GENERATIE II                                                                                                                 01-05-2019

 

II MORRE JANS (MORRE JANSZ) (van I), geb. ca. 1590 (?), landeigenaar (1627, 1648, 1651, 1670, 1671, 1675, postume vermeldingen 1677, 1684), pachter (1627, 1648), landbouwer (1627, 1648, 1671, postume vermelding 1677), veehouder (1648, 1651, postume vermelding 1677), ovl. tussen 30-12-1675 en 22-06-1677, tr.

 

NN NN, geb. (?), ovl. vermoedelijk vóór 09-06-1615, dochter van … en …

 

(misschien NN Francksen, geb. ca. 1590 (?), ovl. vermoedelijk vóór 09-06-1615, dochter van Franck NN, vermoedelijk Franck Dircksen en … )

 

Uit dit huwelijk zijn geboren:

 

Jan Morren, geb. ca. 1610 (?), volgt IIIa.

Evert Morren, geb. ca. 1610 (?), volgt IIIb.

 

Vermoedelijk is het huwelijk van Morre Jans met NN NN, waaruit zijn geboren Jan en Evert Morren, het eerste huwelijk van Morre Jans. Gelet op de traditionele wijze van vernoemen - ouders geven hun kinderen de namen van hun eigen ouders - is het goed denkbaar dat Morre Jans en zijn vrouw hun oudste zoon Jan genoemd hebben, naar de vader van Morre Jans.

 

Morre Jans tr., vermoedelijk hertr., Oldebroek 09-06-1615

 

LUBBE DIRCKS, geb. vóór 1600 (?), ovl. (?), misschien vóór 12-01-1670, dochter van Dirck … en …

 

Inschrijving van het huwelijk van Morre Jans en Lubbe Dircks in het trouwboek van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 9 juni 1615.

 

Inschrijving van het huwelijk van Morre Jans en Lubbe Dircks in het trouwboek van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 9 juni 1615.

 

Morre Jans heeft vier kinderen uit een van zijn huwelijken, onzeker is of Lubbe Dircks hun moeder is:

 

Lubbichien Morren, geb. ca. 1615 (?), volgt IIIc.

Henrickien Morren, geb. ca. 1620 (?), volgt IIId.

Dirrichien Morren, geb. ca. 1620 (?), volgt IIIe.

Peter Morren, geb. ca. 1620 (?), volgt IIIf.

 

De moeder van deze kinderen is ovl. vóór 12-01-1670.

 

Morre Jans krijgt ten minste zes kinderen. Vijf kinderen, Lubbichien, Henrickien, Dirrichien, Peter en Jan worden genoemd in een protocol van 22-06-1677. In hetzelfde protocol worden Dibbolt, Hendrik, Jan en Gerrit genoemd als erfgenamen van Morre Jans. Deze vier kinderen delen samen éénzesde deel van de nalatenschap.

 

De erven van Morre Jans, onder welke Hendrik Evertsen Prins, verkopen een huis, hof en hofstede en land in het Richterambt Oldebroek, 22-06-1677.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Ik Dibbolt Feith, richter van het richterambt Oldebroek, maak bekend en leg met deze duidelijke en gezegelde akte schriftelijk vast dat voor mij richter en gerichtslieden Berent Dijck en Willem Albertsen zijn verschenen Jacob Jansen en Lubbichien Morren, echtelieden, Gerrit Claessen en Henrickien Morren, echtelieden, Dirrichien Morren, bijgestaan voor het gericht door Beert Jacobsen, in deze de door haar gekozen voogd,  idem Beert Jacobsen als grootvader en voogd van de door Peter Morren nagelaten kinderen, bekend bij en goedgekeurd door het gericht, en samen voor de ene helft, en elk ook voor een zesde deel van de andere helft, Dibbolt Evertsz voor zichzelf, en opkomende voor het belang van zijn afwezige echtgenote Jacobien Dries, Henrick Evertsen en Geertien Tijmens, echtelieden, Jan Evertsen en Gerrit Evertsen, samen voor een zesde deel in de ene helft en Beert Beertsen als bestuurder-toezichthouder van de armenkamer alhier mede bekend bij en met goedkeuring van het gericht namens Jan Morren ook voor een zesde deel in de helft, allen kinderen en erfgenamen van wijlen Morre Jansz en samen en ieder voor zich voor zijn erfdeel hebben zij, ter effectuering van een koopovereenkomst, op grond waarvan aan hen het laatste deel van de koopsom en het eerste deel van de koopsom in onze aanwezigheid zijn voldaan en betaald, zoals zij ook openlijk verklaren, in eigendom overgedaan en overgedragen aan de weledele en eerzame juffers Elijsabeth Geertruit en Ida Aletta Gansneb genaemt Tengnegel, zusters, een huis, tuin en de bijbehorende grond en ongeveer zes morgen aangrenzend wei- en akkerland waarop haver wordt verbouwd, gelegen in het richterambt Oldebroek, met zijn opeisbare rechten en gerechtigheid en in de hoedanigheid van vrij, oorspronkelijk en erfelijk bezit, niet bezwaard anders dan met de gebruikelijke onkosten en met een belasting, die niet is gematigd, van een gulden en drie stuivers jaarlijks verschuldigd aan het Kwartier van Veluwe, grenzende aan (oost) land van het Gasthuis in Hattem, (zuid) het Heerenveld, (west en noord) eigendom van de kopers cum suis, waardoor de vervreemders vanaf nu voor henzelf en hun erfgenamen inzake het voornoemde goed zullen zijn ont-erfd en hieraan niet langer rechten kunnen ontlenen, en de reeds gemelde juffers Gansneb genaemt Tengnegel, ieder voor de helft zijn ge-erfd en rechthebbend zijn nu en voor altijd met toepassing van het recht. Verhandeld in Oldebroek, 22 juni 1677.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Ick Dibbolt Feith, righter des righterampts Oldebroeck, doe condt ende certificere mit desen openen bezegelden brieve, hoe dat voor mij righter ende gerichsluiden Berent Dijck ende Willem Albertsen sijn gecompareert ende erschenen Jacob Jansen ende Lubbichien Morren, echteluiden, Gerrit Claessen ende Henrickien Morren, echteluiden, Dirrichien Morren geassisteert mit Beert Jacobsen in desen haeren gekoren momber, item Beert Jacobsen als grootvader ende momber van de nagelaten kinderen van Peter Morren mit kennisse ende approbatie des gerichts, ende te samen voor d eene helfte, ende ieder wederom voor een sestepart in de andere helfte, Dibbolt Evertsz voor sigh selven, ende sigh mede sterck maeckende voor sijn absente huisvrouwe Jacobien Dries, Henrick Evertsen ende Geertien Tijmens, echteluiden, Jan Evertsen ende Gerrit Evertsen, te samen voor een sestepart in de eene helfte ende Beert Beertsen als provisoor der armen alhier, mede mit kennisse ende approbatie des Gerichts van wegen Jan Morren oock voor een sestepart in de helfte alle kinderen en erfgenamen van Morre Jansz zaliger ende hebben te samen ende ieder apart voor haere hareditaire portie, uyt kracht van koop van welckers laesten penningen mitten eersten sijluiden in onse tegenwoordicheyt voldaen ende betaelt sijn, gelijck sijluiden sulcks oock opentlick betuichden, gecedeert, getransporteert ende overgedragen aen de weledele en erentrijcke jufferen Elijsabeth Geertruit ende Ida Aletta Gansneb genaemt Tengnegel, gesusteren, een huis hof ende hofstede ende ongeveer ses mergen wey ende haverlant daer aen in desen ampte van Oldenbroeck gelegen, mit sijn vorderen aenkleven regt ende gerechticheyt, ende sulcks voor vrij allodiael ende onbekommert goet, dan den gewoenlicken onraet ende ene gulden drie stuivers jaerlix tot thins aen de landtschap onverkort, sijnde oistwaert het Gasthuis te Hattum, zuitwaert het Heren Velt, westwaert en noirtwaert coperen cum suis daer aen gelandet, soo dat transportanten voor haere ende haere erven van nu of aen van den selven goede sullen sijn onterft ende ontrechticht, ende welgemelte jufferen Gansneb genaemt Tengnegel, ieder voor de helfte daer aen wederom geerft, gegoedet ende gevestigt nu ende ten euwigen dagen alles onder wijder verbant als naer regten. Actum Oldebroeck, den 22 juny 1677. [1]

 

Een zesde kind van Morre Jans, Evert, wordt genoemd in een protocol van 26-01-1655. Morre Jans komt dan op, als opa en medevoogd, voor de belangen van de vier minderjarige kinderen van Evert Morren.

 

Morre Jans e.a. treffen namens de door Evert Morren en Janne Beerts nagelaten minderjarige kinderen een regeling betreffende de overdracht en oplevering van het erf dat die kinderen na het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten, 26-01-1655.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Hendrick Beertsen, voor het gericht bijgestaan door Albert Tijessen, Hendrick Simensen en Claes Hendricksen ter ener zijde, en Morre Jans, Beert en Jan Francksen en Arent Gerritsen, grootvader en ooms namens de kinderen die Evert Morren bij wijlen Janne Beerts heeft gekregen ter andere zijde, hebben samen afgesproken en zijn overeengekomen, betreffende de toegevoegde waarde, de mest, het stro en het met boekweit ingezaaide land, dat die voornoemde kinderen gerechtigd zijn op het erf van jonkheer Arent van Wijnbergen in Oldebroek, gelegen in de Spronk, welke zij door het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten en dat zij afstand hebben gedaan van de pacht van het voornoemde erf welk recht hen toekomt tot Sint Peter 1657 op grond van een getoond huurcontract, naar voren brengende, dat hun voornoemde vader Evert Morren het land op het voornoemde erf in gedeelten heeft ontvangen, en het land of in een mindere goede staat heeft moeten aannemen of met een daaraan toegevoegde waarde die hij naar raming van zijn schoonvader heeft moeten voldoen. Dat daarom en gelet op het voorgaande partijen zijn overeengekomen, dat de erfgenamen van Evert Morren met ingang van Sint Peter 1656 het erf zullen opleveren aan Hendrick Beertsen voornoemd en het overgebleven stro en de mest zullen achterlaten, en dat Hendrick Beertsen van de twee ingezaaide mudden land een derde deel en een tiende deel van de opbrengst zal ontvangen en dat het andere zaailand met de waarde die daaraan is toegevoegd per direct komt voor zijn rekening en risico en dat hij op grond van het voorgaande zal uitkeren aan de voornoemde kinderen honderdvijfendertig gulden. Verhandeld 26 januari 1655.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Hendrick Beertsen en[de] sijn dachholderen Albert Tijessen, Hend[rick] Simensen en[de] Claes Hendricksen ter eenre, en[de] Morre Jans, Beert en[de] Jan Francksen en[de] Arent Gerritsen, bestevader en[de] ooms wegens die kynderen bij Evert Morren en[de] Janne Beerts zal[liger] erworven ter andere zyeden, sijn t’ saemen versproicken en[de] veraccordiert, wegens die gunste, mes, stroo ende het boickweyten gesey, dat die voorgemelte kynderen aen het erve van j[oncke]r Arent van Wijnbergen int Oldeb[roick] in die Spronck gelegen was competierende, en[de] sij doer het afsterven van haer moeder hebben moeten verlaeten en de die pacht van t’ voers[chreven] erve tot Sint Petri 1657 toe, volgens vertoende huircedule haer competerende hebben (doorgehaald: afgest) afstandt gedaen, voerdragende, dat haer vader Evert Morren voers[chreven] het landt van t’ erve voermaels stuckse wijse ontfangende, ofte t’ selve maeger heeft aengetast, ofte daer in t’selve noch eenige gunst is geweest, die selve na æstimatie van sijn vrouwen vader heeft moeten coepen en[de] aennemen. Dat derhalven ten reguarde van t’ geene voorverhaelt partijen te saemen sijn veraccordiert, dat die erfgenaemen van Evert Morren S[int] Peter 1656 het erve sullen ruimen, aen Hend[rick] Beertsen voorschreven (doorgehaald: laeten) en[de] laeten daer haer overige stroo ende mes blieven, ende dat Hendrick Beertsen sal trecken toekoemende ooft van die twee beseyde mudde lants die darde garve, en[de] die thiende, en[de] tastende voort datelick aen het andere seylandt mit sijn gunste, end sal uitkeren voirt geene verhaelt is aen de voors[chreven] kynderen hondert ende vijff-en-dertich guld[ens]. Actum den 26e january 1655. [2]

 

Mogelijk heeft Morre Jans meer kinderen gehad dan de zes kinderen die ons bekend zijn. In dat geval zijn deze vóór 22-06-1677 overleden zonder nakomelingen na te laten. Immers delen de erfgenamen in 1677 de nalatenschap van Morre Jans door zes.

 

Dibbolt, Hendrik, Jan en Gerrit, die in het protocol uit 1677 worden genoemd als erfgenamen van Morre Jans en samen éénzesde deel van de nalatenschap delen, zijn de kinderen van Evert Morren, de zoon van Morre Jans. In het geval Evert Morren meer kinderen zou hebben gehad dan de vier die ons bekend zijn, zijn deze vóór 22-06-1677 overleden zonder nakomelingen na te laten.

 

Onze speciale aandacht gaat uit naar Hendrik, zoon van Evert Morren. Deze Hendrik Evertsen is bij tijdgenoten in Oldebroek in de tweede helft van de zeventiende eeuw ook bekend onder de naam Hendrik Evertsen Prins waarna Prins als geslachtsnaam op volgende generaties overgaat.

 

 

Hendrik Evertsen Prins, zoon van Evert Morren, kleinzoon van Morre Jans

 

Hendrik Evertsen is vóór 10-08-1673 getrouwd met Geertje Tijmens. Beiden worden genoemd in het protocol uit 1677. Hendrik Evertsen Prins is een kleinzoon van Morre Jans.

 

In de regeling van 1655 worden niet de namen van de kinderen van Evert Morren genoemd. Zou Hendrik Evertsen Prins op een andere wijze van Morre Jans kunnen afstammen dan via diens zoon Evert Morren? Dat is alleen denkbaar indien:

 

(1) Morre Jans naast Lubbichien, Henrickien en Dirrichien nog een dochter had;

(2) Deze dochter, NN Morren, trouwde met een man wiens voornaam Evert is;

(3) Uit dit huwelijk ten minste vier kinderen zijn geboren;

(4) De dochter, NN Morren, is overleden vóór 22-06-1677;

(5) De kinderen van Evert Morren allen zijn overleden vóór 22-06-1677.

 

Voor geen van de voornoemde denkbare gebeurtenissen is een aanwijzing gevonden terwijl alle gebeurtenissen, geen uitgezonderd, moeten hebben plaatsgehad indien Hendrik Evertsen Prins anders van Morre Jans zou afstammen dan via diens zoon Evert Morren. Daarbij:

 

1. De voornaam Morre (en dus ook het patroniem Morren) komt zelden voor in archiefstukken uit zeventiende eeuws Oldebroek. De naam Morre/patroniem Morre heeft (vergeleken met de vele Jans, Hendriks en Gerrits), een groot onderscheidend vermogen;

 

2. De combinatie Hendrik Evertsen en Geertje Tijmens is (in spellingsvarianten) uniek in zeventiende eeuws Oldebroek. Het patroniem Tijmens komt in archiefstukken zelden voor. Niets wijst erop dat in die tijd een ander echtpaar met dezelfde combinatie van twee voornamen en twee patroniemen in Oldebroek trouwde en kinderen liet dopen.

 

 

Beert en Jan Francksen, halfbroers van Morre Jans of (half)broers van de moeder van Evert Morren

 

In de regeling van 1655 zijn Beert en Jan Francksen genoemd als ooms van de vier kinderen van Evert Morren en Janne Beerts. Voor meer informatie over Beert en Jan Francksen zie Bijlage 1. Het gezin van Franck NN, vermoedelijk Franck Dircksen (na de noten).

 

Waarschijnlijk zijn Beert en Jan Francksen oudooms of halve oudooms van de vier kinderen van Evert Morren en Janne Beerts, zie IIIb. Beert en Jan Francksen kunnen zijn:

 

-broers van de moeder van Evert Morren;

 

De moeder van Evert Morren zou dan NN Francksen zijn, een dochter van Franck NN. NN Francksen moet zijn overleden vóórdat Morre Jans op 09-06-1615 trouwt met Lubbe Dircks.

 

-halfbroers van Morre Jans;

 

Beert en Jan Francksen zijn dan zoons van Franck NN en de moeder van Morre Jans. Jan NN, de vader van Morre Jans, zou dan zijn overleden vóór ca. 1592 en de moeder van Morre Jans zou nadien zijn hertrouwd met Franck NN, uit welk huwelijk Beert en Jan Francksen zijn geboren.

 

-halfbroers van de moeder van Evert Morren, de vrouw van Morre Jans;

 

Beert en Jan Francksen zouden dan zoons zijn van Franck NN en de oma van moederszijde van Evert Morren. De vrouw van Morre Jans en de moeder van Evert Morren zou dan zijn overleden vóórdat Morre Jans op 09-06-1615 trouwt met Lubbe Dircks. Haar moeder zou dan vóór ca. 1593 getrouwd zijn met Franck NN en deze Franck NN is de vader van Beert en Jan Francksen.

 

Gelet hierop gaan wij er vooralsnog van uit dat Beert en Jan Francksen, in 1655 genoemd als ooms van de vier kinderen, feitelijk hun oudooms of halve oudooms zijn. Zij kunnen broers zijn van de moeder van Evert Morren of halfbroers van Morre Jans of de moeder van Evert Morren.

 

 

Oldebroek 19-02-1657: Morre Jans verschijnt in twee civiele zaken voor het gericht van Oldebroek, als gedaagde en als eiser.

 

Arent Gerritsen Stange eist in 1657 drie schepel haver van Morre Jans. De eis van Arent Gerritsen Stange wordt toegewezen. In die tijd is Arent Gerritsen Stange koster van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek. Of Arent Gerritsen Stange drie schepel haver eist voor zich in privé of voor de kerk van Oldebroek is niet duidelijk.

