oldebroek. ca. 05-02-1648, fol. 47: Beert Francksen is voor het jaar 1648
gekozen tot schepen van Oldebroek. ca. 08-02-1649, fol. 62: Beert Francksen is
voor het jaar 1649 gekozen tot schepen van Oldebroek. ca. 21-02-1650, fol. 69v:
Beert Francksen is voor het jaar 1650 gekozen tot schepen van Oldebroek.
23. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 02-03-1648,
fol. 47v.
24. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
23-03-1648, fol. 52.
25. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-09-1648,
fol. 54.
26. Transcriptie
van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv.
nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 45, 45v,
46, 46v, 47, 104, 104v, 109, 156v, 157v.
27. Transcriptie civiele
rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 21-03-1650,
fol 73.
28. Transcriptie civiele
rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 29-05-1652,
fol. 93, 93v, 94, 94v, 95.
29. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 20-01-1653, fol. 99.
30. Transcriptie van de protocollen van
vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P.
Zunderman 2000, 18-12-1666, fol. 2v:
een lening wordt verstrekt met als onderpand “… onse edele sueven mergen landts, soo wij hebben liggen in den
richterampte Oldebroeck, in t Eickter Merck tegens t dorp, oistwaert Beert Francksz ende burgmeester Bigge, zuytwaert de
pastorie, westwaert het
Kerckpat, noirtwaert de
Eeckter Beecke …” Transcriptie van de
protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P.
Zunderman 2000, 15-09-1669, fol. 12:
een lening wordt verstrekt met als onderpand o.a. “… omtrent sueven mergen weydelandts mit een hof bepaelt oistwaert mit het landt van Beert
Francksz ende burgemeester Bigge, zuytwaert en
westwaert de Pastorije,
noirtwaert de Eeckter
Beecke …” Transcriptie
van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt
Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 05-05-1681,
fol. 41: een verkoop en overdracht van een hof en weiland betreft “… ongever sueven mergen weylants mit den
hof daeronder gelegen, oistwaertburgemeester Bigges erfgenamen ende Beert Francksz, zuitwaert en westwaert d
pastorije int Oldebroeck,
noirtwaert t Eeckter
voetpadt (doorgehaald: beecke) …”
31. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699,
Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 30-10-1669, fol. 14.
32. Transcriptie van de protocollen van
vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P.
Zunderman 2000, 12-05-1681, fol. 41v.
33. Transcriptie van de protocollen van
vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P.
Zunderman 2000, 17-11-1682, fol. 49.
34. Transcriptie van de protocollen van
vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P.
Zunderman 2000, 25-09-1684, fol. 55.
35. Transcriptie
van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift)
1684 ORA Inv.nr. 56 Richterambt door P. Zunderman Oldebroek 2008.
36. Transcriptie
van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift)
1696, ORA Inv. nr. 58 Richterambt, door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 15: Beert Francxs erffgenaemen van 5 posten 8 - 16 - 0.
37. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 1618-1619,
fol. 150v, 151.
38. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek,
1617-1634, inv.nr. 118, 02-11-1620, fol.
8.
39. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M.
Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en
Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.
40. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 15-08-1627,
fol. 59, 60, 61: “Egbert
Aertsen, dienaer des ampts Oldebroick, [ver]claert dat hij den 15 augusti des jaers 1627 vanwegen
burgemeister Gerrit Aeltsen, als curatoer van den [ver]laten buedel van Wolter Aertsen zal[liger] heeft beslach gedaen aen sodanige renteverloep end heeft ............ als Trijne Gerrits weduwe Rouse
heeft uut het erve daer Jan Francksen op woent, tegenwoirdich Hendrick thoe
Water cum suis thoe behoerende. Item dat hij den 16 derselver maent, die wete
daervan aen Hendrick thoe Water heeft gedaen. Ende dat hij den 23 augusti 1627
die wete daervan thoe Zwolle aen Trijne Gerrits heeft over gebracht. Dat hij oick den 17 augusti 1627 ten
versuecke van Willem Lubbertsen als volmechtiger van Jacobus Wijfverdinck,
heeft gependet aen het gerede op het erve daer Jan Francksen op woent, Hendrick
thoe Water cum suis thoebehorende. Dat
hij oick den 21 derselver maent aen Hendrick thoe Water die wete van die
pendinge end opbodinge heeft gebrocht. Item dat Hendrick Wijne als volmechtiger
van Hendrick thoe Water den 23 augusti heeft pandtheringe gedaen op die gedane
pendinge van Willem Lubbertsen in qualiteit als boven. Den eersten sept[embris] 1627 heeft Willem Lubbertsen vanwegen Jacobus Wijferdinck het
boven[ver]haelde arrest [ver]burget.”
41. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 17-02-1630, fol. 75c.
42.
Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118, 10-02-1631, fol. 127v, 128,
128v.
43. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 07-01-1637, fol. 9v.
44. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 11-02-1637, fol. 10v: “Trijne
Hendricks, wed[uwe] van za[lliger] Hend[rick] Hartgersen, heeft haer ses kynderen, bij Hendrick voers[chreven] erworven, voer haer vaders [ver]sterff bewesen als volget.
Eerstelick heeft die moeder die gemelte ses kynderen bewesen die helfte van ses
schepe[l] lants int Oldeb[roick] gelegen, end sal oick aen
dieselve elck twintich guldens uutkeren
als sij twintich jaren olt sullen sijn, ten waere dieselve eerder quaeme thoe
hijlicken end alsdan uut te keren, tot welcker tijt toe die voers[chreven] moeder oick die vruchten van
die vaste guederen der kynderen sal hebben te profitieren, en ter selver tijt
toe die kynderen in kost end klederen te onderholden, ten waere dieselve haer
selfs generen konden. End dan sal die moeder die maechies elck een nieuw
beddetijte (2) mit kussens end beddepuelwe mit veeren end sijn thoebehoir laten
thoekomen end het knechtien, Hend[rick]
genaemt, twe schapen die tot sijn profijt sullen aen voeder ter tijt
thoe, hier voren benoemt, des sal die moeder die wolle hebben te profitieren,
blijvende die schulden vant selve erffhuis tot laste vande moeder voers[chreven]. Aldus geaccordiert tusschen
Trijne Hendricks end der kynderen mombaeren, Jan Francksen end Jan Andriessen
in tegenwoirdicheit des richters Arnt Feith end gerichtsluden Reijer Willemsen
en[de] Hend[rick] Aeltsen, den 11 february 1637.”
45. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 24-01-1639, fol. 39v,
40, 40v, 41, 41v: “… Actum Oldeb[roick] den
24e january 1639 voer
gerichtsluden Beert Dibbeltsen ende Jacob
Dircksen, end sijn mede tegenwoirdich gewest Jan Beertsen den jongen end Jan
Francksen, mombers van Wijchman Hendricksens nagelaten kynt, welck
tegenwoirdich het gemelte onderpant thoekoemt ende het capitael van vijff
hondert guld[ens] end die
jaerlixe rente moet betalen. … Jan Dircksen voer sich selven end Jan Beertsen
end Jan Francksen als mombers van Wijchman Hendricksens kynt bij Stijne Willems
erworven, dragen op aen Egbert Aertsen end Hendrick Simensen een mudde
roggelants int Oldeb[roick] inde
Lapstreeck gelegen, … Actum Oldeb[roick],
voer gerichtsluden Beert Dibbeltsen end Jacob Dircksen, den 24e januar[y] 1639. Jan Beertsen den jongen end
Jan Francksen als mombers van Wijchman Hendricksens nagelaten soentien, bij
Stijne Willems geprocreert, willen mit kennisse end ten overstaen vant gerichte
int openbaer [ver]copen aen die
ghene die meest daervoir bieden sal, seeckere parcelen van landerien int Oldeb[roick] in die Lapstreeck gelegen … Noch ongeveer vijff schep[el] roggelants naest Hend[rick]
Aeltsens wed[uwe] cum
suis gelegen, streckende vande Boven Heijgraven tot aende haghen voerbenoemt.
