GENERATIE III
29-11-2020
IIIa JAN MORREN (van
II), geb. ca. 1610 (?), ovl. na 22-06-1677.
Een Jan Morren tr.
Oldebroek 21-12-1633 Cornelisje Jans. Cornelisje Jans is geb. (?), ovl. (?),
dochter van Jan … en …
Het is niet
duidelijk of het hier gaat om Jan Morren, de zoon van Morre Jans, die voorkomt
in het protocol van 22-06-1677.
Een Jan Morren laat
in Oldebroek drie dochters dopen:
Aeltien Jans, ged.
Oldebroek 04-02-1663.
Gerrichien Jans,
ged. Oldebroek 14-06-1665.
Aeltien Jans, ged.
Oldebroek 15-01-1668.
Het is niet
duidelijk of het hier gaat om Jan Morren, de zoon van Morre Jans, die voorkomt
in het protocol van 22-06-1677. Bij geen van de voornoemde doopinschrijvingen
is de naam van de moeder vermeld. [1]
Oldebroek 22-03-1676:
Evert Morren, de broer van Jan Morren, werd ook Evert Keuyt genoemd. De koster van Oldebroek noteerde bij de
inschrijving van Henric Evertsen
Prinsjen en Geertjen Thymans, als leden van de Gereformeerde Kerk, dat Hendrik
Evertsen Prins een zoon is van Evert Keuyt,
zie IIIb.
De
namen Keut en Keuyt komen nog een enkele keer voor in Oldebroek, beide keren in
combinatie met de voornaam Jan:
Oldebroek
16-05-1669: ged. 16 Maij Jan keut sijn
dogter Swaentien
Oldebroek
28-01-1672: ged. Den 28 Jan. Garrit
ouders Jan Keuyt en Aertjen, uxor.
Terwijl
het duidelijk is Evert Morren dezelfde is als Evert Keuyt staat allerminst vast dat Jan Morren dezelfde is als de
hiervoor genoemde Jan Keut en Jan Keuyt.
IIIb EVERT MORREN
(EVERT KEUYT) (van II), geb. ca 1610 (?), gemachtigde-schuldeiser (1639),
pachtboer (1648, postume vermelding 1655), veehouder (1648, postume vermelding
1655), akkerbouwer (1648, postume vermelding 1655), bierbrouwer (?), ovl. tussen 23-03-1650 en 26-01-1655,
tr. Oldebroek 16-03-1634
JANNE (JANNEKEN) BEERTS,
geb. ca. 1610 (?), ovl. vóór 26-01-1655, vermoedelijk kort vóór deze datum, tussen eind 1654 en 26-01-1655,
dochter van Beert Francksen den olden
en ...
Uit dit huwelijk zijn geboren:
Dibbolt Evertsen,
geb. tussen 1634 en 1652, volgt IVa.
Hendrik Evertsen
Prins, geb. tussen 1634 en 1652, volgt IVb.
Jan Evertsen,
geb. tussen 1634 en 1652, ovl. na 22-06-1677, volgt IVc.
Gerrit Evertsen,
geb. tussen 1634 en 1652, volgt IVd.
Oldebroek
16-03-1634: Evert Morre tr. Janneken Beerts.
Inschrijving van het huwelijk van Evert Morren en Janne Beerts in het trouwboek van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 16 maart 1634.
Dibbolt, Hendrik, Jan en Gerrit zijn vóór 1652 geboren. Als zij
in 1677 verschijnen voor de richter van Oldebroek zijn zij meerderjarig.
Richter Dibbolt Feith noemt hen in deze volgorde. Wellicht noteerde de richter de vier zonen van
Evert Morren in de volgorde van hun leeftijd, van oud naar jong. Jan en Gerrit
zijn vermoedelijk nog niet getrouwd: hun partners zijn niet in het protocol
vermeld.
“Dibbolt”
is mogelijk ontstaan vanuit de middeleeuwse naam ”Diepold”. De naam “Dibbolt” komt in zeventiende eeuwse archiefstukken
uit Oldebroek nauwelijks voor, buiten de vele keren dat richter Dibbolt Feith
(1637-1693) in diverse protocollen zijn sporen naliet.
Mogelijk
hebben Evert Morren en Janne Beerts meer kinderen gehad. Gelet op de
traditionele wijze van vernoemen - ouders gaven de namen van hun eigen ouders
door aan hun kinderen - zouden zij nog een zoon met de naam Morre gehad kunnen
hebben, genoemd naar Morre Jans, de vader van Evert Morren. Hoe dit ook is
geweest, eventuele andere kinderen van Evert Morren en Janne Beerts zijn vóór
22-06-1677 overleden zonder nakomelingen na te laten.
In
1655, als Evert Morren en Janne Beerts zijn overleden, zijn de kinderen
gerechtigd op een erf van jonkheer Arent van Wijnbergen gelegen in de Spronk in
Oldebroek.