 

Arent Gerritsen Stange wordt in de voornoemde regeling van 1655 genoemd als oom en voogd van de kleinkinderen van Morre Jans. Arent Gerritsen Stange procedeert dus tegen de vader van zijn overleden zwager.

 

Een schepel, als inhoudsmaat, kon van plaats tot plaats een andere hoeveelheid aanduiden. Hoeveel liter is een schepel graan in Oldebroek? In Kampen stond een schepel graan gelijk aan ca. 27 liter. In Hattem was een schepel  graan ca. 33 liter. [3]

 

In een andere zaak eist Morre Jans ontheffing van de verplichting aan Gerrit Jansen cum suis jaarlijks een schepel haver te voldoen. Die eis wordt niet toegewezen.

 

Morre Jans verschijnt in twee civiele zaken voor het gericht, 19-02-1657.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Op 19 februari 1657 heeft de richter (e doorgehaald: geri) Arnt Feith zitting gehouden. Uitspraak gerichtslieden Beert Francksen, Jan Andreessen, Albert Tijssen, Geurt Hendricksen en Hendrick Simensen.

In de zaak van Arent Gerritsen, eiser ter ene zijde, ende Morre Jans, verweerder ter andere zijde, oordeelt het gericht, dat de verweerder gehouden is de geëiste drie schepel haver te betalen aan de eiser. Verhandeld als hierboven beschreven.

Tussen Morre Jans, eiser ter ene zijde en Gerrit Jansen cum suis, verweerder ter andere zijde, aangaande de ontheffing van (de verplichting) jaarlijks een schepel haver (te voldoen), oordeelt het gericht, dat de eiser niet ontvankelijk is in zijn eis en dat de verweerder hiervan wordt bevrijd. Verhandeld als hierboven beschreven.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Den 19 februaqry 1657 heeft die richter (e doorgehaald: geri) Arnt Feith gerichte gehouden. Oirconde gerichtsluiden Beert Francksen, Jan Andreessen, Albert Tijssen, Geurt Hendricksen ende Hendrick Simensen.

In saecken van Arent Gerritsen, aenlegger ter eenre, ende Morre Jans, verweerder ter andere zyeden, verstaet het gerichte, dat den verweerder gehouden is die geeyste dree schepel haeveren te betaelen aen den aenlegger. Actum ut supra.

Tusschen Morre Jans, aenlegger ter eenre en de Gerrit Jansen cum suis, verweerder ter andere zyeden, nopende d’ ontlastinge van een schepel haever jaerlicxs, verstaet het gerichte, dat aenlegger in sijnen eysch niet en is ontfanckelick, den verweerder daervan absolverende. Actum ut supra. /span>[4]

 

 

Morre Jans heeft geen relatie met het landgoed Morren bij Oosterwolde (GD). Morren ontleent haar naam aan Morre Augustijnsz (v.d. Put), die het erf in 1700 pachtte en daar ging wonen.

 

 

Grondbezit van Morre Jans in Oldebroek

 

Het platteland buiten de vesting van een stad is in de Middeleeuwen en ook in de zestiende eeuw niet bepaald veilig. Rovers en rondtrekkende bendes waaronder buitenlandse (huur)troepen maken bij tijd en wijle de Veluwe onveilig.

 

Na ca. 1590 is sprake van betrekkelijke rust en vrede. Het platteland raakte in trek als plaats om zich er te vestigen, om er te boeren en te wonen. In die tijd was vrijwel iedereen landbouwer of dagloner (ongetwijfeld in de landbouw). Het overgrote deel van de mensen met een ander beroep deed er wel wat landbouw bij.

 

Hoewel het platteland goede economische vooruitzichten bood was het verblijf daar vaak nog erg gevaarlijk. In 1629 eist graaf Van de Berg Hattem op, wat geweigerd wordt. Zijn bevelhebber Salazar gaat door naar Oldebroek. Zijn huurleger, bestaande uit Kroaten, steekt daar op 16-08-1629 de kerk van de protestanten in brand.

 

Oldebroek, Lambertuskerk of Dorpskerk en omgeving

Over het algemeen wordt aangenomen dat de toren en de oude bakstenen kerk, waarvan thans nog alleen delen van de muren in het westen over zijn, dateren uit de 14de eeuw, terwijl het koor uit het einde van de 15de eeuw stamt. De sacristie tegen de noordkant van het koor aangebouwd is uit de 16de eeuw. Rondom de Lambertuskerk of Dorpskerk van Oldebroek lag vroeger een kerkhof; hier is niets meer van te zien. In 1828 werd hier voor het laatst begraven. In 1835 beplantte men het met 58 bomen. Het oude ambtshuis of richtershuis van Oldebroek uit 1634 stond achter de kerk, omzoomd met grachten, fraai geboomte en tuinen. Hier is ook niets meer van te zien. Het oude gemeentehuis uit 1838 staat tegenover de kerk. [13]

 

In 1627 is Morre Jans zowel geërfde als pachter in Oldebroek. In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van dat jaar staat:

 

Oldebroeck

 

… Willem Hermsen end Morre Jans           ij-iij …

 

In dezelfde schatcedul staat onder het kopje Pechteren:

 

Morre Jans                                                   i …. .[14]

 

In 1648 is Morre Jans zowel eigenaar als gebruiker van een huis en hof van een ½ morgen, 7 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd en 2½ morgen hooiland. In dat jaar pacht Morre Jans 9 schepel akkerland waarop rogge wordt verbouwd van het Sint Annagilde in Oldebroek, 4 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd van Jan Berents de Jonge c.s. en 1½ morgen hooiland in de Veenen van Jan Willems uit Kampen.

 

Morre Jans, eygener en gebruicker van huys, hoff van ½ mergen a 10 g[u]l[de]n, 6 mergen haeverlandt, en noch 1 mergen haeverlandt tesaemen ad 3 g[u]l[de]n de mergen. Noch 2½ mergen hoeylandts in de Veenen ad 4 g[u]l[de]n 10 st[uiver]s de mergen 10 - 2 – 6

 

Jan Willems tot Campen, eygener, en Morre Jans, pachter van 1½ mergen hoeylandts in de Veenen voor 12 g[u]l[de]n 12 - 6 - 6 belast met 6½ st[uiver]s 12 - 6 – 6

 

Jan Berents de Jonge cum suis, eygeners en selff gebruickers van 4 mudde, 2½ schepel roggelandts van de 3 gerve tientb[aer] aen Haersolte, 13 mergen haeverlant ad 3 g[u]l[de]n de mergen, hiervan Morre Jans 4 mergen haeverlandts voor 8 d[ae]l[e]r, …

 

S[in]t Annen gilde in ‘t Oldebroeck, eygener van 11 schepel roggelandts van[den] 3 gerven hiervan Reijer Willems 2 schepel gesaeys voor 1 molder rogge ende Morre Janssen 9 schepel tientb[aer] aen Haersolte voor 4 molder rogh en 1 molder boeckweyt 32 - 0 – 0  [5]

 

Vier protocollen van de richter van Oldebroek geven ons informatie over de ligging van het bezit van Morre Jans in Oldebroek. Wij zullen deze protocollen hierna bespreken.

 

 

Grondbezit van Morre Jans aan de Broekdijk (1651).

 

In 1651, bij de verkoop van een perceel land in Oldebroek, wordt in het protocol opgenomen dat Morre Jans over dit perceel hooi mag afvoeren en zijn vee mag leiden. Het perceel ligt ten oosten van de kern Oldebroek tussen de Broekdijk en de Neerheigraaf. De Neerheigraaf (ook: Benedenheigraaf, Waterheigraaf) is een watertje dat uitmondt in de Gelderse Gracht.

 

een deel van de topografische militaire kaart uit de jaren 1830 tot 1850 waarop 
is afgebeeld het gebied ten oosten van de kern oldebroek tussen de broekdijk en de neerheigraaf waar morre 
jans, opa van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw land in bezit had

Het gebied ten oosten van de kern Oldebroek tussen de Broekdijk en de Neerheigraaf. Topografische Militaire Kaart (Nettekening 1830-1850).

 

Het gebied tussen de Broekdijk en de Neerheigraaf is een polderlandschap met een open karakter. In het huidige landschap vormt de Broekdijk, waarover een deel van de huidige Zuiderzeestraatweg is aangelegd, een strakke lijn met ter weerszijden daarvan lange smalle kavels.

 

Oldebroek 17-04-1651: De erfgenamen van Griete Hendriks, weduwe van Hendrick Aertsen, laten een perceel land van 5½ morgen publiekelijk veilen. Dit perceel ligt aan de oostzijde van het Richteramt Oldebroek en grenst aan (oost en west) land van Johan en Otto Gansnebs genaemt t Tengnaegels, (zuid) de Broekdijk en (noord) de Neerheigraaf. Er is een erfdienstbaarheid gevestigd: Morre Jans mag om het jaar via dit perceel land hooi uit zijn veen afvoeren en zijn beesten naar het groenvoer brengen. Vermoedelijk grenst dit perceel land aan de in 1648 genoemde 1½ morgen hooiland in de Veenen.

 


Op een perceel aan de Broekdijk in Oldebroek is een erfdienstbaarheid gevestigd ten gunste van Morre Jans, 17-04-1651.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Ick Arnt Feith, richter des richterampts Oldebroeck, attestiere mits desen, dat die samptelicke erfgenaemen van Griete Hendricks, weduwe van Hendrick Aertsen, soo selven tegenwoordich, als door der onmundiger momberen, Hendrick Simensen ende Simen Gerritsen hebben nae voorgaende gerichtelicke kennisse ende

approbatie, ten overstaen van t’ gerichte publyckelick bij die keerse verkoft seeckere parcelen landerijen

in desen ampte gelegen, ende onder anderen aen die edele ende eerentfeste (doorgehaald: Otth) Johan ende Ottho Gansnebs genaemt t Tengenaegels, gebroederen een seecker camp weylants, oistwaert in t’ Oldebroeck

gelegen, groot ongeveer vijftehalve margen, daer oistwaert ende westawaert aengelandet sijn coeperen selfs, suidtwaert die Broeckdijck, noortwaert die Neerheigraeve, mit sijn behoirlicke onraet, schattinge ende tins, ende dat Morre Jans over het andere jaer mit het hoy uit sijn veene daerover sal wegen, ende sijn beesten ter etgroen brengen, gelijck hij sulcxs van olts gewoen is, ende dat voer een seeckere somme van penningen, waervan verkoeperen bekenden wel ende thoe dancke buiten desen brief voldaen ende vergenueget te sijn,

en de hebben derhalven oick getransportiert ende opgedraegen, gelijck sij oick doen cracht deses aen coeperen

voerschreven het gemelte stucke lants, soo dat vercoeperen van nu voortaen geen recht ofte gerechticheit aen

t selve sullen hebben ofte beholden, maer dat die coeperendaeraen ten vollen sullen gerechticht sijn, oick rustelick ende vredelick te mogen gebruicken sonder opspraecke van die eene ofte andere, ende tot verseeckeringe van dien hebben verkoperen in haere qualiteit thoe waerburge gestelt haer huis ende hoffstede aen die Santwech gelegen, suidtwaert Bartelt Lubbertsen, westwaert ende noirtwaert die gemelte wech,

oistwaer Arnt van Ruitenberch zalliger opdat coeperen aen t’ selve alle hinder ende schaede souden hebben te verhaelen. Actum den 17e aprilis 1651 voer mij richter voerschreven ende gerichtsluiden Reijer Willemsen, Beert Wijchmansen ende Hendrick Willemsen. [6]

 

 

Grondbezit van Morre Jans in Stuivezand (1670, 1671, 1677).

 

Stuivezand was in de zeventiende eeuw de naam van een groot gebied in Oldebroek bestaande uit  cultuurgrond en boerderijen temidden van zandverstuivingen. Zandverstuivingen bleven tot in de negentiende eeuw een bedreiging voor de boeren. Met veel moeite probeerden zij het oprukkende zand in bedwang te houden. [7]

 

In 1670 heeft Morre Jans een erf in de buurtschap Stuivezand ten noorden van de Bovenheigraaf dat hem voor de helft toekomt. Eén van zijn dochters bezit een achtste deel van dit erf. Vermoedelijk kreeg zij een kwart van de helft van het erf in eigendom na de dood van haar moeder, net als haar twee zussen en de kinderen van haar broer. Het is waarschijnlijk dat Morre Jans en zijn echtgenote dit erf in Stuivezand niet alleen in bezit hadden maar daar ook woonden.

 

De Bovenheigraaf in Oldebroek, waaraan het erf van Morre Jans ligt (en ten oosten daarvan nog een erf bestaande uit een huis met een hof en 6 morgen weiland), is een (zand)weg die over een flinke afstand voert langs de meest noordelijke uitlopers van de Oldebroeker Heide. Aan de zuidzijde van de Bovenheigraaf, ongeveer tegenover Stuivezand, ligt buurtschap ’t Loo. De buurtschappen liggen bij de grens tussen het Richterambt Oldebroek en het Richterambt Heerde.

 

De erfgenamen van Morre Jans verkopen in 1677 een huis, tuin en bijbehorende grond en ongeveer 6 morgen aangrenzend wei- en akkerland waarop haver wordt verbouwd. Het is aan te nemen dat het verkochte het in 1670 genoemd erf van Morre Jans c.s. betreft.

 

Hiervoor spreekt:

 

1. het bezit dat de erfgenamen in 1677 verkopen ligt eveneens in het Richterambt Oldebroek;

 

2. het verkochte grenst in 1677 aan (oost) land van het Gasthuis van Hattem net als het in 1670 genoemde erf van Morre Jans. Met “Gasthuis” is vermoedelijk bedoeld het Heilige Geest Gasthuis dat binnen de stadsmuren van Hattem lag maar ook land buiten de stadmuren in eigendom had.

 

3. het verkochte grenst in 1677 aan (west en noord) land van de zussen Elijsabeth Geertruit en Ida Aletta Gansneb genaamd Tengnegel c.s. en in 1670 grenst het erf van Morre Jans c.s. aan (west) land van  burgemeester Johan Tengnagel en (noord) land van kapitein Otto Tengnagel. De zussen Ida en Elijsabeth zouden gelet op de geslachtsnaam Tengnagel (door vererving?) hun rechtsopvolgers kunnen zijn.

 

Otto Gansneb genaemt Tengnagel, capiteijn, is geb. ca. 1612, ovl. vóór 1688, zoon van Reiner

Gansneb genaemt Tengnagel (geb. ca. 1578, ovl. Kampen 21-10-1636) en Maria van Ittersum (geb. ca. 1572, ovl. vóór 1617).

 

Elisabeth Geertruid Gansneb genaemt Tengnagel is geb. Kampen 09-05-1652, ged. Kampen 12-05-1652, ovl. Kampen 06-04-1715, begr. Kampen (Bovenkerk) 17-04-1715, tr. 02-11-1684 Frans Frederik van Ingen, geb. Kampen, ged. Kampen 29-07-1639, ovl. Kampen 04-12-1688. Elisabeth Geertruid Gansneb genaemt Tengnagel hertr. Zutphen 01-05-1692 Herman Otto Alards Gansneb genaemt Tengnagel, geb. Zutphen 28-07-1659, ged. Zutphen 31-07-1659, ovl. Zutphen 25-11-1733, zoon van  Alard Otten Gansneb genaemt Tengnagel en Beatrice Schimmelpenninck van de Oije.

 

4. het verkochte grenst in 1677 aan (zuid) het Heren Velt. Met het Heren Velt is de gezamenlijk te gebruiken algemene grond bedoeld. In 1670 is aangegeven dat het erf van Morre Jans c.s. grenst aan (zuid) de Bovenheigraaf, hetgeen nauwkeuriger lijkt maar niet wijst op een andere locatie indien de Bovenheigraaf, een zandweg, gezien is als deel van het Heren Velt.

 

5. Morre Jans is in 1675 op hoge leeftijd. Het is verleidelijk te veronderstellen dat de nalatenschap in 1677 niet bestond uit recent verworven bezit;

 

Oldebroek 12-01-1670: Gerrit Claessen en zijn echtgenote Hendrickien Morren verklaren 150 Carolus guldens schuldig te zijn aan Beert Jacobsen, de voogd van de kinderen van Peter Morren, en stellen tot onderpand hun éénachtste deel  in het erf in het Stuivezand waarvan de helft toebehoort aan Morre Jans. Het erf  van Morre Jans c.s. grenst aan (oost) land van het Gasthuis van Hattem, (zuid) de Bovenheigraaf, (west) land van  burgemeester Johan Tengnagel en (noord) land van kapitein Otto Tengnagel.