Het darde parceel is ingesettet doer Jan Francksen voer vier hondert vijff guldens, gehoicht drie guld[ens], Jan Beertsen den olden vijff
guldens, noch vijff guldens, Jan Beertsen den olden noch eene gulden, et candela, burge Aelt
Gerbertsen. … Actum Oldeb[roick] voer
den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Reijer Willemsen end Beert Francksen,
den lesten janu[ary] 1639. …” Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-05-1639, fol. 53, 53v: “Ick Arnt Feith, richter des richterampts Oldebroick, attestiere mits
desen, dat voer mij ende gerichtsluden hiernae benoemt, (doorgehaald: Jan
Beertsen den jongen end Jan Francksen als) die mombers vant onmundige kynt van
Wijchman Hendricksen za[lliger], Hendrick
genaemt, hebben int openbaer verkoft
aen die geene, die doer hoichs insetten end hoegen die slach vande keerse
hebben bekoemen seeckere landerijen het voers[chreven] kynt thoe behoerende, end sulx mit kennisse end
bewillinge vant gerichte, tot voldoeninge van obligatien end rentverschrijvinge,
die het voers[chreven] kynt
neffens seeckere landerien van sijn bestemoeder waeren aengeerft die niet
anders kunden voldaen werden … Actum voer mij, richter voers[chreven], end gerichtsluden Wijchman
Cornelissen end Reijer Willemsen, den negenden mey 1639. Oircunde mijn segel
hieronder doen hangen.” Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 08-07-1639,
fol. 58: “Ick, Arnt
Feith, richter des richterampts Oldeb[roick],
attestiere mits desen, dat voer mij end gerichtsluden hiernae benoemt, Jan
Beertsen den jongen end Jan Francksen, als mombers vant onmundige kynt van
Wijch[man] Hendricksen zal[liger], Hendrick genaemt, hebben int
openbaer (doorgehaald: end gerichtelick) [ver]coft aen die ghene die meest daervoer heeft geboden, sekere
landerien int Oldeb[roick] gelegen,
t voers[chreven] kynt
thoebehorende, end dat tot betalinge van sodanige obligatien end
rentverschrijvinge als t selve kynt neffens sekere landerien van sijn
bestemoder Janne Goerts, gewesene huisvrou van Jan Dircksen, waren aengeerft,
tot welcke [ver]copinge
t'gerichte, ten fine voers[chreven] na
genomene kennisse vande schulden, heeft geconsentiert end bewilliget. … Actum
voer mij richter voers[chreven] end
gerichtsluden Wijch[man] Cornelissen
end Reijer Willemsen, den 9 mey 1639. Oircunde mijn segel hieronder opgedruckt.”
46. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 13-06-1639, fol. 50v: “Doctor Hend[rick] Crachtsen, volmachtiger van
sekere creditoeren aenhevende proceduire, tegens jo[ncke]r Oliphier van Middachten, heeft burge gestelt voer die
kosten vande proceduire ende sijn burge geworden Michiel Jansen end Jan
Francksen.”
47. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 13-06-1639, fol. 51: “Hend[rick] Aertsen voer hem selven
(doorgehaald: mede als momber) ende Gerrit Hermsen end Beert Wijchmansen, als
momberen vandie nagelatene kynderen van Aeltgen Warners zal[liger], hebben het erffhuis van
Gerritgen Brouwers zal[liger] verburcht,
end sijn burgen geworden Michiel Jansen end Jan Francksen.”
48. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-09-1641, fol. 94, 94v,
96.
49. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, ca.
05-02-1646, fol. 20av.
50. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
11-11-1647, fol. 43.
51. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
23-03-1648, fol. 52.
52. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
09-06-1648, fol. 54.
53. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
09-06-1648, fol. 54.
54.
Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek
1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 14,
14v, 15, 15v, 42v, 43, 135, 135v.
55. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek,
1645-1676, inv.nr. 120, 08-02-1649, fol. 61v, 62: b[urgemeeste]r Roloff Hegeman en zijn vrouw Geisjen
Greven hebben ses mergen haeverlants
in t’Oldeb[roeck] op t’Eeckt gelegen verkocht aan Jan Franckesen ende Steijne Hendricks echteluiden.
56. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 02-02-1650, fol. 70, 70v, 71: Jan
Francksen en Jan Beertsen worden
benoemd tot voogden van Jan en Bette, kinderen van Griete Jans en Michiel Jansen.
57. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 08-08-1650, fol. 78v: “Tusschen
Beertjen Beerts, geassisteert met Jan Francksen, in desen haeren momber, aenleggerse
ter eenre, en[de] Aelt petersen, verweerder ter andere zyeden, verstaet het
gerichte, dat partijen onderlingen sullen te hebben accorderen, ofte bij
ontstentenis van dien, datse haer sullen te hebben adresseren aen die ed[ele]
heeren van den hove, daer sulcxs behoort. Actu[m] ut supra.”
58. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
01-05-1651, fol. 82v.
59. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
07-08-1652, fol. 127v.
60. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 23-11-1654,
fol. 108v, 109.
61. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 17-01-1656,
fol. 112
62. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 01-02-1656,
fol. 111v.
63. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 14-01-1659,
fol. 123, 123v.
64. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
26-03-1659, fol. 126v.
65. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
05-05-1659, fol. 125v.
66. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699,
Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 27-06-1667, fol. 7.
67. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699,
Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 22-05-1669, fol. 13.
68. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699,
Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 26-08-1670, fol. 17v.
69. Transciptie van en index op het kohier van
verponding en het bezit van rundvee en het aantal personen van 5 jaar en ouder in
het ambt Oldebroek (afschrift) 1682 ORA Inv.nr. 55 Richterambt door P.
Zunderman Oldebroek 2002.
70. Transciptie van en index op het kohier van
verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1684 ORA Inv.nr. 56 Richterambt
door P. Zunderman Oldebroek 2008, fol. 15, 26v.
71. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699,
Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 04-07-1685, fol. 57v.
72. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 11-05-1620, fol.
2.
73. Over-Veluwe (en
Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron:
Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom),
schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.
74. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118,
07-06-1632, fol. 171, 171v, 172: “Hend[rick] Simensen, olt omtrent 22 jaren, gebodet ter instantie van Herman
Jacobsen, tuiget op het voergeholdene vraechstuck, dat hij [ver]leden sonnedach ten huise van Dirck Francksen, Dirrickgen Aelts
tegens Jan Jacobsen heeft hoiren seggen dat sijn broer was een dief. Juravit Anne Hendricks, olt omtrent 18 jaren, tuiget
ter instantie van Herman Jacobsen op het voergeholdene vraechstuck, dat se
verleden sonnedaghe ten huise van Dirck Francksen, Dirrickgen Aelts tegens Jan
Jacobsen heeft hoiren seggen, dat sijn broer was een dief. Juravit. Reinder
Hendricksen, olt omtrent 17 jaren, tuiget ter instantie des richters, dat hij [ver]gangen pinxtermaendach savonts nae der sonnenonderganck is komen
gaen neffens ander geselschap die Bovenheigrave ende dat Herman Jacobsen onder
anderen daermede is bij gewest, die gesocht heeft getuige te stoten in een
sloot, tegens Dirck Albertsen huis over, en[de] so hij sichselven daer off bevrijden doer het vatten van een
boem, so is hij een weinich daernae wederom van Herman voers[chreven] gevattet en[de] in een diepen sloot geworpen. Aelt Gerbertsen spreeckt aen Jan
Jacobsen ende secht dat hij ten huise van Dirck Francksen [ver]leden sonnedage sijn huisvrouwe end oick sijn dochters [ver]scheiden malen int geselschap seer groffelick heeft geinjuriert
end gescholden, seggende dat dieselve konden bijsen melcken, na luyt die
kunschappen bij den gerichte berustende. Concludierende daerover, dat hem mach
opgelecht werden dieselve woirden weder in den hals te kloppen, daervan [ver]giffenisse te bidden, end daer en boven in een amende mach [ver]claert werden. Herman Jacobsen spreeckt aen Aelt Gerbertsens
dochter, Dirckgen genaemt, end secht dat se hem solde voer een dief gescholden
hebben ten huise van Dirck Francksen voergangen sonnedage. Aelt Gerbertsen,
intredende voer sijn dochter Dirckgen, begeert copie van t gene van Herman
Jacobsen tegens hem is ingedient om ten naesten gerichte te antwoirden. T
gerichte [ver]claert dat Jan
Jacobsen ten aensien van die scheltwoirden, gesproken op die huisvrou van Aelt
Gerberts end derselver dochters, ten behoeve van den armen deses ampts sal
betalen thien guldens. Jan Jacobsen heeft gebeden Aelt Gerbertsen dat hem die
woirden, die hij ten huise van Dirck Francksen voergangen sonnedaghe int
schuttenbier van sijns clegers huisvrouwe end dochteren hadde gesproocken, voer
ditmael mochten [ver]geven werden,
belovende voirtaen sich te sullen ontholden mit dieselve ofte dergelijcke
schandelicke woirden gemelte personen te bewerpen. Hetwelcke cleger bedes end
beloftes halven oick heeft gedaen. Actum in den gerichte ut supra.”
75. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 14-03-1635, fol. 1: “Beert
Toenissen, sich willende wederom in den echten staet begeven mit Alijdt Peters
Teusen, wed[uwe] van Hend[rick] Evertsen, sijn van beider
sijden ten overstaen van vrunden, vanwegen den bruidegom Evert Gerritsen end
Dirck Francksen, end vanwegen die bruidt, Peter Besseltsen, haer soone, end
Peter Rutgertsen, versproecken
end voer hijlixe vurwaerden [ver]accordiert,
alsdat Beert Toenissen thoekomende bruidt eerst affstervende sonder wettelicke
geboerte bij hem na te laten, van die selve sal profitieren vijftich daelders. Ende die bruidegom voers[chreven] eerst affstervende, die
bruidt genieten sal hondert k[aroli]guldens, dat oick thoekomende echteluiden
malcanderen vorder sullen mogen begiftigen. Vorders is bedongen dat des bruidts
soen Peter Besseltsen sal hebben tot hijlixstuire hondert k[aroli]guldens uut die guederen van
sijn moder, gelijck oick sijn suster genoten heeft gehadt. Actum Oldeb[roick], den 14e marty 1635, voer die
stadtholder des richters Wijch[man] Cornelissen
end gerichtsluiden Beert Wijchmansen ende Hendrick Willemsen.”
76. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 14-05-1635, fol. 1: “Beert
Thoenissen heeft sijn ses kynderen, bij Hendrickien Gerrits za[lliger] erworven, ten overstaen der
selver mombaren Dirck Francksen end Albert Thijssen in præsentie des richters
stadtholder Wijchman Cornelissen end gerichtsluden Beert Wijchmansen end Hend[rick] Willemsen, voer haer moeders
za[lliger ver]sterff bewesen
als volget: Eerstelick heeft hij beloeft dievijff kynderen elck thien daeld[ers] te betalen als sij mundich
sullen sijn, end die olste dochter, Toentgen genaemt, in plaets van die thien
daeld[ers] een koe, end die twe
knechties Hendrick end Jacob genaemt, boven die thien daeld[ers] elck noch twe schapen, end die
drie dochterties, Toentgen, Trijne end Gerritgen, elck een beddetijckte, Gerrit
sal oick sijn schapen beholden die hij tegenwoirdich heeft; des sal die vader
voers[chreven] die wolle van de
schapen so lange die kynderen bij hem woenen, genieten, sullen oick des
kynderen schapen vurwaert gaen, end sullen dieselve het profijt daervan
trecken, sal oick die vader sijn onmundige kynderen in kost end klederen,
nabuir gelijck, onderholden totdat sij mundich sullen sijn, ofte hare kost
sullen winnen kunnen, die vader sal oick alle in end uutschulden aen sich
beholden end daervoer hebben te profitieren alle die beesten, vee end andere
mobile goederen. Actum Oldeb[roick],
den 14 maay 1635.”
77. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 119, 17-09-1637, fol. 26: “Hend[rick] Willemsen als momber van Evert Gerritsens nagelaten kynt,
genaemt Marritgen Everts, heeft het erffhuys van Evert Gerritsen zal[liger] verburget, waervoer burgen
geworden sijn Gerrit Simensen, Beert Evertsen en[de] Dirck Francksen. Actum voer den richter Arnt Feith en
gerichtsluden Reijer Willemsen ende Jacob
Dircksen, den 17 septemb[ris] 1637.”
78. Transcriptie
van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv.
nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 17, 17v, 18, 18v, 19, 19v, 20, 69, 69v, 111, 111v.
79. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek,
1617-1634, inv.nr. 118, 17-02-1630, fol.
75c.
80. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118, 03-05-1621, fol.
14v.
81. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 24-01-1622, fol. 22.
82. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118, 16-01-1623, fol.
30.
83. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M.
Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en
Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.
84. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118, 12-09-1634, fol.
205.
85. Transcriptie civiele
rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 19-03-1635, fol. 209.