De Spronk
De Spronk bestaat in de eerste helft van de zeventiende eeuw uit enkele
boerderijen en een tapperij, genaamd De Eeckelboom. Het gehucht wordt ontsloten
door de Bovenheigraaf, ook wel Heijgraeve genoemd, een zandweg waarover boeren
hun vee en goederen vervoeren en waarover kennelijk ook genoeg reizigers
trekken om De Eeckelboom bestaansrecht te geven.
Adellijke families, zoals de families Van Lauwick, Van Middachten, Van
Sallant en Van Wijnbergen, hebben hier leengoederen en erven en landerijen en
verpachten deze aan boeren. Deze pachters hebben in enkele gevallen ook zelf
land in eigendom. Daarnaast zijn er boeren die hun behuizing, erf en land
geheel in eigendom hebben. Op de akkers verbouwen zij boekweit, haver en rogge.
Is sprake van pacht dan wordt deze met een deel van de opbrengst of in goederen
voldaan. In 1632 pacht een boer 5 schepel zaailand waarvoor hij 5½ mud rogge
afdraagt. Dezelfde boer pacht nog eens 5½ schepel zaailand tegen een pacht van
3 mud en 1 schepel rogge en 3 schepel boekweit. Ook kan de pacht bestaan hebben
uit de afdracht van één derde deel van de oogst.
Daarnaast is sprake van kleinschalige veeteelt. Zo worden (melk)koeien
(zwartbont en roodbont), paarden, schapen en varkens gehouden. In de Spronk
liggen ook enkele weilanden. Hooi kan van korte afstand worden aangevoerd. Het
landschap bestaat verder uit boomgaarden en hakbossen. Men jaagt, in 1628 is
het schieten van een haas op andermans erf een kwestie die voor de richter
wordt gebracht. Aan bijenteelt wordt ook gedaan, de bijen maken zo de
nabijgelegen heidevelden tot nut.
De kinderen gaan naar school, althans in 1633 verlangen twee voogden dat
een niet onbemiddelde boer, kort geleden weduwnaar geworden, ervoor zorgt dat
zijn dochter en zoon leren lezen en schrijven. Kleding is, zeker ten opzichte
van andere goederen, in de tijd van Evert Morren kostbaar. Vrouwen dragen
kleding van linnen, ook genoemd: een zwarte rok, een schort en als lijfsieraden
een zilveren riem, zilveren kledinghaken en een tas met een zilveren knoop. Nog
in gebruik is het dragen van losse mouwen. Deze zijn gemaakt van trijp: een
weefsel van linnen of katoen in combinatie met wol en met de uitstraling van
een minder soort fluweel. Als schoeisel worden muilen genoemd.
Hendrick Willemsen, die in de Spronk woont, koopt in 1635 op een
gerechtelijke veiling tapperij De Eeckelboom. Drie jaar later heeft Maes
Gerritsen, de biertapper, nog steeds geen huur of rente aan Willemsen betaald.
De afspraak was een afdracht van 25 stuivers per getapte ton bier of, naar
keuze van de tapper, een afkoopsom van 28 gulden voor alle bier die hij zou
tappen. Maes Gerritsen tapte genoeg bier, kennelijk meer dan 22 tonnen, om bij
de afkoopsom het meeste voordeel te hebben. De richter oordeelde dat de
biertapper die huursom had te voldoen. [2]
De Eeckelboom (De Eikelboom) was in de zeventiende eeuw een
begrip, het was de naam van een tapperij/herberg/logement. In archiefstukken
uit die tijd wordt de naam heel vaak genoemd omdat in de herberg allerlei
transacties werden afgehandeld. [3]
De Spronk. Topografische Militaire Kaart (Bonneblad) 1872.
Foto. Bovenheigraaf ter plaatse van de Spronk, 25-12-2013.
Foto. De Oude Eikelboom in de Spronk, 11-03-2012.
Foto. De Oude Eikelboom in de
Spronk, 11-03-2012.
De boerderij in de Spronk, waarop de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts in
1655 gerechtigd zijn, heeft Evert Morren geleidelijk van zijn schoonvader
overgenomen. Dit moet gebeurd zijn tussen 1634, het jaar waarin Evert Morren en
Janne Beerts trouwen, en 1655, het jaar waarin de kinderen van Evert Morren en
Janne Beerts de boerderij verlaten.
In
1655 wordt gesteld dat Evert Morren het land van de boerderij in de Spronk in gedeelten heeft ontvangen, in een minder goede staat
of met een daaraan toegevoegde waarde waarvoor hij naar raming van zijn
schoonvader heeft moeten betalen. In een protocol van de richter uit 1655
staat:
… voerdragende, dat haer vader Evert
Morren voers[chreven] het landt
van t’ erve voermaels stuckse wijse ontfangende, ofte t’ selve maeger heeft
aengetast, ofte daer in t’selve noch eenige gunst is geweest, die selve na
æstimatie van sijn vrouwen vader heeft moeten coepen en[de] aennemen.