 

Hendrickien Morren en Gerrit Claessen verklaren een geldsom schuldig te zijn aan de kinderen van Peter Morren en stellen tot onderpand hun aandeel in een erf in Stuivezand, 12-01-1670.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Ik Dibboldt Feith, richter van het richterambt Oldebroek, maak openbaar en leg bij deze schriftelijk vast, dat heden voor mij en gerichtslieden Franck Dircksz en Berent Dijck zijn verschenen Gerrit Claessen en Hendrickjen Morren, echtelieden, die verklaarden wegens meegetelde en in goede orde ontvangen gelden schuldig te zijn aan Beert Jacobsz, als voogd van de nagelaten kinderen van wijlen Peter Morren, de hoofdsom van eenhonderdvijftig karolus guldens (doorgehaald: daar) voor welk gebruik zij beloofden jaarlijks en alle jaren op Petri te betalen, naast de belasting van de veertiende penning, zeven gulden en tien stuivers, vervallende voor het eerst op  Petri 1671, en zij stellen daarvoor tot onderpand en tot meerdere zekerheid hun (doorgehaald: ...) achtstedeel van het erf in het Stuijvesant, waarvan precies de helft toebehoort aan Morre Jans, gelegen aan (oost) land van het Gasthuys van Hattum, (zuid) de Bovenheijgrave, (west) land van  burgemeester Johan Tengnagel en (noord) land van kapitein Otto Tengnagel om daarop en daaraan bij gebreke van betaling alle schade en kosten te kunnen en mogen verhalen. Verhandeld in Oldebroek, 12 januari 1670.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Ick Dibboldt Feith, richter des richterampts Oldebroeck, doe condt ende certificere bij desen, dat op huyden voor mij ende gerichsluyden Franck Dircksz ende Berent Dijck zijn gecompareert ende erschenen Gerrit Claessen ende Hendrickjen Morren, echteluyden, ende bekenden wegens toegetelde ende wel ontfangene penningen schuldich te wesen aen Beert Jacobsz als momber van de nagelaten kinderen van Peter Morren zaliger een capitael van een hondert ende vijftich karoli guldens (doorgehaald: daer) voor welcker gebruyck dselve jaerlix ende alle jaer beloofden op Petri te betalen boven den veertienden penning tot schattinge sueven guldens thien stuivers te verschijnen voor d’eerstemael op Petri 1671, ende stelden daer voor tot onderpandt ende meerder verseeckeringe haer (doorgehaald: ...) achtendeel van t erve int Stuijvesant gelegen, Morre Jans d rechte helfte toebehoirende, oistwaert t Gasthuys van Hattum, zuytwaert de Bovenheijgrave, westwaert burgemeester Johan Tengnagel, ende noirtwaert capiteyn Otto Tengnagel gelegen, om daer op en aen bij foute van betalinge allen hinder en schade te kunnen en mogen verhalen. Actum Oldebroeck, den 12 january 1670. [8]

 

Oldebroek 08-11-1671: Diverse verkopers verkopen een huis, hof en 6 morgen weiland gelegen in de buurtschap Stuivezand in het Richterambt Oldebroek. Het verkochte grenst aan (oost) land van Morre Jans en (west) land van Berend van Cleef. De diverse verkopers verkopen ook een perceel recent ontgonnen akkerland waarvan de zuidzijde (min of meer) gelijk loopt aan de grens tussen het Richterambt Oldebroek en het Richterambt Heerde.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Ick Dibbolt Feith, righter des richterampts Oldebroeck, doe condt ende certificere hier mede, dat op huiden voor mij ende gerichsluyden Seger Hendericksz ende Gerrit Hendricksz Hulleman sijn gecompareert ende erschenen Machtelt Hendricks, weduwe wijlen Aert Jansz, geassisteert mit Berent Dijck, in desen haeren gekoiren momber voor haer selven ende voor de helfte ende als mombersche van haere onmundige soon Jan Aertsen voor een sestiendendeel, Claes Jansz sigh mede sterck maeckende voor sijn absente huisvrouwe (doorgehaald: Lambert) Stijntien Aerts, Wijer Arentsz ende sijn huisvrouwe Fennichjen Aerts, Henderick Jansz ende sijn huisvrouwe Lambertjen Aerts, Gerrichien ende Annichien Aerts, geassisteert mit haer swaeger Claes Jansz in desen haere gekoiren momber, ieder oock voor een sestienden deel ende hebben ieder sijne voorgemelte gedeelte uyt kracht van koop, van welckers laesten penningen mit den eersten sijluyden hooft voor hooft bekenden voldaen, betaelt ende vergeneuget te sijn, gecedeert ende overgedragen aen Dirrick Lindenhof en Hillichien Everts Twent gelijck sijluyden in krachte desis sijn doende seecker huis, hof, ses mergen weylants in desen richterampte int Stuivesant tusschen Morre Jansz aen de oost ende Berent van Cleef cum suis aen de westsijde, ende van een camp niuw aengemaeckt boulandts groot ongeveer drie mudde, op de lemijtcheidinge van desen ampte en Heerde, daer teindens aen de zuytsijde gelegen, mit sijn recht ende gerechticheyt, sijnde vrij allodiael goet, alleen beswaert mit eene gulden vijf stuivers tot thins, belovende transportanten een ieder voor het sijne, het selve lant naer erfkoops recht te waeren ende te vrijen, haer selven daer van ontgoedende, ende in tegendeel coperen ende haere erven daer aen nu ende ten euwigen dagen vestende, onder wijder verbant als naer rechten, des ten waeren oircunde hebbe ick richter mijn zegel hier onder doen hangen, ende voor soo veel ieets daer van buiten dese jurisdictie mocht gelegen sijn, neffens de bovengenoemde gerichsluiden als te samen geerfden in Veluwen, mede geteickent ende bezegelt. Actum Oldebroeck den 8 novembris 1671.

                                                  nbsp;                                                      

In margine:
Den 19 juny 1680 dit selve goet en lant mede getransporteert uyt kracht van koop, door Dirck Lindenhof aen Gerrit Herms Smit ende Jennichien Jansz, echteluyden voor d richter D. Feith ende gerichsluyden Franck Dircksz ende B.Dijck die mede als geerfden ten opsigte van het boulant hebben geteickent ende gezegelt volgens zegel ende brief.
[9]

 

Ergens tussen 30-12-1675 en 22-06-1677 overlijdt Morre Jans. Zijn erfgenamen verkopen zijn huis, hof en hofstede en ongeveer 6 morgen weiland en bouwgrond (wey ende haverlant) gelegen in het Richterambt Oldebroek. Uit het protocol blijkt dat het verkochte grenst aan (oost) land van het Gasthuis te Hattum, (zuid) het Heren Velt en (west en noord) het land van de zussen Elijsabeth Geertruit en Ida Aletta Gansneb genaamd Tengnegel c.s.

 

 

een deel van de topografische militaire kaart uit de jaren 1830 tot 1850 waarop is afgebeeld stuivezand in oldebroek waar morre jans, 
opa van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw land in bezit had

Stuivezand. Topografische Militaire Kaart (Nettekening) 1830-1850.

 

 

een deel van de topografische militaire kaart uit 1872 waarop is afgebeeld stuivezand in het bovenbroek bij oldebroek waar morre jans, 
opa van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw land in bezit had

Stuivezand in het Bovenbroek. Topografische Militaire Kaart (Bonneblad) 1872.

 

 

Grondbezit van Morre Jans in de Spronk (1675)

 

Oldebroek 30-12-1675: Morre Jans schenkt zijn dochter Lubbechien Morren de helft van een mudde land, genaamd Martens akker, gelegen in de Spronk in Oldebroek. Het land grenst aan (oost) land van het Gasthuis in Hattem, (zuid) land van het Onze Lieve Vrouwengilde, (west) land van Peter Jansen en (noord) de Bovenheigraaf. Aan de schenking is de voorwaarde verbonden, welke ook wordt vervuld, dat Lubbechien Morre de halve mudde land die zij een week eerder van haar vader kreeg weer aan hem overdraagt.

 

Buurtschap de Spronk in Oldebroek ligt ten westen van de buurtschap Stuivezand. Een leenakte uit 1634 vermeldt een erve ende goet int ’t Oldebroek, in der buyrschap Spronck op Veluwen gelegen. Volgens dezelfde akte lag dichtbij dit erf en goed een bekende boerderij, namelijk de Heytcamp. De naam Spronk is ontleend aan een oude waternaam. Een spronk, sprink of spreng was de plaats waar een beek of sprengenbeek ontsprong. [10]

 

Evert Morren, een zoon van Morre Jans, had in de Spronk grond in pacht en in bezit, zoals blijkt uit de regeling van 1655. Of Martens akker in de Spronk, genoemd in 1675, ooit toebehoorde aan Evert Morren kon niet worden vastgesteld.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Verschenen voor het gericht Morre Jansen dewelke heeft verklaard dat hij, met het oog op de buitengewone moeilijkheden, diensten en handreikingen die zijn dochter Lubbichien Morren enige jaren geleden met hem, comparant, in zijn hoge ouderdom heeft gehad en hem heeft bewezen, en nog dagelijks heeft en bewijst, aan haar, zijn dochter Lubbichien Morren en haar erven, vanuit de hem toekomende bevoegdheid heeft gegeven en haar tot voordeel strekkende, naast het beloofde kostgeld en als schadeloosstelling/beloning, buiten de huwelijksgoederengemeenschap met haar echtgenoot Jacob Jansen, de helft van een zeker mudde land die hij en zijn kinderen gemeenschappelijk in bezit hebben, genaamd Martens akker (doorgehaald: alwaar) in dit ambt in sgelegen, grenzende aan (oost) land van het Gasthuis in Hattem, (zuid) land van het Lieve Vrouwen Gilde, (west) land van Peter Jansen en (noord) de Bovenheigrave, zodat hij, vervreemder, vanaf nu daartoe niet meer gerechtigd is en zij, Lubbichien Morren, daartoe gerechtigd zal zijn en blijven mits zij, Lubbichien,  afstand doet  ten bate van de vervreemder van het andere halve mudde land als waarvan hij om dezelfde overwegingen, op de 23e van deze maand ten overstaan van de richter en gerichtslieden Beerts Beertsz en Gerrit Jansen, ten bate van haar afstand heeft gedaan hetgeen zij, Lubbichien Morren (doorgehaald: voor het gericht bijgestaan door) en haar echtgenoot Jacob Jansen ook direct met volle uitwerking hebben gedaan, het voornoemde terug overdragende aan haar vader Morre Jansen en daarvan ten bate van hem afstand doende. Verhandeld in Oldebroek voor de richter en gerichtslieden Henderick Jansen en Berent Dijck, 30 december 1675.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Compareerden Morre Jansen ende heeft verklaert dat hij uyt consideratie van de extraordinaire moeielickheyden, diensten ende handtreckingen soo sijn dochter Lubbichien Morren enige jaeren herwaerts mit hem comparant in sijnen hogen ouderdom hadde gehat ende bewesen, ende noch dagelicks was doende, boven de beloofde kostpenningen tot een recompens uyt d handt buiten gemeenschap vanden man Jacob Jansen, heeft gegeven ende opgedragen aen d selve sijne dochter Lubbichien Morren ende haere erven d helfte van seecker mudde landts soo hij mit sijne kinderen noch in gemeinschap is hebbende genaemt Martens acker (doorgehaald: alwaer) in desen ampte in de Spronck gelegen, alwaer oistwaert t Gasthuis te Hattum, zuitwaert L. vrouwen Gilde westwaert Peter Jansen ende noirtwaert d Bovenheigrave aengelandet sijn, soo dat hij transportant van nu af daervan ontrechticht ende sij Lubbichien Morren daer aen gerechticht sal sijn ende blijven, mits dat sij Lubbichien wederom renunciere ende afstand doe ten profijte vanden transportant van sodane ander half mudde lants als hij aen haer om d selve consideratien op den 23 desis voor den richter ende gerichsluiden Beert Beertsz ende Gerrit Jansen hadde gecedeert, twelck sij Lubbichien Morren (doorgehaald: geassisteert) mit haeren man Jacob Jansen oock aenstonts ten vollen effecte hebben gedaen, t selve aen haeren vader Morre Jansen wederom cederende ende overdragende. Actum Oldebroeck voor d richter ende gerichsluiden Henderick Jansen ende Berent Dijck, den 30 decembris 1675. [11]

 

In 1684 is Morre Jans al overleden maar in het kohier van verponding van dat jaar staat nog wel zijn naam vermeld, mogelijk als verwijzing naar bezit dat de erven nog niet hebben verdeeld. Het gaat dan om een ½ morgen en 3 schepel land.

 

bet[aelt] aen mijn vrou den 14 oct[obris] 1684 op dese en andere posten 13 - 0 - 0 waervan 3 - 6 - 0 op een post van 1683 dus hier 9 -14 - 0

idem van ½ mergen van Morre Jansen 0 - 16 - 0

idem van 3 schepel 1 - 10 - 0

[12]

 

 

Noten bij Generatie II

1. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1666-1699, inv.nr. 193, door P. Zunderman 2000, 22-06-1677, fol. 24v.

2. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.

3. www.meertens.knaw.nl/mgw/maat/123.

4. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 12-01-1670, fol. 15.

5. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 47v, 48, 55, 138.

6. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 08-11-1671, fol. 21v.

7. D. Otten, Oude namen in Oldebroek (Oldebroek 1996) 29.

8. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 19-02-1657, fol. 115.

9. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 17-04-1651, fol. 83v, 84.

10. D. Otten, Oude namen in Oldebroek (Oldebroek 1996) 28.

11. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 30-12-1675, fol. 23v.

12. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1684, ORA Inv. nr. 56 Richterambt, door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 18v.

13. Tekst overgenomen uit/ontleend aan: www.reliwiki.nl

14. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

 

 

Bijlagen bij Generatie II

 

Bijlage 1. Het gezin van Franck NN, vermoedelijk Franck Dircksen.

 

I FRANCK NN, geb. vóór ca. 1575, ovl. (?), tr.

 

(vermoedelijk FRANCK DIRCKSEN/FRANCK DERICKS, geb. ca. 1565/1570, landeigenaar (1592, 1623, 1627), gerichtsman (1623), ovl. na 17-02-1630, vermoedelijk vóór 1648, tr.)

 

NN NN, geb. vóór ca. 1575, ovl. (?), dochter van … en …

 

Franck NN/Franck Dircksen heeft twee zonen:

 

Beert Francksen, geb. ca. 1593/1598, volgt IIa.

Jan Francksen, geb. vóór ca. 1595, volgt IIb.

 

Mogelijk is een dochter van Franck NN/Franck Dircksen:

 

NN Francksen, geb. ca. 1590 (?), volgt IIc.

 

Mogelijk is ook een zoon van Franck NN/Franck Dircksen:

 

Dirck Francksen, geb. vóór ca. 1597, volgt IId.

 

Mogelijk is een dochter van Franck NN/Franck Dircksen:

 

Celichien Franken, geb. vóór ca. 1599, volgt IIe.

 

Door zijn zoons, Beert en Jan Francksen, weten wij van het bestaan van Franck NN.

 

Bij een regeling in 1655 worden Beert en Jan Francksen genoemd als ooms van de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts. Hoewel het er niet staat met zoveel woorden nemen wij aan dat Beert en Jan Francksen broers of halfbroers zijn. [1]

 

Beert Francksen is rond 1619 pachtboer in Oldebroek volgens een verklaring die hij in 1639 aflegt bij de richter van Oldebroek. Jan Francksen is in 1618 en 1619 één van de sluismeesters van Oldebroek. Beert en Jan Francksen wonen en werken hun hele leven in Oldebroek, zie IIa en IIb.

 

Vermoedelijk woonde en werkte Franck NN ook in Oldebroek. Boerenfamilies zijn sterk verbonden met het land dat zij bewerken. Vaak zorgen verscheidene generaties voor een boerenbedrijf en helpt men elkaar op nabij gelegen erven.

 

Als verwacht kan worden dat Franck NN in de vroege zeventiende eeuw in Oldebroek woonde en werkte kan het zijn dat hij voorkomt in archiefstukken uit Oldebroek uit die tijd. We zijn nagegaan wie hierin met de naam Franck is vermeld.

 

Omdat Franck NN vóór ca. 1575 is geboren (één van zijn zoons is in/rond 1593 geboren) zal hij vóór ca. 1665 zijn overleden. De oudste archiefstukken geven de meeste kans op een vermelding van Franck NN. Vandaar dat eerst de periode tot 1650 is onderzocht.

 

De richter van Oldebroek maakt vanaf 11-12-1617 aantekeningen van civiele zaken voor het gericht van Oldebroek. Tussen 1617 en 1650 worden in deze protocollen genoemd:

 

Franck Dircksen, meerderjarig in 1617, ovl. na 17-02-1630, vermoedelijk ovl. vóór 1648.

 

Franck Gaerts, genoemd in 1648, afkomstig uit Kampen. [2]

 

Franck Warnertsen, geb. ca. 1602, ovl. vóór 1648. [3]

 

Vermoedelijk is Franck Dircksen de vader van Beert en Jan Francksen.

 

Hiervoor spreekt:

 

1. Beert en Jan Francksen worden enkele keren na elkaar genoemd in een protocol van de richter van Oldebroek, in 1655 als ooms van de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts, op grond waarvan is aan te nemen dat Beert en Jan Francksen broers of halfbroers zijn.

 

2. Franck Dircksen en Jan Francksen worden in 1630 genoemd in een protocol van de richter van Oldebroek. Zij verklaren een pachtschuld over te nemen als hun schuld. Een tussen hen bestaande nauwe relatie is af te leiden uit het feit dat zij gezamenlijk een schuld accepteren, de onderlinge verdeling van de schuld is niet vermeld.

 

3. Franck Dircksen is voor het laatst in de protocollen van de richter van Oldebroek vermeld op 17-02-1630 en komt niet voor in het kohier van verponding uit 1648. Hij is vermoedelijk tussen 17-02-1630 en 1648 overleden. Er zijn geen latere vermeldingen. Bij een persoon die in ca. 1565/1575 is geboren zijn vermeldingen op veel latere data niet te verwachten.

 

4. Franck Dircksen woont in Oldebroek. Boerenfamilies zijn sterk verbonden met het land dat zij bewerken. Vaak zorgen verscheidene generaties voor een boerenbedrijf en helpt men elkaar op nabij gelegen erven.

 

5. Tussen 1617 en 1650 worden in Oldebroek in archiefstukken naast Franck Dircksen geen andere personen met de voornaam Franck genoemd dan Franck Gaerts en Frank Warnertsen. Frank Gaerts uit Kampen is nimmer in een relatie tot Beert en Jan Francksen genoemd. Franck Warnertsen is in ca. 1602 geboren en kan daarom niet de vader zijn van Beert en Jan Francksen.

 

Franck Dircksen komt tussen 1617 en 1630 voor in drie protocollen van de richter van Oldebroek:

 

Franck Dirksen komt voor op een belastinglijst die betrekking heeft op Oldebroek. In de “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno 1592” wordt genoemd:

 

[Oldebroek]

 

… Franck Dericks }                                                       xix g … [4]

 

In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 worden genoemd:

 

Oldebroeck

 

… Franck Dirricks                                                         i …

… Jan Francken cum patre                                         i - i … [5]

 

In 1617 treedt Franck Dircksen op als borggever van Minich van Campen.