[4]
Wie
is de hier genoemde schoonvader van Evert Morren? Door zijn dochter Janne Beerts (Janne, de
dochter van Beert) weten wij dat hij zijn voornaam Beert is. Beert is echter
een veelvoorkomende voornaam in Oldebroek in de eerste helft van de zeventiende
eeuw. Een bron waar in staat welke Beert vader is van Janne Beerts is niet
gevonden. Een nader onderzoek heeft wel wat aan het licht gebracht.
In
1648 pacht Evert Morren een erf van Jan/Johan van Wijnbergen, die in Deventer
woont. Het gaat om een huis en hof van een ¼ morgen, 5 mudde akkerland waarop
rogge wordt verbouwd en ca. 11 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd.
Evert Morren pacht ook 2 morgen hooiland van Herman Alberts die dit land pacht
van Aeltje van Eck. In het kohier van de verponding uit 1648 staat:
Jan van Wijnbergen te Deventer, eygener, en Evert
Morren, pachter van huys, hoff, van ¼ mergen, 5 mudde roggelandts, tientvrij,
ongeveer 11 mergen haverlant 8 - 0 - 0
Aeltje van Eck, eygenersse, en Herman Alberts, pachter
van 8 mergen hoey en weylandt voor 4 g[u]l[de]n 5 st[uiver]s de mergen, Herman
Alberts hiervan 2½ mergen hoeylants voor 5½ d[ae]l[e]r de mergen. Evert Morren
twe mergen hoeylandts voor 6 d[ae]l[e]r de mergen. Henrick Rijcxen 3½ mergen
weylandts tins en schattinge tot des eygeners laste 54 - 1 - 0 [5]
De familie Van Wijnbergen had
generaties lang bezit in en bij Oldebroek. Zo werd Landgoed Morren bij
Oosterwolde rond ca. 1600 Wijnsbergen erve genoemd naar de toenmalige bezitter.
Volgens een andere bron, ook uit 1648,
heeft een Van Wijnbergen een goed op de Heetkamp bij de Spronk in Oldebroek. In
dat jaar laten de weduwe en de erfgenamen van Beert Francksen den olden roggeoogsten veilen, waaronder zeven
schepel behoirende bij Wijnbargens goet
op den Heetcamp. Ook Evert Morren biedt mee. In een protocol van de richter
uit 1648 staat:
Noch seeven schepel landts ongeveer t Stuick
genaemt, behoirende bij Wijnbargens
goet op den
Heetcamp, is gemijnt bij Drees
Jacobsen voor 56 - 0 - 0
Ende daerop gehoocht 7 - 0 - ....
Evert Morre gehoocht 5 - 0 - ....
Noch Evert Morre gehoocht 2 - 0 - ....
Otto Andrees gehoocht 1 - 0 - ....
Ende hiermede den slach Facit 71 -
0 - ....
Burgen voor Otto Andreesen: Beert
Rijcksen en[de] Drees Aeltsen. [6]
De
Heetkamp is een Gelders leengoed dat via diverse afsplitsingen is ontstaan uit
het oorspronkelijke leengoed Mulligen. Informatie over Gelderse leenmannen en
hun pachters is te vinden in het archief van de Leenkamer van Gelre en Zutphen.
Hieruit blijkt dat Jan/Johan van Wijnbergen het eigendom van de Heetkamp in
1636 overneemt van Arnolt to Boeckop. Deze Arnolt to Boeckop is in 1634 met de
Heetkamp beleend waar toen Beert Francks
op woonde.
Van de Oldencamp
is afgespleten … De Heetkamp (heidekamp) daar Beernt
Francks op woont, met zijn toebehoren van hoog en laagland met huis en erf en
een kleine erfenis aan de boven- en benedenmolen, waarmee in 1634 beleend was
Arnolt to Boeckop, die het in 1636 overdraagt aan Johan van Wijnbergen, die het
in 1657 overdraagt aan zijn zoon Johan, die het weer in 1671 overdraagt aan
Warner toe Boecop. … [7]
In 1648
wordt Evert Morren aangeslagen voor een boerderij (een huys en hoff) en Beert
Francksen den olden niet. Beert Francksen den olden wordt in 1648 enkel
aangeslagen voor akkerland waarop haver wordt verbouwd. Dit akkerland, 2 morgen
over den dijck, is verpacht aan Jan
Dircx den jongen. In het kohier van de verponding uit 1648 staat:
Beert Franckesen den olden, eygener, en Jan
Dircx den jongen, pachter van 2 mergen haeverlants over den dijck voor 7 gulden
7 - 0 - 0
de schattinge tot des eygeners laste [8]
In de eerste helft van de zeventiende
eeuw hebben slechts twee inwoners van Oldebroek de naam Beert Francksen:
Beert Francksen den olden
Beert Francksen de jonge
Daar waar in de protocollen van de richter van Oldebroek de toevoegingen den olden en de jonge ontbreken, kan veelal uit het verband opgemaakt worden
welke Beert Francksen is bedoeld, den
olden of de jonge. De richter
zelf zal het onderscheid scherp voor ogen hebben gehad.
Beert Francksen den olden overlijdt tussen 23-03-1648
en 09-06-1648. Hierna is direct
duidelijk wie met Beert Francksen
wordt bedoeld. De toevoeging de jonge
raakt in ongebruik.