 

Noch heefft Henrick Aerts[sen] aengesproecken Minich van Campen besaetet wesende waervur Franck Dirricks[sen] burge, van seecker coep van raepsaet, verner die condtschappen daervan inden gerichte vertoent, secht derhalven, [etcetera], non comparuil [6]

 

In 1623 komt Franck Dircksen voor als gerichtsman van Oldebroek. Hieruit volgt dat Franck Dircksen in 1623 in Oldebroek geërfd is (land in eigendom heeft).

 

Oldebroek 13-11-1623: Franck Dirricks[sen] is gerichtsman. [7]

 

Op 17-02-1630 verklaren Franck Dircksen en Jan Francksen de pachtschuld die Gerrit Lambertsen heeft bij Ernst thoe Bocop over te nemen als hun schuld.

 

Franck Dircksen end Jan Francksen hebben beloeft den e[delen] Ernst thoe Bocop te willen voldoen sodanige pacht als Gerrit Lambertsen van t erve, daer hij op woent Martini negen twintich [ver]schienen aen der selver e[dele] schuldich is geworden renuncierende end ontseggende vordere borchtocht voer Gerrit Lambertsen. Actum Oldeb[roick] voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Gerrit Jansen end Evert Evertsen, den 17 februa[ry] 1630. [8]

 

Mogelijk is de voornoemde Gerrit Lambertsen, die in 1617 is getrouwd met Celichien Franken, een schoonzoon van Franck Dircksen en een zwager van Jan Francksen.

 

Gerrit Lambertsen tr. Oldebroek 13-04-1617 Celichien Franken.

 

Franck Dircksen komt niet voor in het kohier van verponding uit 1648. Hij is vermoedelijk vóór 1648 overleden. [9]

 

 

IIa BEERT FRANCKSEN (BEERT FRANCKSEN DE JONGE), geb. ca. 1593/1598, gerichtsman (1637-1661, 1667), schepen (1646-1650), pachtboer (1619, 1627, 1638, 1639, 1640, 1646, 1647, 1648), landeigenaar (1637-1661, 1666, 1669, 1681, postume vermeldingen 1682, 1684, 1685, 1696), akkerbouwer (1646, 1647, 1648), veehouder (1638, 1648), ovl. tussen 12-05-1681 en 17-11-1682, tr. Oldebroek 04-09-1614

 

WENDELTJEN AERTS (WENDELTJE AERTSEN), geb. vóór ca. 1596, ovl. na 1632, dochter van Aert Everts en Merritgen (Marritgen)

 

Uit dit huwelijk zijn geboren:

 

(?)

 

In de eerste helft van de zeventiende eeuw hebben twee inwoners van Oldebroek de naam Beert Francksen. In de stukken van de richter van Oldebroek komen zij voor als

 

Beert Francksen den olden

 

Beert Francksen de jonge

 

Daar waar in de protocollen van de richter van Oldebroek de toevoegingen den olden en de jonge ontbreken, kan veelal uit het verband opgemaakt worden welke Beert Francksen is bedoeld, den olden of de jonge. De richter zelf zal het onderscheid scherp voor ogen hebben gehad.

 

Beert Francksen den olden overlijdt tussen 23-03-1648 en 09-06-1648. Na 1648 raakt de toevoeging de jonge in ongebruik omdat direct duidelijk is wie met Beert Francksen wordt bedoeld.

 

In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 worden genoemd:

 

Pechteren

 

… Beert Francksen op den Heetcamp                     i …

… Beert Francken                                                         i … [10]

 

In 1639 is Beert Francksen getuige in een erfdienstbaarheidkwestie. Hij verklaart dan dat hij omtrent 46 jaren oud is. Hieruit volgt dat Beert Francksen rond 1593 is geboren.

 

Beert Francksen verklaart dat hij twintig jaar geleden pachter was van 8 gresen hooiland van jonker Witten, gelegen ten noorden en westen van de Gelderse Gracht. Hij verklaart dat hij met het hooi van die 8 gresen voer door het land van jonker Buenick en dat hij daarvoor Gerrit Cornelissen, de pachter van jonker Buenick, jaarlijks compenseerde met 3 schepel boekweit.

 

Beert Francksen getuigt over een erfdienstbaarheid, 21-11-1639.

 

Vraechtstucken den eers[ame] gerichte des ampts Oldebroick overgegeven van Herman Hendricksen uut den naeme sijner lantheeren jo[ncke]r Bueninck, om daerop bij eede te examinieren Reijer Gerritssen, Beert Francksen, Peter Gerritsen, gerichtelick [ver]bodet.

 

Eerstelick haer olderdom.

 

Beert Francksen olt omtrent 46 jaren

Reijer Gerritsen olt omtrent 57 jaren

Peter Gerritsen olt omtrent 66 jaren.

 

Ten tweden off niet waer en is end getuigen wel bewust dat sij wel twintich jaren herwaerts mit het hoy uut jo[ncke]r Witten acht gresen, noirtwaert end westwaert aen die Gelderse grafte gelegen, gevaren hebben doer jo[ncke]r Buenicks lants mits dat sij daer jaerlix van (doorgehaald: betaelden) betaelden aen Gerrit Cornelissen derselver pachter, drie schepel boickweiten.

 

Beert Francksen tuiget op de 2e art[ikel] dat hij wel twintich jaren herwaerts mede pachter is gewest van die gemelte jo[ncke]r Witten acht gresen end dat hij mit het hoy vande selve acht gresen doer joncker Boenicks lant ten tijde sijnes pachtes altijt heeft gevaren gehadt, maer dat hij ende sijne mede pachters die meijer Gerrit Cornelissen daervan hebben moeten vergenuegen end betalen drie schepel boickweiten jaerlix.

 

Reijer Gerritsen tuiget op den 2e art[ikel] t' selve dat Beert Francksen heeft getuiget gehadt.

 

Peter Gerritsen tuiget op den 2 art[ikel] oick t selve dat die twe bovengemelte getuigen (doorgehaald: hebben), maer secht daer en boven noch hem wel te huegen veertich jaren herwaerts, oick ten tijde dat hij voer knecht heeft gedient gehadt bij Cornelis Willemsen zal[liger], die oick pachter is gewest vande voers[chreven] jo[ncke]r Witten camp, end dat die gemelte drie schepel boickweiten so van Cornelis Willemsen za[lliger] als daernae van hem getuige selven pachter oick wesende aende pachter van joncker Boenicks lant altijt jaerlix sijn betaelt gewerden.

 

Ende hebben getuigen dese haere boven [ver]haelde depositien mit eede becrachtiget. Actum in den gerichte des ampts Oldebroick den 21 november 1639. Oircunde (doorgehaald: mijn) deses hebbe ick Arnt Feith, richter des ampts voers[chreven], hieronder mijn segel opgedruckt. [10]

 

In 1668 is Beert Francksen getuige in een belastingkwestie. Hij verklaart dan dat hij omtrent 70 jaeren oud is. Hieruit volgt dat Beert Francksen rond 1598 is geboren. Dit is vijf jaar later dan dat hij in 1639 verklaarde. Gold er een leeftijdgrens voor gerichtsmannen (in 1667 was hij nog gerichtsman)?

 

Beert Francksen getuigt in een belastingkwestie, 08-10-1668.

 

Ick Dibboldt Feith, richter des richterampts vant Oldeb[roeck] doe condt en[de] certificere mits desen dat op huyden voor mij en[de] gerichsluyden Jan Andriessen en[de] Hendrick Sijmonsen, sijn gecompareert en[de] erschenen Beert Francksen, oldt omtrent 70 jaeren, en[de] Gerrit Reijersen, oldt 56 jaeren, beyde gerichtelick geboden ter instantie van[den] heere colonell Sijmon van Haersolten om der waerheyt getuignisse te geven, en[de] hebben op voorgelesene vraechstucken apart gedeponeert ende mit solemnelen eede geconfirmeert als hier volgende achter een jeder te sien.

 

Actum Oldebroeck, den 8 octobris 1668, oircunde mijn zegel hieronder opgedruckt.

 

1. Getuige olderdoom

Gerrit Reijersen oldt 56 jaeren

Beert Francksen oldt 70 jaeren

 

2. Of getuigen geen geheugenisse en[de] hebben dat in het westwa[ert] in het Oldeb[roeck] (gelegen) erve, hetwelcke Franck Jansen als pachter gebruyckt, niet is aengebout een seecker stuck seylants over die Heigrave streckende tot aen het nye lant aengemaeckt daer teindens angelegen alwaer Gert Andriessen op die naem van die heeren van der reeckinge die novalen tiende an Evert Beertsen hadde toegestaen en[de] die bij hem

aengehaelt en[de] aengelecht.

 

Gerrit Reijersen tuycht op den 2 art dat hij weleer bij sijne olderen op ‘t selve goedt gewoent heeft, en[de] dat destijdts aldaer een stuckjen landts groot omtrent een schepel over de Heijgrave bij t schot..................... landt al was aengebout, ende dat bij de Sluyskens tot Harderwijck, die destijdts het recht van[de] thiende hadden, nu den heere producent de thiende daeruyt wierde getrocken.

Beert Francksen tuycht oock noch wel te weten dat ‘t selve stuckjen landts is aengebout.

 

3. En[de] of getuige niet ongeveerlick en[de] omtrent ende weten t’ seggen hoe lange jaren dat het geleden is, dat het voorsch[reven] stuck seylants is aengebout.

Gerrit Reijersen tuycht hetselve wel twe of drye en[de] veertich jaren geleden te sijn.

Beert Francksen secht niet pertinentelick te weten hoe lange jaren het soude geleden sijn.

 

4. En[de] of getuigen niet ende weten of het seylant voort aenbouwen oock oyt tevoeren is geschuert geweest ende of daervan geen olde voren of ander uutwiesens hebben cunnen syen.

Gerrit Reijersen secht niet te weten dat het oyt tevoren is geschuert gewest.

Beert Francksen tuicht dat niet konde gesien worden dat het oyt tevooren gebout was.

 

Ende hebben getuygen haere depositien mit solemnelen ede bevesticht. [12]

 

Oldebroek 04-09-1614: Beert Francksen tr. Wendeltjen Aertsen.

 

In 1633 zijn Jan Egbertsen, Beert Francksen, Jan Reijertsen en Evert Aertsen gezamenlijk betrokken bij de nalatenschap van Marritgen Aert Everts. Beert Francksen zal hiermee van doen hebben gehad vanwege zijn vrouw Wendeltjen Aerts. Hieruit volgt dat Wendeltjen Aerts een dochter is van Aert Everts en Merritgen NN.

 

Jan Reijertsen is een zwager van Beert Francksen door zijn huwelijk met Roeltien Aerts, een zus of een halfzus van Wendeltjen Aerts. Vermoedelijk is ook Jan Egbertsen een zwager. Het is aannemelijk dat Evert Aerts een zoon is van Aert Everts en Merritgen NN en een zwager van Beert Francksen.

 

Dat Beert Francksen een rol bij deze nalatenschap speelt (en niet gesteld is dat hij dat doet in de rol van voogd van zijn kinderen) wijst erop dat zijn vrouw Wendeltjen Aerts ten tijde van het overlijden van Merritgen NN, vermoedelijk kort vóór 03-11-1633, nog in leven is.

 

Jan Egbertsen, Beert Francksen, Jan Reijertsen, Evert Aertsen hebben het erffhuys [ver]burcht van Marritgen Aert Everts en[de] binnen burgen geworden Michiel Jansen en[de] Jacob Dircksen. Voer gerichtsluden Evert Evertsen en[de] Beert Dibbeltsen. Actum Oldeb[roeck], den 3 novemb[er] 1633. [13]

 

 

Het gezin van Aert Everts

 

Aert Everts (Arndt Evers, Arndt Everz, Aert Evertssen), geb. vóór ca. 1570, landeigenaar (1592, postume vermelding 1627), ovl. vóór 07-12-1620, tr. vóór ca. 1592

 

Merritgen NN (Marritgen NN), geb. vóór ca. 1570, pachtboerin (1627), ovl. tussen 01-01-1627 en 03-11-1633 en vermoedelijk kort vóór 03-11-1633, dochter van … en …

 

Uit dit huwelijk zijn geboren:

 

… Aerts (een dochter), geb. (?), tr. Jan Egbertsen

Wendeltjen Aerts, geb. vóór ca. 1596, tr. Oldebroek 04-09-1614 Beert Francksen

Roeltien Aerts, geb. (?), tr. Oldebroek 18-05-1628 Jan Reijertsen

Evert Aerts, geb. (?)

 

In de “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno 1592” worden genoemd:

 

[Oldebroek]

 

… Arndt Everz cum suis                                              vii g …

… Arndt Evers                                                               x g … [14]

 

Aert Everts, de schoonvader van Beert Francksen, is overleden vóór 07-12-1620. Merritgen NN is op die datum zijn weduwe. Zij verweert zich dan - met succes - voor het gericht van Oldebroek tegen een vordering van 8 carolus guldens door meester Reiner Wendelen.

 

Tusschen m[eeste]r Reiner Wendelen, cleger ter eenre, und Merritgen, weduwe van za[lliger] Aert Everts[sen], [verweerde]r ter andere sijden, tusschen peindonge ende pandtheronge, belangende acht keiser guldens schults, verner d’ anspraecke, gesien het bewijs bij [verweerde]r ingebracht, erkendt t gerechte dat cleger gedaen heefft een quaede peindonge, ende [verweerde]r een guede pandtheringe [15]

 

In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 worden genoemd:

 

Oldebroeck

 

… Aert Evertsen cum suis                                           vij …

… Aert Everts Za.                                                         v …

 

Pechteren

 

… Merritgen Aert Everts                                            i … [16]

 

Tot zover het gezin van Aert Everts, de schoonvader van Beert Francksen.

 

 

Beert Francksen (Beert Franckesen, Beert frankesen, Beert Fra…sen) is van 1637 tot 1661 en in 1667 gerichtsman van Oldebroek. Op 09-03-1637 legde hij hiervoor de eed af. In deze hoedanigheid is hij betrokken bij tientallen civiele zaken voor het gericht. Hieruit volgt dat Beert Francksen in deze jaren in Oldebroek geërfd is (land in eigendom heeft). [17]

 

Oldebroek 09-03-1637: Beert Francksen heeft in den gerichte sijn eedt als gekoren gerichtsman gedaen. [18]

 

Een gerichtsman van Oldebroek hoefde niet te kunnen lezen en schrijven. Het is bijna zeker dat Beert Francksen analfabeet is: in 1648 zet hij in plaats van zijn naam of handtekening een merkteken in het kohier van verponding.

 

Actum in ‘t Oldebroeck desen 18 octobris 1648.

 

 

Dit is ‘t merck (-) van Beert Franckesen met eygener handt getrocken.

 

…[19]

 

Beert Francksen heeft in Oldebroek niet alleen land in eigendom, hij pacht ook land, in 1638 o.a. van Jan Baeck. In 1639 woont Beert Francksen op een erf ten westen van Oldebroek. Dit erf maakt deel uit van een onverdeelde boedel. Jan Baeck heeft daarin een kwart aandeel, geërfd van zijn moeder, de weduwe Baeck-Van Wetten.

 

Het erf waar Beert Francksen op woont, grenst aan land van de erfgenamen van Reeffens (oost), het Heerenveld (zuid), land van de weduwe van Hendrick thoe Waters (west) en de Eekterbeek (noord). In 1640 verkoopt Jan Baeck voor duizend gulden zijn kwart aandeel in het erf waar Beert Francksen op woont aan zijn zus Roeltien Baecks. [20]

 

In 1641 is sprake van een kwestie voor het gericht tussen Hendrick Aertsen en Beert Francksen over schade die drie jaar eerder door vee van Beert Francksen zou zijn aangericht. De richter wijst de eis van Hendrick Aertsen af.

 

Tusschen Hend[rick] Aertsen, aenlegger, end Beert Francksen, verweerder, nopende den eisch van geledene schaede van beesten gedaen, [ver]claert het gerichte dat also t'selve wel drie jaren [ver]leden is end datter ghien behoirlicke vrede is gewest om te mogen schutten, dat hij derhelven in sijnen eisch niet is gefundiert. [21]

 

Oldebroek 1646-1650: Beert Francksen is tussen 1646 en 1650 jaarlijks in februari voor een jaar gekozen tot schepen van Oldebroek. [22]

 

Beert Francksen pacht in 1647 land van Gerrit Simensen c.s. Om te voorkomen dat burgemeester Ommeren een stuk land, kennelijk in de directe omgeving, zou (laten) afgraven worden juridische kosten gemaakt die in 1647 door de belanghebbenden, ook Beert Franckesen, gezamenlijk worden opgebracht.

 

Gerrit Simensen cum suis 13 - 0 – 0 hiervan Beert Franckesen ende Jacob Stuirman dree guldens. [18]

 

Beert Francksen die jonge koopt op 23-03-1648 op een veiling van Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts voor 3 gulden een rode bolle kalf en voor 2 stuivers een gavel. [23]

 

Beert Francksen en Jan Francksen staan op 09-06-1648 borg voor Beert Wijchmansen op een veiling van goederen van de weduwe en erfgenamen van wijlen Beert Francksen den ouden. [24]

 

Beert Francksen pacht in 1648 en misschien ook eerder van de weduwe Hegemans een huis, hof en boomgaard van 1 schepel, vervolgens 10 mudde akkerland, 20 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd, land om plaggen af te steken en houtgewas.

 

Daarnaast is Beert Francksen eigenaar van 8 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd, bij Vierhuizen gelegen, die hij verpacht. Beert Francksen is ook eigenaar van 2½ morgen hooiland in de Broeklanden, een morgen hooiland bij Puttenstein en nog 3 schepel akkerland die hij verpacht.

 

Beert Francksen pacht in 1646 en 1647 de Westertienden die in 1647 zijn overstroomd waarna hij de belasting niet in natura maar in geld heeft te voldoen.

 

De weduwe Hegemans cum suis, eygeners, en Beert Franckesen de jonge, pachter van huys, hoff, boomgaert van 1 schepel, 10 mudde geseeys,tientbaer aen Haersolte,16 mergen haever en plaggelandt, het geseey voor de 3 gerve, e huys, hoff en ‘t ander landt voor de schattinge op ‘t lant staende zijnde 25 gulden 12 stuivers ende tot tins 8½ gulden, 2 vetten haemels.

140 - 2 - 0

belast daer en boven met 5 schepel aen de wesen tot Elburch bij den eygeners te draegen.

hegholt Hier holtgewasch bij van wat hegholts.

 

Beert Franckesen de jonge, eygener en selff gebruicker van 8 mergen haeverlandt, tegen de Vierhuijsen gelegen, ad 3 g[u]l[de]n de mergen, verpacht aen Claes Henricx.

28 - 0 - 0

belast met 6 schepell haever aen de predicant en 24 st[uiver]s thins.

 

Beert Franckesen cum suis 2½ mergen hoeylandts in ‘t Broeck ad 4 daelers de mergen.

17 - 5 - 0

belast met 10 st[uiver]s thins.

 

Idem een mergen hoeylandts bij Puttensteyn ad 4 daelers.

6 - 15 - 0

belast met 3½ stuivers thins.

 

Beert Franckesen de jonge cum suis, eygeners, end Wine Beerts, pachter van 3 schepel seeylandts voor 2 mudde rogge en 1 mudde boeckweyt tientb[aer] aen Haersolte

15 - 10 - 0

 

 

Deselve Aeltje van Eck, eygenerssche, en Bernt Franckes, pachter van 4 mergen haeverlandts voor 5 gulden de mergen

20 - 0 - 0

schattinge nae meyers recht

 

 

De Wester tienden int’ Oldebroeck voors[eid] sijn anno 1646 verpacht aen Berent Franckesen cum suis voor 100 mudde rogge, 50 mudde haevers en 8 hamels, off 4 g[u]l[de]n voor elcke haemel.

 

Anno 1647 aen Beert Franckesen voor 110 mudde rogge ende 110 mudde boeckweyt.

Hooch gelopen; belast met 45 schatg[u]l[de]n maeckende 184 caro[li] g[u]l[de]n en 10 st[uivers] [26]

 

Oldebroek 1650: Beert Francksen is lid van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek.

 

Beert Francksen en Arnt Gerritsen Stange staan op 21-03-1650 borg voor het erfhuis van Bijgjen Hendricks. [27]

 

In mei 1651 heeft Beert Francksen 100 carolus guldens geleend aan Hendrick Hendricksen, man van Cornelisgen Hendricks. In mei 1652 heeft Beert Francksen een vordering van 106 carolus guldens, inclusief een rente van 6 carolus guldens. [28]

 

In 1653 is sprake van een kwestie voor het gericht tussen Beert Francksen en Hendrick Maessen die zich borg heeft gesteld voor een paardenkoper, genaamd Roloff Pragge.

 

Die saecke van beert Francksen tegens Hendrick Maessen als burge voor Roloff Pragge, peerdecoeper, wort gereserveert tot den naesten. Actum ut supra [29].

 

In 1666 is Beert Francksen eigenaar van een stuk land in het Eektermerk, gelegen aan de oostzijde van 7 morgen weiland die grenst aan land van Beert Francksen en land van burgemeester Bigge (oost), land van de pastorie (zuid), het Kerkenpad (west) en de Eekterbeek (noord). [30]

 

Mogelijk gaat het hier om de 2,5 morgen hoeylandts in ’t Broeck die Beert Francksen al in 1648 in eigendom had.

 

De situatie van 1666 is in 1669 nog dezelfde, zij het dat in 1669 op de 7 morgen weiland ten westen van het land van Beert Francksen een hof staat en dat dit weiland aan de zuidzijde en aan de westzijde grenst aan land van de pastorie.

 

Dit weiland blijkt in 1681 nog steeds aan de oostzijde te grenzen aan land van Beert Francksen. Aan de noordzijde grenst het aan het Eekter voetpad (doorgehaald is: beek).

 

 

een deel van de topografische militaire kaart uit de jaren 1830 tot 1850 waarop is afgebeeld het eekter voetpad ofwel kerkpad, dat voert van 
eekt naar oldebroek, door de broeklanden waar beert francksen de jonge, oom van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw land in bezit had

Het Eekter voetpad voert van Eekt door de Broeklanden naar Oldebroek. Topografische Militaire Kaart (Nettekening) 1830-1850.

 

 

een foto uit 2013 van het eekter voetpad ofwel kerkpad, dat voert van eekt naar oldebroek, door de broeklanden waar beert francksen de jonge, 
oom van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw land in bezit had

Het Kerkpad door de Broeklanden, van Eekt naar Oldebroek, 25-12-2013.

 

Oldebroek 30-10-1669: Een lening wordt verstrekt met als onderpand o.a. … haer huys, schuyre, hof ende hofstede mit den verderen aenkleven van dien, oist ende noirt Beert Francksz, zuyt d Gemene straete ende west Johan Camphuijs gelegen, …[31]

 

Oldebroek 12-05-1681: Een lening wordt verstrekt met als onderpand … twe mudden boulants in desen ampte boven het derp binnen de Heijgrave gelegen, oistwaert Gerrichien Gerrits (doorgehaald: westw) ende Beert Reijersz, zuytwaert de Bovenheijgrave, westwaert ende noortwaert Beert Francksz cum suis aengelandet sijnde …[32]

 

Op 12-05-1681 wordt Beert Francksen voor het laatst in de protocollen van de richter van Oldebroek als landeigenaar genoemd. Op 17-11-1682 wordt gesproken over d erfgenamen van Beert Francksen. Hieruit volgt dat Beert Francksen overlijdt tussen 12-05-1681 en 17-11-1682.

 

Oldebroek 17-11-1682: Een overdracht van land betreft … ongeveer vier morgen weylants, in desen ampte benoorden het dorp met een eigen uitvaert tot aen de Strate gelegen, oostwaert borgemeester Ingen van Campen, zuitwaert Hermen Gerritsz, Smit westwaert d erfgenamen van Beert Francksen, noortwaert d erfgenamen van borgemeester Bigge aengelandet …[33]

 

Het hiervoor genoemde land van de erfgenamen van Beert Francksen betreft vermoedelijk, gelet op de verwijzingen naar de Strate (de Broekdijk) en borgemeester Bigge, ook de al in 1648 genoemde 2½ morgen hoeylandts in ’t Broeck.

 

De nalatenschap van Beert Francksen is vele jaren, tot tenminste 1696, onverdeeld gebleven.

 

Oldebroek 25-09-1684: Een overdracht van land betreft … een acker zaylant, ongeveer een mudde lants in den ampte Oldebroeck gelegen suitwaert d Heigrave, west d erfgenamen van Beert Francksz, noortwaert Beert Reiersz, oostwaert Gerrichjen Gerrits …[34]

 

In het kohier van verponding van 1685 in het ambt Oldebroek staat:

 

Beert Francksen erfg[enaeme]n d’ helft van Merrichjen Aert Evertsen 3 - 10 – 0. [35]

 

In het kohier van verponding van 1696 in het ambt Oldebroek staat:

 

Beert Francxs erffgenaemen van 5 posten 8 - 16 - 0. [36]

 

 

IIb JAN FRANCKSEN, geb. vóór ca. 1595, sluismeester (1618, 1619), pachtboer (1627,1648), hemelraad (1646), landeigenaar (1648, 1649, 1654, 1656, 1659, 1667, 1669, 1670, 1685), akkerbouwer (1648), veehouder (1641, 1648), gildemeister (1651), gerichtsman (1654, 1656), kerkmeester (1656), ovl. tussen 01-01-1684 en 04-07-1685, tr. Oldebroek 05-08-1619

 

AELTIEN HELMICHS (AELTGEN HELMICHS), geb. vóór ca. 1601, ovl. vóór 07-01-1637, dochter van Helmich … en …

 

Uit dit huwelijk zijn geboren:

 

Jans (een dochter), geb. tussen 1619 en 1637.

Jans (een dochter), geb. tussen 1619 en 1637.

Jans (een dochter), geb. tussen 1619 en 1637.

Jans (een zoon), geb. tussen 1619 en 1637.

Jans (een zoon), geb. tussen 1619 en 1637.

Jans (een zoon), geb. tussen 1619 en 1637.

 

Jan Francksen is in 1618 en 1619 één van de sluismeesters van Oldebroek.

 

Anno 18 en 19 Jan Francksen end Wijchman Cornelissen, sluisem[eeste]r[s], hebben haere gedane onkosten ingebrocht, die van Wijchman Cornelissen bedragen negen en dartich gulden ses stuv[ers], waermede ingerekent seventien guld[en], die hij aen Beert Dibbeltsen betaelt hadde 39 - 6- 0 Ende die van Jan Francksen bij taxatie twe guld[en] sestien stuv[ers] 2 - 16 – 0. [37]

 

Oldebroek 05-08-1619: Jan Francken tr. Aeltien Helmichs.

 

In 1620 legt Jan Francksen namens zijn vrouw Aeltien Helmichs en derden voor 58 gulden, vanwege de hoofdsom en kosten, beslag op goederen van Timan Everts die schapen zou hebben gekocht en deze niet (volledig) zou hebben betaald. Vermoedelijk is de vordering vanuit een nalatenschap aan Aeltien Helmichs toegevallen.

 

Jan Francken als man en[de] momber seinre huisf[rouw]en Aeltgen Helmichs soe vur hem sulven mede vanwegen sijn consorten, offte mede-geerffden heefft een pandt doen opboeden, affgepeint wesende Timan Everts[sen] vur die so[m]me van 58 g[u]l[den] ter gueder rekening[e] heerco[m]mende van gecoffte schaepen mede vur den schade met recht. W.l. heefft gegicht Timan Everts voorn[oemt] voirts daernae die wete gedaen te hebben. [38]

 

In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 wordt genoemd:

 

Pechteren

 

… Jan Francken cum patre                                         i … [39]

 

In 1627 woont Jan Francksen in Oldebroek op een erf dat hij van Hendrick thoe Water c.s. pacht.

 

Egbert Aertsen, dienaer des ampts Oldebroick, [ver]claert dat hij den 15 augusti des jaers 1627 vanwegen burgemeister Gerrit Aeltsen, als curatoer van den [ver]laten buedel van Wolter Aertsen zal[liger] heeft beslach gedaen aen sodanige renteverloep end heeft ............ als Trijne Gerrits weduwe Rouse heeft uut het erve daer Jan Francksen op woent, tegenwoirdich Hendrick thoe Water cum suis thoe behoerende.

 

 

Dat hij oick den 17 augusti 1627 ten versuecke van Willem Lubbertsen als volmechtiger van Jacobus Wijfverdinck, heeft gependet aen het gerede op het erve daer Jan Francksen op woent, Hendrick thoe Water cum suis thoebehorende.

 

[40]

 

In 1630 verklaren Franck Dircksen en Jan Francksen de pachtschuld die Gerrit Lambertsen heeft bij Ernst thoe Bocop over te nemen als hun schuld. 

 

Oldebroek 17-02-1630: Franck Dircksen end Jan Francksen hebben beloeft den e[delen] Ernst thoe Bocop te willen voldoen sodanige pacht als Gerrit Lambertsen van t erve, daer hij op woent Martini negen twintich [ver]schienen aen der selver e[dele] schuldich is geworden renuncierende end ontseggende vordere borchtocht voer Gerrit Lambertsen. Actum Oldeb[roick] voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Gerrit Jansen end Evert Evertsen, den 17 februa[ry] 1630. [41]

 

Mogelijk is de voornoemde Gerrit Lambertsen, die in 1617 is getrouwd met Celichien Franken, een schoonzoon van Franck Dircksen en een zwager van Jan Francksen.

 

Gerrit Lambertsen tr. Oldebroek 13-04-1617 Celichien Franken.

 

In 1631 wordt Jan Francksen gedagvaard door Jan Willemsen omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan een oproep als getuige een verklaring af te leggen voor de richter van Oldebroek. Jan Willemsen stelt hierdoor schade te lijden. Om welke zaak het gaat is niet duidelijk: Jan Willlemsen is nogal eens in een procedure voor het gericht verwikkeld. De richter oordeelt dat Jan Francksen alsnog voor het gericht moet getuigen en hij verplicht hem de gemaakte kosten en ontstane schade te vergoeden.

 

Jan Willemsen spreeckt aen Jan Francksen ter cause dat hij gebodet sijnde om contschap der waerheyt te geven bij poene van hondert gulden is ? centrimacieuselicken uytgebleven, ? concludierende tot adjudicatie van die poene.

 

Tusschen Jan Willemsen, aenlegger, end Jan Francksen, [ver]weerder, belangende den eisch van hondert guldens die aenlegger te schade rekent, dat den [ver]weerder gebodet en[de] aengeeischet, niet is gecompareert, daertegens gehoirt t’gene [ver]weerder tot absolutie van den eisch heeft bijgebracht, [ver]claert het gerichte dat [ver]weerder alsnoch op [ver]soick van parties sal getuichnisse geven, ende betalen sodanige kosten en[de] schade als aenlegger dien aengaende heeft gedaen ende geleden tot kennisse des gerichtes. [42]

 

Jan Francksen en Aeltien Helmichs krijgen tenminste zes kinderen. Vermoedelijk in 1636 overlijdt Aeltien Helmichs. Jan Francksen verklaart op 07-01-1637, op de dag van zijn tweede huwelijk, als moeders erfdeel per kind 55 gulden te reserveren met het vruchtgebruik (de rente) voor hem zelf totdat elk kind 15 jaar zal zijn. Zijn drie dochters krijgen elk een nieuw bed met toebehoren en de jongens elk twee ooien die drie jaar in de kost mogen blijven.

 

Oldebroek 07-01-1637: Jan Francksen heeft in presentie van Wijchman Cornelissen, stadtholder des richter Arnt Feith, end gerichtsluden Reijer Willemsen en[de] Beert Wijchmansen ten overstaen der kynderen mombaren Beert Dibbeltsen ende Cornelis Wijchmansen sijn ses kynderen bij Aeltien Helmichs erworven, voer haer moders zal[liger] versterff bewesen, namelick dat ider kynt sal hebben vijff en vijftich guld[ens] welcke penningen die vader sonder interesse te geven sal beholden totdat  een ider vijftien jaren sal olt sijn. Vorders sullen die drie dochterties elck een nieu bedde hebben mit sijn thoebehoir ende die knechties elck twe oyschapen ende die in voeringe onderholden drie jaren lanck. Actum Oldebr[oick], den 7e january 1637. [43]

 

Jan Francksen hertr. Oldebroek 07-01-1637

 

STIJNE HENRICKS, geb. vóór ca. 1619, ovl. na 14-01-1659, dochter van Henrick … en …

 

Oldebroek 07-01-1637: Jan Francksen tr. Stijne Henricks.

 

In 1637 is Jan Francksen voor een kwart eigenaar van een klein erf, verpacht aan Beert Petersen en gelegen ten westen van Oldebroek. Jacob Stuirman, Egbert Lutteken en Timan Aeltsen hebben de overige driekwart van dit erf in eigendom.

 

Jacob Stuirman heeft sijn drie kynderen Hendrick, Gerritgen ende Alijdt bij Hendrickgen Egberts erworven, voer haer moeders za[lliger ver]sterff bewesen als volget. Eerstelick heeft die vader sijn voers[chreven] kynderen die helfte van die vaste goederen thoegestaen, namentlick in sijn vierde deel vant erffien, daer Beert Petersen pachter aff is, westwaert int Oldebroick gelegen, waervan Egbert Lutteken, Timan Aeltsen end Jan Francksen die andere deelen thoebehoeren. … Aldus geaccordiert tusschen Jacob Stuirman ende die mombers Hendrick Willemsen end Beert Egbertsen in tegenwoirdicheit van Wijchman Cornelissen, des richters stadtholder, end gerichtsluden Reijer Willemsen en[de] Hend[ric]k Aeltsen, den 27e january 1637.

 

In 1637 treden Jan Francksen en Jan Andriessen voor het gericht van Oldebroek op als voogden van zes kinderen van Trijne Hendricks en wijlen Hendrick Hartgersen. [44]

 

In 1639 treden Jan Francksen en Jan Beertsen den jongen voor het gericht van Oldebroek op als voogden van Hendrick Wijchmansen, zoon van Stijne Willems en wijlen Wijchman Hendricksens, kleinzoon van Janne Goerts, vrouw van Jan Dircksen. [45]

 

In 1639 staat Jan Francksen borg voor doctor Hendrick Crachtsen die als gemachtigde van diverse crediteuren een procedure tegen jonker Oliphier van Middachten aanhangig maakte. [46]

 

In 1639 staan Jan Francksen en Michiel Jansen borg wegens het erfhuis van Gerritgen Brouwer. [47]

 

Jan Francksen laat in 1641 Cornelis Jansen dagvaarden om een schade van 60 daalders vergoed te krijgen die zou zijn ontstaan omdat Cornelis Jansen paarden van Jan Francksen uit zijn land aan de Broekdijk zou hebben verjaagd waarna een paard is verongelukt.

 

Cornelis Jansen wijst de verantwoordelijkheid hiervoor af. Jan Francksen stelt dat de schade niet zou zijn ontstaan als Cornelis Jansen conform het landrecht de paarden binnen een omheining zou hebben gebracht. De richter van Oldebroek verwijst de kwestie naar een volgende zitting voor het geval Jan Francksen en Cornelis Jansen er niet in zouden slagen de schade onderling te regelen.