Hieruit volgt dat Beert
Francksen den olden de vader is van Janne Beerts. Beert Francksen den olden
is vóór 1627 op de Heetkamp gaan wonen.
In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van
1627 wordt genoemd:
Pechteren
… Beert Francken op den
Heetcamp
i … [9]
Beert Francksen den olden pacht in 1634 de Heetkamp van
Arnolt to Boeckop en na 1636 van Jan/Johan van Wijnbergen. Evert Morren neemt
de pacht van de Heetkamp geleidelijk over na zijn huwelijk met Janne Beerts in
1634 maar Beert Francksen den olden blijft een belang houden in de Heetkamp:
hij heeft nog recht op verscheidene roggeoogsten tot aan zijn overlijden tussen 23-03-1648 en 09-06-1648. Vóór of in 1648 neemt Evert
Morren de pacht van de Heetkamp geheel over.
Voor het gezin van Beert Francksen den olden zie Bijlage 1. Het gezin van Beert Francksen den
olden (na de noten).
De Heetkamp was een
ontginningsboerderij in de Spronk. Vanouds maakte de boerderij deel uit van het
hof en goed Mulligen in Oldebroek. De boerderij lag ten noorden van de
Bovenheigraaf en ten oosten van tapperij De Eeckelboom. [10] De naam is afgeleid
van de veldnaam Heetkamp en heeft de
betekenis “perceel ontgonnen heidegrond”. In 1636 wordt in een leenakte het hooge ende leege landt bij de
boerderij genoemd. [12]
Het hof en goed Mulligen in Oldebroek
is een Gelders leengoed dat in de loop de jaren in kleinere leengoederen is
opgedeeld. Mulligen, aan de route Elburg-Heerde-Deventer, wordt geleidelijk een
centrum van ontginningsactiviteiten. Er worden wegen aangelegd om de
ontginningsgebieden ten westen en ten noorden van Mulligen te ontsluiten. [13]
Mulligen en De Heetkamp. Topografische Militaire Kaart
(Nettekening) 1830-1850. De Heetkamp is aangegeven met twee rode blokjes achter de naam de Heetkamp.
Volgens Harmen van de Streek (1934-2020) was De Heetkamp in de twintigste eeuw een pachtboerderij.
Het gebied achter de boerderij, ten oosten van het huis De Ekelenburg tot aan De
Heetkamp, noemde men ’t
plaggenveld. Van iemand die hier woonde werd gezegd “hij woent in ‘t plaggenveld”.
Een dokter uit ’s-Gravenhage was eigenaar
van boerderij de Heetkamp en verpachtte deze. Pachters van de Heetkamp waren landbouwer en
varkenskoopman Hendrik Koster (1849-1928) en later zijn schoonzoon Willem
Fikse (1903-1963).
Een latere pachter van de boerderij was Gerrit Wolfsen. De familie Wolfsen had twee voormalige kippenschuren bij de
boerderij laten ombouwen tot vakantiewoningen voor de verhuur. In de loop der jaren zijn enkele percelen van de Heetkamp afgesplitst om
de bouw van woningen langs de Bovenheigraaf mogelijk te maken.
Boerderij de Heetkamp is in 1965
geheel afgebrand. Daarna is op deze locatie een vrijstaande woning gebouwd. In 2014 heeft deze woning de naam “de Lindenhof” en
het adres Bovenheigraaf 26.
De Bovenheigraaf was eeuwenlang een belangrijke weg, weliswaar een zandweg, tussen de Veluwse zandverstuivingen en de Zuiderzee. Over de Bovenheigraaf werd
het verkeer tussen het westen en oosten van Nederland afgewikkeld. Het belang van deze route kan als volgt worden geïllustreerd:
Harmen van de Streek vertelde dat hij, toen hij jong was,
zijn oma Lubbetje van de Streek-van Boven (1858-1947), heeft horen vertellen
dat zij, toen zij een klein meisje was, van Willem van den
Brink van de Hogebrink hoorde, toen een Oldebroeker op leeftijd, dat hij gezien heeft dat de Fransen over de Bovenheigraaf zijn
weggetrokken.
De verdrijving van de Franse legers na
de mislukte veldtocht naar Rusland … dat was in 1813!
Is de voornoemde Willem van den Brink
van de Hogebrink dezelfde als de Willem van den Brink uit Oldebroek, geboren
in 1794 en overleden in 1885, dan kan hij op 18 of 19 jarige leeftijd de
aftocht van de Fransen hebben gezien.
Harmen van de Streek zei dat hij nooit een aanleiding had dit verhaal van zijn oma over het wegtrekken van de Fransen met anderen te delen: “Niemand heeft mij er ooit om gevraagd.” [13]
De Spronk,
De Oude Eikelboom en De Lindenhof (voorheen De Heetkamp), situatie 2011.