 

Jan Francksen spreeckt aen Cornelis Jansen end secht dat hij (doorgehaald: sijn) aenleggers peerden heeft wechgejaecht end over sulcx een derselver is [ver]ongeluckt, concludiert tot een somme van sestich daeld[ers], waerop hij t selve is waerdierende. Cornelis Jansen secht niet anders gedaen te hebben als aenleggers peerden te jaegen uut sijn lant op den Broickdijck, (doorgehaald: als) dat hij dieselve daermede ghien hinder heeft aengedaen, end datter daernae eene is [ver]ongeluckt, is geschiet buiten sijnen thoedoen end op een ander plaetse. Den aenlegger secht dat hij die hadde behoiren te schutten nae landtrechte.

 

Tusschen Jan Francksen, aenlegger, ende Cornelis Jansen, [ver]weerder, differiert het gerichte die indicatuir tot ten naesten thoe indien partien haer selven middeler tijt niet koemen te [ver]gelijcken. [48]

 

Oldebroek 1641: Jan Francken is lid van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek.

 

Oldebroek ca. 05-02-1646: Jan Francksen is voor het jaar 1646 gekozen tot hemelraad. [49]

 

In 1647 treedt Jan Francksen op als voogd van de kinderen van Hendrik Aeltsen. [50]

 

Oldebroek 23-03-1648: Jan Francksen en Hendrick Gerritsen staan borg voor Jan Dircksen op een veiling van goederen van Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts. [51]

 

Oldebroek 09-06-1648: Jan Francksen en Beert Francksen staan borg voor Beert Wijchmansen op een veiling van goederen van de weduwe en erfgenamen van wijlen Beert Francksen den ouden. [52]

 

Oldebroek 09-06-1648: Jan Franckesen en Arnt Gerritsen, koster, staan borg voor Henrick Gerritsen op een veiling van goederen van de weduwe en erfgenamen van wijlen Beert Francksen den ouden. [53]

 

In 1648 en misschien ook eerder pacht Jan Francksen in Oldebroek een huis, hof en boomgaard van ¼ morgen, 12½ mudde akkerland, 18 morgen woeste grond, 2 morgen heideveld om plaggen af te steken en houtgewas. Jan Francksen pacht het voornoemde van Christoffel to Boecop.

 

Jan Francksen is eigenaar van een huis, hof en boomgaard van 1 schepel, 7½ mudde akkerland waarop rogge wordt verbouwd en 11 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd en heideveld om plaggen af te steken. Jan Francksen verpacht het voornoemde aan Beert Aeltsen.

 

Daarnaast is Jan Francksen eigenaar van 15½ morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd en 7 schepel akkerland waarop rogge wordt verbouwd. Ook pacht hij 6½ morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd.

 

Christoffel to Boecop, eygener, en Jan Franckesen, pachter van huys, hoff, boomgaert van ¼ mergen, omtrent 12½ mudde seeylandts tientvrij en ongeveer 18 mergen legelandt en 2 mergen plaggevelt tientvrij voor 140 g[u]l[de]n de tiende daerin begrepen, en 1 vetten haemell, vrijgelt van tins 14 st[uiver]s schattinge zijnde 41 g[u]l[de]n.

184 - 14 - 0

Oock sluysegelt

hegholt Hier holtgewasch bij van redelick heggeholt.

 

Idem Jan Franckesen, eygener en selff gebruicker van 12 mergen haeverlandts, ad 3 g[u]l[de]n de mergen.

42 - 0 - 0

belast met omtrent 4 g[u]l[de]n 15 st[uiver]s thins.

 

Noch van 3½ mergen int Oosterbroeck ad 4½ d[a]l[e]r de mergen.

17 - 10 - 0

belast met 15 st[uiver]s thins.

 

Noch van 7 schepel roggelandts tientb[aer] aen Haersolte van de 3de gerve.

17 - 10 - 0

 

 

Jan Franckesen, eygener, en Beert Aeltsen, pachter van huys, hoff, boomgaert van 1 s[chepel], 7½ mudde roggelandts, tientb[aer] aen Haersolte, en 11 mergen haeverlandts en plaggevelt, het seeylandt voor de 3 gerve.

Voor huys, hoff en haeverlandt de schattinge sijnde 17 g[u]l[de]n 8½ st[uiver]s ende tot tins 7 g[u]l[de]n 11¼ st[uiver]s ende 2 vette haemels.

105 - 19 - 8

  17 - 8 - 10

123 - 8 - 6

wat heggeholt

 

 

Borgem[eeste]r Winandt van Ommeren, eygener …

 

Idem borgem[eeste]r Ommeren, eygener, en Jan Franckesen, pachter van 6½ mergen haeverlants voor 22½ g[u]l[de]n

22 - 10 - 0

thins en schattinge als boven [54]

 

In 1649 kopen Jan Francksen en zijn vrouw Stijne Hendricks van burgemeester Roloff Hegeman en zijn vrouw Geisjen Greve 6 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd, gelegen in Oldebroek op het Eekt. [55]

 

In 1650 benoemt de richter van Oldebroek Jan Francksen en Jan Beertsen tot voogden van Jan en Bette, kinderen van Griete Jans en Michiel Jansen. [56]

 

Jan Francksen komt in 1650 voor het gericht van Oldebroek op voor de belangen van Beertjen Beerts die een geschil heeft met Aelt Petersen. [57]

 

Oldebroek 01-05-1651: Jan Francksen is gildemeister van Lieven Vrouwen gilde alhier. [58]

 

Oldebroek 07-08-1652: Jan Francksens vrouwe koopt van de voogden van de kinderen van Roloff Albertsens voor 2 gulden en 10 stuiver een rassen schorte. [59]

 

Oldebroek 23-11-1654: Jan Francksen is gerichtsman. [60]

 

Oldebroek 17-01-1656: Jan Francksen is kerkmeester. [61]

 

Oldebroek 01-02-1656: Jan Francksen is gerichtsman. [62]

 

Oldebroek 14-01-1659: Jacob Hendricksen Stuirman verpandt aan Jan Francksen en Steine Hendericks anderhalf schepel roggeland. [63]

 

Oldebroek 26-03-1659: Jan Francksen en Claes Hendricksen worden benoemd tot voogden van de drie kinderen van Willem Reijertsen Weedeman en Lubbertjen Jans. [64]

 

Oldebroek 05-05-1659: Gerrit Beertsen wordt ervan beschuldigd in het huis van Jan Francksen o.a. gezegd hebben dat Gerrit Cornelissen een dief is. [65]

 

In 1667 heeft Jan Francksen land in Oldebroek in de Spronker Enk.

 

Oldebroek 27-06-1667: Een overdracht van land betreft … het rechte dardendeel in drie schepel landts in den richterampte Oldebroeck in den Sproncker Enck gelegen, vrij van enich uytganck van renten of enige beswaernissen dan sijn gewoonlicken onraedt ende des heeren gerechticheyt onverkorttet, oistwaert Hartger Hendricksz, zuytwaert kooperen cum suis, westwaert Jan Francks, noirtwaert die edele heer richter Dibboldt Feith cum suis, … [66]

 

In 1667 heeft Jan Francksen land in Oldebroek nabij de Broekdijk.

 

Oldebroek 22-05-1669: Een overdracht van land betreft … twe mergen haverlandts int ldebroeck gelegen, oistwaert naest Jan Francksz, westwaert Jan Hendricksz, zuytwaert de Broecker Dijck, noirtwaert Jan Driessen … [67]

 

In 1670 leveren Asse Gerrits en zijn vrouw Geertjen Jacobs 3½ mudde akkerland aan de kopers daarvan. Het akkerland grenst aan de zuidzijde aan het land van Jan Francksz en is ten gunste van hem met een hypotheek van 400 carolus guldens bezwaard.

 

Ick Dibboldt Feith richter des richterampts Oldebroeck doe condt ende certificere in ende mits desen openen bezegelden brieve, hoe dat voor mij, richter, ende gerichsluyden Franck Dircksz ende Berent Dijck sijn gecompareert ende erschenen Asse Gerrits ende Geertjen Jacobs, echteluyden, ende hebben uyt kracht van koop van welckers laesten penningen mitten eersten sijluyden bekenden (doorgehaald: ...) voldaen, betaelt ende vergeneuget te sijn gecedeert, getransporteert ende overgedragen (doorgehaald: aen) (doorgehaald: Hendri) voor haer endehaeren erven aen Hendrick Reijersz ende Grietjen Cornelis, echteluyden, omtrent dardehalf mudde boulandts in (doorgehaald: t Oldeb.) desen richterampte, in de Spronck gelegen, alwaer oistwaert Beert Rijcksz, zuytwaert Jan Francksz, westwaert d weduwe en erfgenamen van jonker Arent t Boeckop en noirtwaert d Bovenheijgrave aengelandet sijn, beswaert mit duysent karoli guldens capitaels, waer van (doorgehaald: de) ses hondert karoli guldens staen tot profijte van Hendrick Sijmonsz ende vier hondert karoli guldens van Jan Francksz, anders voor vrij en onbekommert goedt, dan den heer sijne gerechticheyt onverkort, verbindende transportanten voor alle wijdere opspraeck hare personen ende goederen om daer op en aen allen hinder en schade te kunnen en mogen verhalen. Actum Oldebroeck, den 26 augusti 1670. [68]

 

Oldebroek 1682: Jan Francksen komt niet voor in het kohier van verponding 1682. [69]

 

In 1684 wordt Jan Francksen als landeigenaar genoemd in het kohier van verponding van Oldebroek. [70]

 

                          Jan Franckesen cu[m] suis

bet op 1685     p[achter] Willem Jacobsen 22 - 13 - 12

10 - 0 - 0 den   bet[aelt] 20 - 0 - 0 door d’broer den 27 aug[usti] 1684

10 aug 1685

B[orgemeeste]r Erckelens en Jan Francksen

p[achter] Jan Gerb[ertsen] 2 - 11 - 0

 

In een protocol van de richter van Oldebroek van 04-07-1685 wordt gesproken over land van de erftgenamen van Jan Francxs. Hieruit volgt dat Jan Francksen overlijdt tussen 01-01-1684 en 04-07-1685.

 

Oldebroek 04-07-1685: Een overdracht van land betreft … vijff mergens int Eeckter Merck oost capitein Marrevelt, zuydt de Broeckdijck west de erftgenamen van Jan Francxs en de weduwe en erftgenamen van Hendrick Gerts Rommelpot en noort d heer righter Feith cum suis angelandet … [71]

 

 

Mogelijk is een dochter van Franck NN/ Franck Dircksen:

 

IIc (?) misschien NN FRANCKSEN (?), geb. ca. 1590 (?), ovl. (?), tr.

 

MORRE JANS (MORRE JANSZ) (van I), geb. ca. 1590 (?), landeigenaar (1627, 1648, 1651, 1670, 1671, 1675, postume vermeldingen 1677, 1684), pachter (1627, 1648), landbouwer (1627, 1648, 1671, postume vermelding 1677), veehouder (1648, 1651, postume vermelding 1677), ovl. tussen 30-12-1675 en 22-06-1677, zoon van Jan en …

 

Voor informatie over Morre Jans zie PrinsOldebroekKampen, Generatie II.

 

 

Mogelijk is een zoon van Franck NN/Franck Dircksen:

 

IId (?) DIRCK FRANCKSEN (DIRRICK FRANCKEN), geb. vóór ca. 1597, ovl. na 1647, tr.

 

MERRIE TIMONS, geb. ?, ovl. vóór 11-05-1620, dochter  van Timon en …

 

Uit dit huwelijk is geboren:

 

Dircksen (een zoon), geb. vóór 11-05-1620.

 

Oldebroek 07-11-1612: Dirk Francken tr. Lutger Peters

 

Oldebroek 15-01-1615: Dirk Francksen tr. Tryne Eymberts

 

In 1620 worden Jan Dirricxen en Aert Francken benoemd tot borgen van de voogdij van de zoon van Dirck Francksen en wijlen Merrie Timons.

 

Oldebroek 11-05-1620:

 

Lubbert Jacobs[sen] Staell heefft verburcht die momberschap van Dirrick Francken kyndt bij za[lliger] Merrie Timons sijne gewesene huisfr[ouwe] erworven, waervur burgen geworden sint Jan Dirricxen und Aert Francken, des beloefft hij sijn voors[eide] burgen te vrijen, costeloes, en[de] schadeloes te halden. Volgens heefft hij als momber voorn[oemt] verburcht het erff und sterffhuis vanwegen t’ voorn[oemde] kyndt waervur die vurseide burgen oock burgen geworden sint. Widers alsoe Dirrick Francken voorn[oemt] hem wederom sall verandersaten met Merrie Gerrit Simonsdochter, heefft hij sijn voors[eide] kyndt, wesende een soentgen, al beweesen vur sijn versterff alle sijnes za[lliger] moeders nagelatene erffguederen, welcke nochtans hij Dirrick genieten, ende gebruicken sall, totdat ‘t vurseide kyndt mundich sall sijn, waerentegens hij t sulve oeck soe lange in cost ende clederen und anders onderhalden sall. Sall noch daerenbaven alsdan t’ gemelte kyndt verrichten und betalen, oeck vur sijne moeders versterff twee hondert gulden tot twintich stuvers t stuck, und sijns moeders kiste sonder meer. Actum vur Arendt Feith, richter, bij ger[ichtz]l[uiden] Henrick Hartgersen und Beert Beertssen, op ten 11den may 1620. [72]

 

Dirck Francksen hertr. Oldebroek 13-05-1620

 

MERRICHJEN GERRITS (MERRIE GERRIT SIMONSDOCHTER), geb. vóór ca. 1602, ovl. ?, dochter van Gerrit Simons en …

 

In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 wordt genoemd:

 

Pechteren

 

… Dirric Francken                                                         i - ij … [73]

 

In 1632 zou Dirrickgen Aelts thuis bij Dirck Francksen tegen Jan Jacobsen gezegd hebben dat zijn broer een dief is. De kwestie komt voor de richter van Oldebroek die enkele getuigen hoort. Bij het schelden is drank in het spel. De richter legt een boete op van 10 gulden. [74]

 

In 1635 is Dirck Francksen huwelijksvriend van Beert Toenissen die hertrouwt met Alijdt Peters Teusen, weduwe van Hendrick Evertsen. [75]

 

Dirck Francksen en Albert Thijssen treden in 1635 op als voogden van zes kinderen van Beert Thoenissen en wijlen Hendrickien Gerrits. [76]

 

In 1637 zijn Gerrit Simensen, Beert Evertsen en Dirck Francksen borgen van het erfhuis van wijlen Evert Gerritsen. [77]

 

Uit het kohier van verponding uit 1648 blijkt dat Dirck Francksen in Oldebroek nogal wat land in eigendom heeft, pacht en verpacht:

 

Christoffel to Boecop, eygener, en Dirck Franckesen, pachter van huys, hoff, boomgaert van 1 mergen, 9 mudde seeylandts tientb[aer] aen aen Haersolte en omtrent 10 mergen leechlandts en  plaggevelt, het seeylandt voor 18 mudde rogge en 6 mudde boeckweyt.

Huys, hoff met het legelandt en plaggevelt voor de schattinge zijnde 24 g[u]l[de]n 4 st[uiver]s thins, 4 g[u]l[de]n 10 st[uiver]s sluysegelt en[de] opt’ goet staende belast, dat de pachter betaelt, met 5 g[u]l[de]n 2½ st[uiver]s aen den armen en de corsterije holtgewasch hier weinich holtgewasch van wat heggeholts

159 - 14 - 6

 

Idem Dirck Franckesen cum suis, eygeners en gebruickers van Evert Aertsen huys, hoff, en boomgaert van 1 schepel, 5½ mudde roggelandts, tientb[aer] aen Haersolte, en 5½ mergen haeverlandts, t’ seeylandt van de 3 gerve, de huys, hoff, en haever landt ad 11 daelers.

71 - 10 - 0

belast met 2½ st[uiver]s thins.

 

Idem Dirck Franckesen, eygener, en Jan Dircx, pachter van 2 mergen weylandts, tegen den Vierhuysen gelegen

voor 7 g[u]l[de]n.

7 - 0 - 0

belast met 6 st[uiver]s thins.

 

Dirck Franckesen eygener van 2½ mergen weylandts en Beert Janssen, pachter voor 4 g[u]l[de]n 10 st[uiver]s.

4 - 10 - 0

belast met 3½ st[uiver]s thins.

 

Idem Dirck Franckesen, eygener en selff gebruicker van 8 mergen hoey en weylandt, het meeste weylandt,

ad 4 d[ae]l[e]r de mergen hoeylandts ende de 4 mergen weylants ad 3 g[u]l[de]n de mergen.

41 - 0 - 0

belast met 1 g[u]l[de]n 8¼ st[uiver]s thins.

 

Idem Dirck Franckesen, eygener en selff gebruicker van 2½ mergen hoeylandts int Oosterbroeck ad 4daelers

de mergen.

16 - 17 - 6

belast met 7 st[uiver]s thins.

 

Idem Dirck Franckesen, eygener en selff gebruicker van 3 mergen hoeylandts int Oosterbroeck ad 4 daelers de

mergen.

20 - 5 - 0

belast met 3½ st[uiver]s thins

aen den armen en 3¼ st[uiver]s thins

 

Dirck Franckesen, eygener, en Beert Janssen, gebruicker van ¾ van huys, hoff en 2 mudde roggelants, tientb[aer] aen Haersolte in ‘t geheel 7 mergen haeverlandts oock in ‘t geheel het seeylandt voorseid voor 4½ molder rogh

Van huys en hoff ende de 7 mergen haeverlandts voor 26 g[u]l[de]n 10 st[uiver]s

51 - 5 - 0

belast met 36 st[uiver]s thins,

schattinge nae meyers recht

hegholt wat hegholts.