Mulligen
Deze landstreek, in het zuidoostelijke deel van
kerkelijk Oldebroek is het oudst bekende deel van onze gemeente, terwijl het
meest zuidelijke deel hiervan ook nog behoorde tot het richterambt Heerde. Op
deze plaats, ten zuidoosten van het Bovenveen, moet in de eerste eeuwen van
onze jaartelling een romeinse legerplaats geweest zijn. Zo'n legerplaats
noemden de Romeinen "Millingen". 't Is natuurlijk een versterkte
legerplaats geweest, er moeten nog stenen in de grond zitten, die aan oude
funderingen doen denken, en zo'n versterkte plaats zal andere mensen
aangetrokken hebben, die in deze omgeving woning en onderhoud zochten.
Ook nadat de Romeinen uit deze streken vertrokken
waren, bleef de naam bestaan en verbasterde tot Mulligen, en met dat vertrek
zullen anderen vertrokken zijn, maar sommigen zullen toch ook gebleven zijn. Ze
zullen in hoofdzaak geleefd hebben van de jacht en van wat bebouwbare grond op
kon brengen. Toen later de van elders komende kolonisten, vooral in tijden van
watersnood, ook de hogere gronden hebben opgezocht en misschien sommige daarvan
voorgoed gebleven zijn, breidde de bewoonde streek zich nogal uit en was
Mulligen veel groter dan er nu onder begrepen wordt. Er worden geen maten
genoemd in de oude acten maar ik denk dat Mulligen in het westen kwam tot de
oostkant van het dorp, want ook de voor enkele jaren afgebroken bovenmolen
behoorde er nog bij; in het noorden -denk ik- kwam het tot de waterheigraaf, in
het oosten tot zo ongeveer, waar nu de Looweg is en in het zuiden tot de
onvruchtbare zandstreken, die "dunen" worden genoemd, wat wel duinen,
stuifzanden, zal betekenen. Er is daar ook nog een streek, die het Stuivezand
heet, aan de oostkant van het Loo.
Dat er betrekkingen hebben bestaan met de Friese
kolonisten, blijkt wel, volgens mij, uit het feit dat Mulligen in de jaren 1300
in het bezit was van een klooster in Friesland, het klooster
"Floercampe" bij Bolsward. Er heeft op Mulligen wel een gebouw
gestaan, maar Gé Wentzel, die veel heeft onderzocht, verzekerde mij dat het
geen klooster geweest is. Toen er geleidelijk aan dijken gemaakt werden
(1100-1200) voor bescherming tegen het zeewater bij hoge vloeden, zal het
klooster in Friesland wel minder belang bij Mulligen gehad hebben en werd dit
in 1393 verkocht aan de graaf van Gelre, als blijkt uit een acte van 9 november
1393, dat deze ... "den hof tot Mullinghem mit alle stukken als zulker
erfenisse als daartoe behoort, gelegen in uwen lande van Veluwe ende kirspel
van Aldenbruck gekoft heeft tegen de abde ende convente van Floercampe in
Vrieslant."
In deze acte komt ook voor de belening van dit goed aan Arnt to Boeckop, ok wel
geschreven Arnold van Boekholt. Hierna volgt een staat van het verdere verloop
van dit goed onder de erfgenamen en verdere familie. In 1393 is dan leenman
Arnt to Boeckop, die het in 1403 overdraagt aan zijn zoon Arnt II, deze weer
aan zijn zoon Arnt III in 1428 en deze weer aan zijn zoon Arnt IV in 1456 en
deze weer aan zijn zoon Arnt V in 1501. Deze draagt het weer over aan zijn zoon
Sweder to Boeckop in 1567, die wordt opgevolgd in 1582 door zijn zuster
Arntgen; na haar komt haar zoon Jurriën van Middachten in 1598; deze draagt het
leen weer over in 1635 aan zijn zwager Oliphier en deze weer in 1655 aan zijn
vrouw Henrica van Middachten. …
Dan is afgespleten van het oorspronkelijke leengoed:
"Een erf en goet in de buyrschap Spronk gelegen, met tienden en alle
toebehoren, daar Derck Francquessen nu ter tijd op woont, die wintmolen aldaar,
mitsgaders het goed, genaamd "De Heytkamp” aldaar, naast herf voornoemt
gelegen, wie dezelve percelen voor onverdenckelicke jaren rouwelic gepossideerd
ende gebruikt zijn van Sweder to Boeckop ende zijn zoon Arnolt tot een besonder
leen ontfangen bij Arnolt to Boeckop in 1634. Zijn zoon Johan erft dit in 1645,
waarna het overgaat aan diens zoon Wijnant in 1681, waarna het weer overgaat
aan diens broeder Cornelis in 1711 en daarna weer op diens zuster Marianne to
Boeckop in 1713. …
Van dit leen is afgespleten "Den Oldenkamp" met toebehoren
Plaggeveld en 5 morgen weiland, de Cleyne Schutte en een kleine erfenis aan de
boven en benedenmolen en beleent aan Arnt to Boeckop de jongste in 1636, dan
komt het aan diens dochter Barbara in 1659, die gehuwd is met Lambert Glauwe,
en dan erft Warner to Boeckop in 1670 van zijn tante Barbara, hem volgt in 1709
zijn zoon Hendrik to Boeckop, op en deze draagt dit in 1720 op aan Joost
Walraven to Boeckop, die gehuwd is met Maria Geertruid Businet, die dat weer
overdragen in 1724 aan Clasina Adriana to Boeckop, die een dochter is van
Hendrik Aernt. …
Van de Oldencamp is afgespleten … De
Heetkamp (heidekamp) daar Beernt Francks op woont, met zijn toebehoren van hoog
en laagland met huis en erf en een kleine erfenis aan de boven- en
benedenmolen, waarmee in 1634 beleend was Arnolt to Boeckop, die het in 1636
overdraagt aan Johan van Wijnbergen, die het in 1657 overdraagt aan zijn zoon
Johan, die het weer in 1671 overdraagt aan Warner toe Boecop. …
Zoals blijkt komen meerdere stukken van het
oorspronkelijke Mulligen in de latere jaren van 1700, weer bij een persoon,
Gerhard Pronck, en van deze weer bij Abraham Pronck, die dan aan landerijen
bezit, wat in de vorig eeuw tot de Ekelenburg behoorde. De naam Ekelenburg komt
niet in de door mij geziene leenbrieven voor, maar de naam Eikelboom wel en
beide waren gedeelten van het vroegere Mulligen.
De boerderij op de Ekelenburg is volgens de
jaartalankers in de voorgevel, gebouwd in 1774, volgens een oude foto, waarop
de boerderij ook gedeeltelijk voorkomt. Het landhuis is later gebouwd, maar wel
voor 1798, want met een volkstelling in 1798 komt voor dat Abraham Pronk op de
Ekelenburg woont en een bezitter van zoveel landerijen, ook op andere plaatsen,
zal niet in een boerderij gewoond hebben, zodat dus zeer waarschijnlijk het
landhuis voor dat jaar gebouwd is.
Wat mij opvalt is dat veel leenmannen vaak maar zo
kort in het bezit van hun deel bleven, het ging zo weer over op andere
personen. En elke nieuwe leenman, die een deel ter leen kreeg, moest eerst naar
Arnhem en daar voor de hertog een eed afleggen. Dat al deze verervingen van de
leenmannen van het goed Mulligen, ook wel eens onenigheden meebrachten, blijkt
wel hieruit dat, als in 1708 een leen overdraagt, zij de bepaling erbij maakt,
dat de ontvanger van het leen, ook de verantwoording op zich moet nemen voor
alle gerezen of nog te komen moeilijkheden in verband met de erfenis. … Het
schijnt dat die leenmannen hun leengoed bijna als eigendom beschouwden. In de
Franse tijd zijn, denk ik, alle leenmannen eigenaars geworden.
Van de verschillende namen van boerderijen, zijn sommige
nog gangbaar, de Spronk, de Heetkamp, de Eikelboom, de Bovenmolen, maar er zijn
er ook, waar moeilijk van te zegen valt waar ze gelegen hebben. Wat de
benedenmolen betreft, deze wordt voor 't laatst genoemd in 1709. Deze moet
gestaan hebben ten oosten van de Heetkamp, er moet daar op een bepaalde plaats
veel steen in de grond zitten, wat de plaats ervan geweest zou kunnen zijn. De
bovenmolen is na de oorlog afgebroken, wat ik persoonlijk heel jammer vind.
Deze stond er zo mooi tussen de korenakkers. [14]
In 1639 machtigen verscheidene schuldeisers Evert Morren om namens hen
tegen schuldenaren op te treden. De taken die Evert Morren heeft zijn te
vergelijken met die van een deurwaarder.
Verscheidene
schuldeisers machtigen Evert Morren, 1639.