 

 

Aelt Gerberts cum suis, eygeners …

 

Noch vijff mergen weylandts bij het dorp die verpacht sijn aen Derck Franckesen voor 20 g[u]l[de]n en 35 st[uiver]s thins

21 - 15 - 0

belast alle de voor[seide] parcelen met 7 g[u]l[de]n 13½ st[uiver]s

thins, tegens schattinge nae meyers recht. [78]

 

 

Mogelijk is een dochter van Franck NN/ Franck Dircksen:

 

IIe (?) CELICHIEN FRANCKSEN (CELICHIEN FRANKEN), geb. vóór ca. 1599, ovl. (?), tr. Oldebroek 13-04-1617

 

GERRIT LAMBERTSEN, geb. vóór ca. 1599, ovl. na 19-05-1635, zoon van Lambert en …

 

In 1630 verklaren Franck Dircksen en Jan Francksen de pachtschuld die Gerrit Lambertsen heeft bij Ernst thoe Bocop over te nemen als hun schuld.

 

Oldebroek 17-02-1630:

 

Franck Dircksen end Jan Francksen hebben beloeft den e[delen] Ernst thoe Bocop te willen voldoen sodanige pacht als Gerrit Lambertsen van t erve, daer hij op woent Martini negen twintich [ver]schienen aen der selver e[dele] schuldich is geworden renuncierende end ontseggende vordere borchtocht voer Gerrit Lambertsen. Actum Oldeb[roick] voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Gerrit Jansen end Evert Evertsen, den 17 februa[ry] 1630. [79]

 

Mogelijk is de voornoemde Gerrit Lambertsen, die in 1617 is getrouwd met Celichien Franken, een schoonzoon van Franck Dircksen en een zwager van Jan Francksen.

 

Gerrit Lambertsen tr. Oldebroek 13-04-1617 Celichien Franken.

 

Gerrit Lambertsen laat in 1621 beslag leggen bij Lambert Evertsen om vanwege het schuttenbier 3 gulden en 8½ stuiver betaald te krijgen.

 

Gerrit Lamberts[sen] heefft een pandt doen opboeden, affgepeint wesen[de] Lambert Everts[sen] vur drie gulden und achtehalve stuver heerco[m]men[de] van verteerde costen van schuttenbier mede vur den scade met recht. [80]

 

Aert Francken getuigt dat Gerrit Lambertsen op 02-01-1622 rond het middaguur in opdracht van Willem Aertsen een gerechtelijke aanzegging naar Elburg heeft gebracht betreffende een betaling van 9½ gulden wegens de koop van een hengst.

 

Aert Francken heefft gegicht opten 2den ja[nu]ary voorn[oemt] Gerrit Lamberts[sen] vanwegen Willem Aerts[sen] omtrent den middach een scrifftelicke weete binnen der Elburch gebracht te hebben, vur negendalve gulden heerco[m]men[de] van een heincxt peert, [ver]mogens die wete. [81]

 

In 1623 legt Gerrit Aertsen beslag bij Gerrit Lambertsen om betaling te krijgen van 12 gulden en 8½ stuivers wegens gekocht haver en proceskosten.

 

Gerrit Aerts[sen] heefft een pandt doen opboeden, affgepeint wesen[de] Gerrit Lamberts[sen] vur twaelff g[ulden] en[de] achtehalve stuver ter goeder rekenyn[ge], heerco[m]men[de] van haevere van hem gecoft, mede vur den schade met recht. [82]

 

In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 wordt genoemd:

 

Pechteren

 

… Gerrit Lamberts                                                          iij[83]

 

In 1634 beslist de richter dat Wijchman Cornelissen, die zich borg heeft gesteld voor Lambert Aertsen en Gerrit Lambertsen, ook zonder volmacht van hen een kopie mag opvragen van de dagvaarding die Herman Jurriensen heeft uitgebracht.

 

Tusschen Herman Jurriensen, aenlegger, end Wijch[man] Cornelissen, als burge voer Lambert Aertsen ende Gerrit Lambertsen, [ver]weerdere[n], [ver]staet het gerichte gelijck voer desen oick onderholden is gewest, dat die burge, sonder volmacht te hebben, voer sijn principael mach intreen en[de] als hier copie eischen van de aenspraecke. [84]

 

Gerrit Lambertsen huurt in 1635 van de voogden van de kinderen van Lisebet Segers voor drie jaar een huisje in het dorp van Oldebroek waarvoor hij een rode en een zwarte koe als borg stelt.

 

Gerrit Lambertsen heeft van[den] mombaren van za[liger] Lisebet Segers kynderen gehuyrt het huisken int derp drie jaren lanck s........ voer acht daeld[ers] ende heeft Gerrit Lambertsen daervoer [ver]bonden sijn twe koenen, namentlick een roede en[de] swarte. [85]

 

 

Noten bij Bijlage 1. Het gezin van Franck NN, vermoedelijk Franck Dircksen.

 

1. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.

2. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 79, 79v, 80.

3. In 1642 verklaart Franck Warnertsen bij de richter van Oldebroek dat hij omtrent 40 jaar is. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 28-07-1642, fol. 119v, 120, 120v. Oldebroek 28-07-1642: “Vraechtstucken desen eers[aemen] gerichte ter instantie van Hendrick Gerritsen overgegeven, om daerop bij eede t'examinieren Franck Warnertsen end Lambert Francksen, gerichtelick gebodet. 1 Eerstelick haer olderdom Franck Warnersen olt omtrent 40 jaren Lambert Francksen olt omtrent 20 jaren.” … “Actum in den gerichte des ampts Oldeb[roick], den 28e july 1642. Tussen 1630 en 1642 wordt Franck Warnertsen door de richter van Oldebroek in enkele protocollen genoemd. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 17-06-1630, fol. 88vc, 89c, 27-10-1631, fol. 153v, 154. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-11-1636, fol. 7, 7v., 04-07-1641, fol. 85v. Franck Warnertsen is vóór 1648 overleden aangezien in dat jaar wordt gesproken over Franck Warners weduwe. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol.  26v: Franck Warners wed[uwe], pachtersche van huys, hoff van 1 schepell, 5¾ mudde seeylandts, tientb[aer] aen Haersolte, en 7 mergen leechlants. Het seeylandt voor 2 molder saets vant’ molder gesaeys, zijnde 2 deel rog, een deel boeckweyt, het huys, hoff en leechlandt voor 12 daelers vrijgelt van thins 11½ g[u]l[de]n, zijnde 89 - 0 - 0 schattinge nae meyers recht.”

4. “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno 1592”. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1592-1593, inventarisnummer 5910.

5. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

6. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 11-12-1617, fol. 1.

7. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 13-11-1623, fol 39v.

8. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 17-02-1630, fol. 75c.

9. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008.

10. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

11. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 21-11-1639, fol. 62, 62v.

12. Transcriptie en index op de protocollen van de belastingen van het Richterambt Oldebroek (getuigenverhoor i.v.m. betaling van belasting voor nieuw ontgonnen grond) 1668 - 1670 door P. Zunderman, Oldebroek 2007, IV.

13. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 03-11-1633, fol. 201.

14. “Schatcedul des Amptz van Oldebroick De Anno 1592”. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1592-1593, inventarisnummer 5910.

15.Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 07-12-1620, fol. 9, 9v.

16. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

17. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-03-1637, 27-04-1637, 16-05-1637, 30-08-1637, 31-08-1637, 14-09-1637, 12-10-1637, 09-11-1637, 07-12-1637, 25-01-1638, 15-02-1638, 01-03-1638, 05-04-1638, 02-05-1638, 24-05-1638, 29-08-1638, 10-10-1638, 01-11-1638, 22-11-1638, 13-12-1638, 10-01-1639, 31-01-1639, 07-02-1639, 15-03-1639, 21-03-1639, 25-04-1639, 07-05-1639, 09-05-1639, 11-06-1639, 13-06-1639, 27-06-1639, 05-09-1639, 03-10-1639, 21-11-1639, 12-12-1639, 12-01-1640, 30-01-1640, 02-02-1640, 05-02-1640, 05-03-1640, 19-03-1640, 16-04-1640, 07-05-1640, 11-06-1640, 02-07-1640, 01-09-1640, 05-10-1640, 15-10-1640, 26-11-1640, 14-01-1641, 05-03-1641, 25-03-1641, 15-04-1641, 13-05-1641, 24-06-1641, 15-07-1641, 09-09-1641, 14-10-1641, 11-11-1641, 13-01-1642, 17-03-1642, 21-04-1642, 09-06-1642, 19-07-1642, 28-07-1642, 11-08-1642, 08-09-1642, 29-09-1642, 20-10-1642, 03-11-1642, 15-12-1642, 18-01-1643, 23-02-1643, 13-04-1643, 15-06-1643, 31-08-1643, 12-10-1643, 26-10-1643, 13-07-1643, 20-06-1644, 12-09-1644, 26-09-1644, 17-10-1644. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek 1645-1676, inv.nr. 120, 17-04-1645, 14-05-1645, 03-07-1645, 17-09-1645, 25-09-1645, 23-10-1645, 06-11-1645, 04-12-1645, 05-02-1646, 05-03-1646, 27-08-1646, 24-09-1646, 20-10-1646, 12-11-1646, 03-12-1646, 17-12-1646, 28-01-1647, 18-02-1647, 11-03-1647, 29-04-1647, 24-06-1647, 08-08-1647, 09-09-1647, 11-11-1647, 02-12-1647, 09-12-1647, 24-01-1648, 27-01-1648, 05-02-1648, 02-03-1648, 16-03-1648, 20-04-1648, 04-05-1648, 20-07-1648, 07-09-1648, 21-09-1648, 30-11-1648, 01-03-1649, 26-04-1649, 28-06-1649, 09-08-1649, 04-10-1649, 22-11-1649, 06-12-1649, 24-01-1650, 21-02-1650, 21-03-1650, 02-05-1650, 08-08-1650, 05-09-1650, 27-09-1650, 03-10-1650, 14-11-1650, 12-12-1650, 20-02-1651, 01-05-1651, 03-07-1651, 11-09-1651, 16-10-1651, 08-01-1652, 22-01-1652, 19-02-1652, 25-03-1652, 29-04-1652, 29-05-1652, 03-06-1652, 22-07-1652, 11-11-1652, 09-12-1652, 20-01-1653, 10-02-1653, 10-03-1653, 29-04-1653, 14-07-1653, 08-09-1653, 20-10-1653, 26-01-1654, 16-03-1654, 13-07-1654, 07-09-1654, 30-11-1654, 14-12-1654, 20-12-1654, 30-12-1654, 15-02-1655, 26-05-1655, 08-08-1655, 27-09-1655, 04-12-1655, 17-01-1656, 14-02-1656, 20-03-1656, 27-03-1656, 12-06-1656, 02-10-1656, 16-10-1656, 19-02-1657, 28-05-1657, 24-09-1657, 29-10-1657, 03-12-1657, 17-12-1657, 04-03-1658, 25-03-1658, 06-05-1658, 25-11-1658, 03-02-1659, 05-05-1659, 02-06-1659, 16-06-1659, 20-06-1659, 28-07-1659, 08-09-1659, 17-11-1659, 08-12-1659, 05-04-1660, 14-06-1660, 09-08-1660, 22-11-1660, 28-11-1660, 17-01-1661, 14-02-1661, 21-03-1661, 04-04-1661, 02-05-1661. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 27 juni 1667, fol. 7.

18. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-03-1637, fol 15.

19. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 157v.

20. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 08-11-1638, fol. 37, 37v: Ick Arnt Feith, richter des richterampts Oldebroick laet u Jan Baeck weten hoe dat Dirck Willemsen als man ende momber sijner huysvrouwen Hermgen Baecks, arrest heeft laten doen, aen sodanige pachten, als ghij onder Egbert Gerritsen, Jan Warnertsen, Beert Wijchmansen, Michiel Jansen, Beert Dibbeltsen, Mense Helmichs, Hobert Hendricksen, Beert Francksen, Hend[rick] Helmichsen end Gerrit Busch uutstaende hebt, … Actum Oldeb[roick], den 8 november 1638.Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 15-03-1639, fol. 43v, 44: “Dirck Willemsen heeft laten penden aen Jan Baecks andeel erves, westwaert int Oldebroeck gelegen, daer Beert Francksen opwoent end hem van vrou van Wetten is aenbestorven. … Jan Baeck, hebbende den 15 february 1639 geappelliert, komt end doet tegenwoirdich sijn volvueringe vant appel end stelt te burge … sijn aenpart aent erve daer Beert Francksen opwoent, so appellant van vrou van Wetten is aengestorven. … Actum den 15 marty 1639 voer den richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman Cornelissen, Beert Francksen, Beert Wijchmansen.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 23-03-1639, fol. 44v: “Dirck Willemsen heeft voer die twede mael die opbodinge laten doen, vant aengepende andeelerves, westwaert int Oldeb[roeck] gelegen, daer Beert Francksen opwoent, end Jan Baeck van vrou van Wetten is aenbestorven. … Actum Oldebroeck voer den richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman Cornelissen end Beert Wijchmansen, den 23 meert 1639.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 05-04-1639, fol. 45v: Dirck Willemsen heeft laten penden aen … desselven Baecks achtendeel vant erve int Oldeb[roeck] daer Beert Francksen opwoent, westwaert Hend[rick] thoe Waters wed[uwe], noirtwaert die Eeckterbeecke, oistwaert Reeffsens erffgen[aemen], suidtwaert 's Heerenvelt end dat om … Het pant is voer die eerstemael opgebodet voir den richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman Cornelissen end Jacob Dircksen, den 5 april 1639.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 05-04-1639, fol. 46: Ick Arnt Feith, richter des richterampts Oldeb[roeck], laet u, Johan Baeck, weten, hoe dat Dirck Willemsen als man end momber sijner huisvrouwen Hermgen Baecks, nadat hij laten penden hadde aen u achtendeel vant erve int Oldeb[roeck] gelegen daer Beert Francksen pachter van is, westwaert Hendrick thoe Waters wed[uwe], noirtwaert die Eeckterbeecke, oistwaert Reeffsens erffgen[aemen], suidtwaert 's Herenvelt, ende … Actum Oldeb[roeck], den 5e april 1639. Oircunde mijn segel hieronder opgedruckt.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 06-05-1639, fol. 47v: Ick, Arnt Feith, richter des richterampts Oldebroeck, laet u, Jan Baeck, weten, hoe dat Dirck Willemsen, als man end momber sijner huisvrouwen Hermgen Baecks, heeft laten penden aen u landerien in den ampte vant Oldeb[roeck] gelegen, als namelick … aen u achtendeel vant erve int Oldebroeck, daer Beert Francksen op woent, westwaert Hendrick thoe Waters wed[uwe], noirtwaert die Eeckterbeecke, oistwaert Reeffsens erffgen[aemen], suidtwaert 's Heerenvelt. … Actum Oldeb[roeck], den 6e mey 1639. Oircunde mijn segel hieronder opgedruckt.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 08-07-1639, fol. 56: Ick, Wijchman Cornelissen, stadtholder des heeren richters Arnt Feith, laet u, Jan Baeck, weten, hoe dat Dirck Willemsen als momber sijner huisvrouwen Hermgen Baecks, nadat hij wederom hadde laten penden op sterckinge … aen u achtendeel vant erve westwaert int Oldeb[roick] daer Beert Francksen op woent end westwaert Hendrick thoe Waters wed[uwe] cum suis, noirtwaert die Eeckter beke, oistwaert Reeffsens erffgen[aemen], suidtwaert s Herenvelt aengelegen sijn end dat om … Actum Oldeb[roick], voer mij, stadtholder voers[chreven] end gerichtsluden Beert Wijchmansen end Beert Dibbeltsen, den 8e july 1639. Oircunde mijn segel hieronder opgedruckt.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 05-02-1640, fol. 67: “Jan Baeck heeft bekent verkoft end [ver]buit te hebben sijn vierendeel int erve westwaert int Oldeb[roick] gelegen, daer Beert Francksen op woent, soals het selve hem van sijn moije za[lliger] Hendrickgen Baecks, weduwe van Wetten is aengeerft, aen sijn suster Roeltien Baecks, weduwe Hegemans end haer soen Roeloff Hegeman, end dat voer een somme van duysent guldens end neemt daer en boven … soe dat Baeck aen sijn suster end neve voers[chreven] het gemelte vierendeel erves tegenwoirdich opdraecht end voirtaen van alle desselven gerechticheit sal ontrechticht wesen. Actum Oldebroick den 5 february 1640 voer den richter Arnt Feith end gerichtsluden Wijchman Cornelissen, Reijer Willemsen, Beert Francksen, Beert Dibbeltsen.”

21. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-09-1641, fol. 95v, 96.

22. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, ca. 05-02-1646, fol. 20av: Beert Francksen is voor het jaar 1646 gekozen tot schepen van Oldebroek. ca. 06-02-1647, fol. 38: Beert Francksen is voor het jaar 1647 gekozen tot schepen van Oldebroek. ca. 05-02-1648, fol. 47: Beert Francksen is voor het jaar 1648 gekozen tot schepen van Oldebroek. ca. 08-02-1649, fol. 62: Beert Francksen is voor het jaar 1649 gekozen tot schepen van Oldebroek. ca. 21-02-1650, fol. 69v: Beert Francksen is voor het jaar 1650 gekozen tot schepen van Oldebroek.

23. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 02-03-1648, fol. 47v.

24. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 23-03-1648, fol. 52.

25. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-09-1648, fol. 54.

26. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 45, 45v, 46, 46v, 47, 104, 104v, 109, 156v, 157v.

27. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 21-03-1650, fol 73.

28. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 29-05-1652, fol. 93, 93v, 94, 94v, 95.

29. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 20-01-1653, fol. 99.

30. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 18-12-1666, fol. 2v: een lening wordt verstrekt met als onderpand “ onse edele sueven mergen landts, soo wij hebben liggen in den richterampte Oldebroeck, in t Eickter Merck tegens t dorp, oistwaert Beert Francksz ende burgmeester Bigge, zuytwaert de pastorie, westwaert het Kerckpat, noirtwaert de Eeckter Beecke …” Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 15-09-1669, fol. 12: een lening wordt verstrekt met als onderpand o.a. “… omtrent sueven mergen weydelandts mit een hof bepaelt oistwaert mit het landt van Beert Francksz ende burgemeester Bigge, zuytwaert en westwaert de Pastorije, noirtwaert de Eeckter Beecke …” Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 05-05-1681, fol. 41: een verkoop en overdracht van een hof en weiland betreft “… ongever sueven mergen weylants mit den hof daeronder gelegen, oistwaertburgemeester Bigges erfgenamen ende Beert Francksz, zuitwaert en westwaert d pastorije int Oldebroeck, noirtwaert t Eeckter voetpadt (doorgehaald: beecke) …”

31. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 30-10-1669, fol. 14.

32. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 12-05-1681, fol. 41v.

33. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 17-11-1682, fol. 49.

34. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 25-09-1684, fol. 55.

35. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1684 ORA Inv.nr. 56 Richterambt door P. Zunderman Oldebroek 2008.

36. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1696, ORA Inv. nr. 58 Richterambt, door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 15: Beert Francxs erffgenaemen van 5 posten 8 - 16 - 0.

37. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 1618-1619, fol. 150v, 151.

38. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 02-11-1620, fol. 8.

39. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

40. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 15-08-1627, fol. 59, 60, 61: Egbert Aertsen, dienaer des ampts Oldebroick, [ver]claert dat hij den 15 augusti des jaers 1627 vanwegen burgemeister Gerrit Aeltsen, als curatoer van den [ver]laten buedel van Wolter Aertsen zal[liger] heeft beslach gedaen aen sodanige renteverloep end heeft ............ als Trijne Gerrits weduwe Rouse heeft uut het erve daer Jan Francksen op woent, tegenwoirdich Hendrick thoe Water cum suis thoe behoerende. Item dat hij den 16 derselver maent, die wete daervan aen Hendrick thoe Water heeft gedaen. Ende dat hij den 23 augusti 1627 die wete daervan thoe Zwolle aen Trijne Gerrits heeft over gebracht. Dat hij oick den 17 augusti 1627 ten versuecke van Willem Lubbertsen als volmechtiger van Jacobus Wijfverdinck, heeft gependet aen het gerede op het erve daer Jan Francksen op woent, Hendrick thoe Water cum suis thoebehorende. Dat hij oick den 21 derselver maent aen Hendrick thoe Water die wete van die pendinge end opbodinge heeft gebrocht. Item dat Hendrick Wijne als volmechtiger van Hendrick thoe Water den 23 augusti heeft pandtheringe gedaen op die gedane pendinge van Willem Lubbertsen in qualiteit als boven. Den eersten sept[embris] 1627 heeft Willem Lubbertsen vanwegen Jacobus Wijferdinck het boven[ver]haelde arrest [ver]burget.”

41. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 17-02-1630, fol. 75c.

42. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 10-02-1631, fol. 127v, 128, 128v.

43. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 07-01-1637, fol. 9v.

44. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 11-02-1637, fol. 10v:Trijne Hendricks, wed[uwe] van za[lliger] Hend[rick] Hartgersen, heeft haer ses kynderen, bij Hendrick voers[chreven] erworven, voer haer vaders [ver]sterff bewesen als volget. Eerstelick heeft die moeder die gemelte ses kynderen bewesen die helfte van ses schepe[l] lants int Oldeb[roick] gelegen, end sal oick aen dieselve elck twintich guldens uutkeren als sij twintich jaren olt sullen sijn, ten waere dieselve eerder quaeme thoe hijlicken end alsdan uut te keren, tot welcker tijt toe die voers[chreven] moeder oick die vruchten van die vaste guederen der kynderen sal hebben te profitieren, en ter selver tijt toe die kynderen in kost end klederen te onderholden, ten waere dieselve haer selfs generen konden. End dan sal die moeder die maechies elck een nieuw beddetijte (2) mit kussens end beddepuelwe mit veeren end sijn thoebehoir laten thoekomen end het knechtien, Hend[rick] genaemt, twe schapen die tot sijn profijt sullen aen voeder ter tijt thoe, hier voren benoemt, des sal die moeder die wolle hebben te profitieren, blijvende die schulden vant selve erffhuis tot laste vande moeder voers[chreven]. Aldus geaccordiert tusschen Trijne Hendricks end der kynderen mombaeren, Jan Francksen end Jan Andriessen in tegenwoirdicheit des richters Arnt Feith end gerichtsluden Reijer Willemsen en[de] Hend[rick] Aeltsen, den 11 february 1637.”

45. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 24-01-1639, fol. 39v, 40, 40v, 41, 41v: “… Actum Oldeb[roick] den 24e january 1639 voer gerichtsluden Beert Dibbeltsen ende Jacob Dircksen, end sijn mede tegenwoirdich gewest Jan Beertsen den jongen end Jan Francksen, mombers van Wijchman Hendricksens nagelaten kynt, welck tegenwoirdich het gemelte onderpant thoekoemt ende het capitael van vijff hondert guld[ens] end die jaerlixe rente moet betalen. … Jan Dircksen voer sich selven end Jan Beertsen end Jan Francksen als mombers van Wijchman Hendricksens kynt bij Stijne Willems erworven, dragen op aen Egbert Aertsen end Hendrick Simensen een mudde roggelants int Oldeb[roick] inde Lapstreeck gelegen, … Actum Oldeb[roick], voer gerichtsluden Beert Dibbeltsen end Jacob Dircksen, den 24e januar[y] 1639. Jan Beertsen den jongen end Jan Francksen als mombers van Wijchman Hendricksens nagelaten soentien, bij Stijne Willems geprocreert, willen mit kennisse end ten overstaen vant gerichte int openbaer [ver]copen aen die ghene die meest daervoir bieden sal, seeckere parcelen van landerien int Oldeb[roick] in die Lapstreeck gelegen … Noch ongeveer vijff schep[el] roggelants naest Hend[rick] Aeltsens wed[uwe] cum suis gelegen, streckende vande Boven Heijgraven tot aende haghen voerbenoemt. Het darde parceel is ingesettet doer Jan Francksen voer vier hondert vijff guldens, gehoicht drie guld[ens], Jan Beertsen den olden vijff guldens, noch vijff guldens, Jan Beertsen den olden noch eene gulden, et candela, burge Aelt Gerbertsen. … Actum Oldeb[roick] voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Reijer Willemsen end Beert Francksen, den lesten janu[ary] 1639. …” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-05-1639, fol. 53, 53v: Ick Arnt Feith, richter des richterampts Oldebroick, attestiere mits desen, dat voer mij ende gerichtsluden hiernae benoemt, (doorgehaald: Jan Beertsen den jongen end Jan Francksen als) die mombers vant onmundige kynt van Wijchman Hendricksen za[lliger], Hendrick genaemt, hebben int openbaer verkoft aen die geene, die doer hoichs insetten end hoegen die slach vande keerse hebben bekoemen seeckere landerijen het voers[chreven] kynt thoe behoerende, end sulx mit kennisse end bewillinge vant gerichte, tot voldoeninge van obligatien end rentverschrijvinge, die het voers[chreven] kynt neffens seeckere landerien van sijn bestemoeder waeren aengeerft die niet anders kunden voldaen werden … Actum voer mij, richter voers[chreven], end gerichtsluden Wijchman Cornelissen end Reijer Willemsen, den negenden mey 1639. Oircunde mijn segel hieronder doen hangen.” Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 08-07-1639, fol. 58: Ick, Arnt Feith, richter des richterampts Oldeb[roick], attestiere mits desen, dat voer mij end gerichtsluden hiernae benoemt, Jan Beertsen den jongen end Jan Francksen, als mombers vant onmundige kynt van Wijch[man] Hendricksen zal[liger], Hendrick genaemt, hebben int openbaer (doorgehaald: end gerichtelick) [ver]coft aen die ghene die meest daervoer heeft geboden, sekere landerien int Oldeb[roick] gelegen, t voers[chreven] kynt thoebehorende, end dat tot betalinge van sodanige obligatien end rentverschrijvinge als t selve kynt neffens sekere landerien van sijn bestemoder Janne Goerts, gewesene huisvrou van Jan Dircksen, waren aengeerft, tot welcke [ver]copinge t'gerichte, ten fine voers[chreven] na genomene kennisse vande schulden, heeft geconsentiert end bewilliget. … Actum voer mij richter voers[chreven] end gerichtsluden Wijch[man] Cornelissen end Reijer Willemsen, den 9 mey 1639. Oircunde mijn segel hieronder opgedruckt.”

46. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 13-06-1639, fol. 50v: Doctor Hend[rick] Crachtsen, volmachtiger van sekere creditoeren aenhevende proceduire, tegens jo[ncke]r Oliphier van Middachten, heeft burge gestelt voer die kosten vande proceduire ende sijn burge geworden Michiel Jansen end Jan Francksen.”

47. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 13-06-1639, fol. 51: Hend[rick] Aertsen voer hem selven (doorgehaald: mede als momber) ende Gerrit Hermsen end Beert Wijchmansen, als momberen vandie nagelatene kynderen van Aeltgen Warners zal[liger], hebben het erffhuis van Gerritgen Brouwers zal[liger] verburcht, end sijn burgen geworden Michiel Jansen end Jan Francksen.”

48. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 09-09-1641, fol. 94, 94v, 96.

49. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, ca. 05-02-1646, fol. 20av.

50. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 11-11-1647, fol. 43.

51. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 23-03-1648, fol. 52.

52. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 54.

53. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 54.

54. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 14, 14v, 15, 15v, 42v, 43, 135, 135v.

55. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 08-02-1649, fol. 61v, 62: b[urgemeeste]r Roloff Hegeman en zijn vrouw Geisjen Greven hebben ses mergen haeverlants in t’Oldeb[roeck] op t’Eeckt gelegen verkocht aan Jan Franckesen ende Steijne Hendricks echteluiden.

56. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 02-02-1650, fol. 70, 70v, 71: Jan Francksen en Jan Beertsen worden benoemd tot voogden van Jan en Bette, kinderen van Griete Jans en Michiel Jansen.

57. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 08-08-1650, fol. 78v: “Tusschen Beertjen Beerts, geassisteert met Jan Francksen, in desen haeren momber, aenleggerse ter eenre, en[de] Aelt petersen, verweerder ter andere zyeden, verstaet het gerichte, dat partijen onderlingen sullen te hebben accorderen, ofte bij ontstentenis van dien, datse haer sullen te hebben adresseren aen die ed[ele] heeren van den hove, daer sulcxs behoort. Actu[m] ut supra.”

58. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 01-05-1651, fol. 82v.

59. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 07-08-1652, fol. 127v.

60. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 23-11-1654, fol. 108v, 109.

61. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 17-01-1656, fol. 112

62. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 01-02-1656, fol. 111v.

63. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 14-01-1659, fol. 123, 123v.

64. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-03-1659, fol. 126v.

65. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 05-05-1659, fol. 125v.

66. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 27-06-1667, fol. 7.

67. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 22-05-1669, fol. 13.

68. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 26-08-1670, fol. 17v.

69. Transciptie van en index op het kohier van verponding en het bezit van rundvee en het aantal personen van 5 jaar en ouder in het ambt Oldebroek (afschrift) 1682 ORA Inv.nr. 55 Richterambt door P. Zunderman Oldebroek 2002.

70. Transciptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1684 ORA Inv.nr. 56 Richterambt door P. Zunderman Oldebroek 2008, fol. 15, 26v.

71. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 04-07-1685, fol. 57v.

72. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 11-05-1620, fol. 2.

73. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

74. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 07-06-1632, fol. 171, 171v, 172:Hend[rick] Simensen, olt omtrent 22 jaren, gebodet ter instantie van Herman Jacobsen, tuiget op het voergeholdene vraechstuck, dat hij [ver]leden sonnedach ten huise van Dirck Francksen, Dirrickgen Aelts tegens Jan Jacobsen heeft hoiren seggen dat sijn broer was een dief. Juravit  Anne Hendricks, olt omtrent 18 jaren, tuiget ter instantie van Herman Jacobsen op het voergeholdene vraechstuck, dat se verleden sonnedaghe ten huise van Dirck Francksen, Dirrickgen Aelts tegens Jan Jacobsen heeft hoiren seggen, dat sijn broer was een dief. Juravit. Reinder Hendricksen, olt omtrent 17 jaren, tuiget ter instantie des richters, dat hij [ver]gangen pinxtermaendach savonts nae der sonnenonderganck is komen gaen neffens ander geselschap die Bovenheigrave ende dat Herman Jacobsen onder anderen daermede is bij gewest, die gesocht heeft getuige te stoten in een sloot, tegens Dirck Albertsen huis over, en[de] so hij sichselven daer off bevrijden doer het vatten van een boem, so is hij een weinich daernae wederom van Herman voers[chreven] gevattet en[de] in een diepen sloot geworpen. Aelt Gerbertsen spreeckt aen Jan Jacobsen ende secht dat hij ten huise van Dirck Francksen [ver]leden sonnedage sijn huisvrouwe end oick sijn dochters [ver]scheiden malen int geselschap seer groffelick heeft geinjuriert end gescholden, seggende dat dieselve konden bijsen melcken, na luyt die kunschappen bij den gerichte berustende. Concludierende daerover, dat hem mach opgelecht werden dieselve woirden weder in den hals te kloppen, daervan [ver]giffenisse te bidden, end daer en boven in een amende mach [ver]claert werden. Herman Jacobsen spreeckt aen Aelt Gerbertsens dochter, Dirckgen genaemt, end secht dat se hem solde voer een dief gescholden hebben ten huise van Dirck Francksen voergangen sonnedage. Aelt Gerbertsen, intredende voer sijn dochter Dirckgen, begeert copie van t gene van Herman Jacobsen tegens hem is ingedient om ten naesten gerichte te antwoirden. T gerichte [ver]claert dat Jan Jacobsen ten aensien van die scheltwoirden, gesproken op die huisvrou van Aelt Gerberts end derselver dochters, ten behoeve van den armen deses ampts sal betalen thien guldens. Jan Jacobsen heeft gebeden Aelt Gerbertsen dat hem die woirden, die hij ten huise van Dirck Francksen voergangen sonnedaghe int schuttenbier van sijns clegers huisvrouwe end dochteren hadde gesproocken, voer ditmael mochten [ver]geven werden, belovende voirtaen sich te sullen ontholden mit dieselve ofte dergelijcke schandelicke woirden gemelte personen te bewerpen. Hetwelcke cleger bedes end beloftes halven oick heeft gedaen. Actum in den gerichte ut supra.”

75. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 14-03-1635, fol. 1:Beert Toenissen, sich willende wederom in den echten staet begeven mit Alijdt Peters Teusen, wed[uwe] van Hend[rick] Evertsen, sijn van beider sijden ten overstaen van vrunden, vanwegen den bruidegom Evert Gerritsen end Dirck Francksen, end vanwegen die bruidt, Peter Besseltsen, haer soone, end Peter Rutgertsen, versproecken end voer hijlixe vurwaerden [ver]accordiert, alsdat Beert Toenissen thoekomende bruidt eerst affstervende sonder wettelicke geboerte bij hem na te laten, van die selve sal profitieren vijftich daelders. Ende die bruidegom voers[chreven] eerst affstervende, die bruidt genieten sal hondert k[aroli]guldens, dat oick thoekomende echteluiden malcanderen vorder sullen mogen begiftigen. Vorders is bedongen dat des bruidts soen Peter Besseltsen sal hebben tot hijlixstuire hondert k[aroli]guldens uut die guederen van sijn moder, gelijck oick sijn suster genoten heeft gehadt. Actum Oldeb[roick], den 14e marty 1635, voer die stadtholder des richters Wijch[man] Cornelissen end gerichtsluiden Beert Wijchmansen ende Hendrick Willemsen.”

76. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 14-05-1635, fol. 1: “Beert Thoenissen heeft sijn ses kynderen, bij Hendrickien Gerrits za[lliger] erworven, ten overstaen der selver mombaren Dirck Francksen end Albert Thijssen in præsentie des richters stadtholder Wijchman Cornelissen end gerichtsluden Beert Wijchmansen end Hend[rick] Willemsen, voer haer moeders za[lliger ver]sterff bewesen als volget: Eerstelick heeft hij beloeft dievijff kynderen elck thien daeld[ers] te betalen als sij mundich sullen sijn, end die olste dochter, Toentgen genaemt, in plaets van die thien daeld[ers] een koe, end die twe knechties Hendrick end Jacob genaemt, boven die thien daeld[ers] elck noch twe schapen, end die drie dochterties, Toentgen, Trijne end Gerritgen, elck een beddetijckte, Gerrit sal oick sijn schapen beholden die hij tegenwoirdich heeft; des sal die vader voers[chreven] die wolle van de schapen so lange die kynderen bij hem woenen, genieten, sullen oick des kynderen schapen vurwaert gaen, end sullen dieselve het profijt daervan trecken, sal oick die vader sijn onmundige kynderen in kost end klederen, nabuir gelijck, onderholden totdat sij mundich sullen sijn, ofte hare kost sullen winnen kunnen, die vader sal oick alle in end uutschulden aen sich beholden end daervoer hebben te profitieren alle die beesten, vee end andere mobile goederen. Actum Oldeb[roick], den 14 maay 1635.”

77. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 119, 17-09-1637, fol. 26: “Hend[rick] Willemsen als momber van Evert Gerritsens nagelaten kynt, genaemt Marritgen Everts, heeft het erffhuys van Evert Gerritsen zal[liger] verburget, waervoer burgen geworden sijn Gerrit Simensen, Beert Evertsen en[de] Dirck Francksen. Actum voer den richter Arnt Feith en gerichtsluden Reijer Willemsen ende Jacob Dircksen, den 17 septemb[ris] 1637.”

78. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 17, 17v, 18, 18v, 19, 19v, 20, 69, 69v, 111, 111v.

79. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 17-02-1630, fol. 75c.

80. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 03-05-1621, fol. 14v.

81. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 24-01-1622, fol. 22.

82. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 16-01-1623, fol. 30.

83. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

84. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 12-09-1634, fol. 205.

85. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 19-03-1635, fol. 209.