In hedendaags
Nederlands:
Evert Morren
als gemachtigde van Dirck
Willemsen heeft voor (doorgehaald: zijn) de tweede keer de verkoop van de
verpande zaak van Jan Baeck gerechtelijk laten afkondigen voor de te verrekenen
totaalsom van een krediet van duizendeenhonderdvierentwintig gulden, zoals
hiervoor is te zien bij de eerste gerechtelijke afkondiging van de verkoop op 5
april 1639. Verhandeld te Oldebroek voor de richter en gerichtslieden Wijchman Cornelissen en Evert Aertsen op
20 april 1639.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Evert Morren
als volmachtiger van Dirck
Willemsen heeft voer (doorgehaald: sijn) die twedemael het pant van Jan Baeck
doen opboden ter somme van duisent een hondert vier en twintich guldens ter gueder rekeninge, gelijck
vorder te sien bij die eerste opbodinge van den 5e april 1639. Actum
Oldebroeck voer den richter end
gerichtsluiden Wijchman
Cornelissen end Evert Aertsen, den 20e april 1639. [15]
In hedendaags
Nederlands:
De edele
Wolter Snelle heeft op grond van een volmacht Evert Morren gemachtigd met recht
van substitutie om uit naam van zijn volmachtgevers, Jan van Coelwagen en de
kinderen die jonker Herman van
Mekeren kreeg bij de weledele
juffer Heille van Haefften, en op grond van een executoriaal beslag dat gemelde
volmachtgevers zonder daaraan verbonden bezwaren hebben laten leggen, de weduwe
van Albert Hermsen en Reijer Gerritsen aan te zetten tot daadwerkelijke
betaling. Hij beloofde dit te bewaken. Verhandeld (doorgehaald: voor) in het
gericht (doorgehaald: en gerichtslieden), op
23 mei 1639.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Den edelen Wolter Snelle heeft uut cracht
sijner volmacht gesubstitueert Evert Morren om van sijne heeren principalen
wegen Jan van Coelwagen end die kynderen van joncker Herman van Mekeren bij die weledele joffer Heille van Haefften erworven, tot die effectuele
betalinge thoe te vervolgen
sodanighe pendinge als gemelte heeren aen het gerede van die weduwe van Albert Hermsen end Reijer
Gerritsen hadden laten doen. Belovende van volcomen waerde te holden. Actum
(doorgehaald: voer) in den gerichte (doorgehaald: ende gerichtsluiden), den 23
mey 1639. [15]
In hedendaags
Nederlands:
Evert Morre,
als gemachtigde van Willem
Hermsen van Campen, heeft de verkoop van de verpande zaak van Lubbert Gerritsen
en Toenis Beertsen, die beiden met hun bezittingen garant staan voor de erfgenamen van Egbertgen Aerts,
gerechtelijk doen aankondigen om betaling te verkrijgen van een som van dertig
gulden wegens afgenomen
(gekochte) zaken.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Evert Morre,
als volmachtiger van Willem
Hermsen van Campen, heeft het pant van Lubbert Gerritsen end Toenis Beertsen,
als burgen voer die erffgenaemen
van Egbertgen Aerts, gerichtelick doe opboden om te hebben betalinge van een
somme van dartich guldens, heerkomende
van gehaelde waren. [17]
In hedendaags
Nederlands:
Hendrick
Beertsen heeft Evert Morre gemachtigd in de zaak tegen Hendrick Helmichsen,
welke zaak dient op 5 september 1639 voor richter Arnt Feith en gerichtslieden
Reijer Willemsen en Beert Wijchmansen.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Hendrick
Beertsen heeft volmachtich gemaeckt Evert Morre tegens Hendrick Helmichsen, den
5 septembris 1639 voer den
richter Arnt Feith ende gerichtsluden Reijer Willemsen end Beert Wijchmansen. [18]
In hedendaags
Nederlands:
Hendrick
Helmichsen heeft voor deze (zaak) laten aanhouden Hendrick Beertsen Bosch, en
Evert Morre, als gemachtigde van de voornoemde Hendrick Beertsen,
wachtende op de eis, stellende dat hij, als deze niet bij het zittende gericht wordt
ingediend, door deze instantie zonder kosten mag worden vrijgesproken. Niet
voor het gericht verschenen.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Hendrick
Helmichsen heeft voer desen doen arrestieren Hendrick Beertsen Bosch, ende
Evert Morre, als volmachtiger
van Hendrick Beertsen voerschreven, wacht end waert op die
aenspraecke, concludierende indien denselven niet en komt bij sittende
gerichte, dat hij van dese instantie mach costeloes geabsolviert werden. Non
comparuit. [19]
In 1643 werkt Dirrichien Morren, een jongere halfzus van Evert
Morren, een half jaar als dienstmeid bij Beert Francksen den olden. Op
17-09-1643 trouwt zij in Oldebroek met Evert Willemsen. Een jaar later, in
1644, eist Evert Willemsen van Beert Francksen den olden de betaling van het
loon over een half jaar dat zijn vrouw bij Beert Francksen den olden thuis heeft
verdiend.
Evert Willemsen vordert de helft van 12 rijders, het loon dat voor
een jaar is afgesproken, omdat zijn vrouw door haar huwelijk het jaar niet
heeft uitgediend. Beert Francksen den olden zegt dat hij niet gehouden is iets
te betalen omdat zij eerder is vertrokken dan afgesproken.
Het gericht oordeelt dat Beert Francksen den olden aan Dirrichien
het loon heeft te betalen naar de tijd dat zij bij hem heeft gewoond.
Het is opmerkelijk dat Beert Francksen den olden niet eerder en/of
op een andere manier dan via de richter te bewegen was een half jaar loon te
betalen aan Dirrichien, zijn dienstmeid die een halfzus is van zijn schoonzoon.
Evert Willemsen spreeckt aen nae voergaende [ver]bodinge Beert Francksen den olden
om te hebben betalinge van een half jaer loens bij sijn vrouwe als meecht
sijnen huise [ver]dient,
namelick voer twaelff rijders aen gelt end het halve toe stuich, secht dat die
selve overmits haer hijlicken het geheele jaer niet heeft uutgedient. Beert
Francksen secht dat die maecht buiten tijts uut haer huire gegaen is, ende over sulcx niet geholden is yt te
betalen. Het gerichte [ver]claert
dat Beert Francksen die maecht haer loen sal betalen nae de tijt dat se daer
gewoent heeft. [20]
In 1648 heeft Beert Francksen den olden financiële
problemen. Op
02-03-1648 legt Drees Aeltsen bij hem
beslag om betaling te krijgen van 73 gulden wegens geleend geld en loon. In een
protocol staat:
Drees Aeltsen heeft
doen penden Beert Francksen den olden voor die somme van dree end seventich
gulden ter goeder reeckeninge, heerkoemende van geleent gelt en[de] verdient loon. Actum ut supra. [21]
In die tijd worden Oldebroek en plaatsen in de omgeving door
de pest getroffen. In 1640 verwijst de richter van Oldebroek naar de pestsieckte vande olders end kynderen. [22] De pest heeft een enorme impact op de
lokale samenleving en economie. Hele gezinnen komen om. Zo is er in 1656 een
grote pestuitbraak in Hattem met 475 doden, ongeveer een derde van de
bevolking.
De pest leidt tot een uitval van de vraag naar
landbouwproducten en een tekort aan arbeidskrachten. Veilig geachte beleggingen
blijken niet zo veilig. Had je geld uitstaan bij een gezin dat getroffen werd
door de pest dan liep je ineens een veel groter debiteurenrisico. Een direct
gevolg van de pest is ook dat schuldeisers zich melden en hun geld opeisen.
Beert Francksen den olden is in 1648 op leeftijd. Mogelijk
is hij ziek en ziet hij zijn einde naderen. Hij en zijn vrouw Alijdt Reijnerts
verkopen op 23-03-1648 hun paarden, koeien, jonge beesten, wagen, ploeg,
varkens, hooi en huisraad. Opmerkelijk is dat zij dit alles laten veilen en
niet onderhands aan de kinderen overdragen, ook al zou het zijn tegen betaling.
Het veilen van vee en goederen kan erop wijzen dat Beert
Francksen den olden en zijn vrouw meer geld nodig hebben of willen ontvangen
dan de kinderen kunnen bieden. Het kan ook zijn dat sprake is van onenigheid
tussen de ouders en de kinderen over de overname van vee en goederen en/of de
waarde daarvan.
De veiling van 23-03-1648 wordt gehouden in een gelach, vermoedelijk tapperij De
Eeckelboom bij de Spronk, schuin tegenover de Heetkamp. Dit was de plaats waar
transacties werden afgehandeld. Kennelijk gaan Beert Francksen den olden en
Alijdt Reijnerts ervan uit dat hun kinderen en zwagers op de veiling zullen
meebieden. Zij bepalen dat hun kinderen en hun zwagers zich niet
borg mogen stellen, kennelijk ten dienste van eigen belang: een zo hoog
mogelijke opbrengst.
Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts hebben met
deze bepaling een belemmering voor het verkrijgen van de hoogst mogelijke
opbrengst willen wegnemen. Immers is een borggever geneigd een toereikende reserve
aan te houden voor het geval dat een schuldeiser zich zouden melden. Als
kinderen en zwagers op de veiling voor andere kopers borg zouden staan dan
lopen zij het risico te worden aangesproken op een koopsom die een andere koper
schuldig bleef. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de kinderen en zwagers bij
eigen biedingen wat gereserveerder zouden zijn.
Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts hebben zoveel
mogelijk munt uit hun vee en goederen willen slaan. Daarbij hebben zij
nadrukkelijk hun oog laten vallen op de financiële reserves van hun kinderen en
zwagers. De kinderen konden enkel nog hopen dat zij een deel van hun betalingen
aan de ouders een keer zouden terugzien in de vorm van een erfenis. Dit gold
vermoedelijk niet voor de zwagers. Ook zij werden ertoe aangezet een zo hoog
mogelijke prijs voor het vee en de goederen te betalen. Niets wijst erop dat de
veiling met de naaste familie in goede harmonie is afgestemd.
De opbrengst van de veiling van 23-03-1648 is ongeveer 680
gulden..
De levende have betreft een zwarte koudbloedmerrie (een trekpaard),
een bruine koudbloedmerrie, een zwart gevlekte merrie, een jong bruin paard met een witte vlek (kleiner dan een bles)
op het voorhoofd, een witte koe, een zwartbonte koe, nog een zwartbonte koe,
een roodbonte koe, een zwarte koe, een roodbonte koe, een rode vaars (een koe
van twee jaar die nog geen kalf heeft gehad), nog een rode vaars, een
zwartbonte vaars, een stier, een rode pink vaars (een koe van een jaar), een
zwartbonte pink vaars, een zwartbonte pink bul (een stier van een jaar), een rood
stierkalf, vijf burchten varkens (met “burcht” is kennelijk een plaats bedoeld
waar varkens worden gehouden), waaronder de beste burcht, de tweede burcht, de
derde burcht, het beste varken en nog een varken, beiden voor de verkoop bestemd
en een zeug met negen biggen.
Het
huisraad betreft een hooiwagen met een onderstel en as, een vork, een lange
ladder, een goede wagen met twee touwen, een tweede wagen met een ladder en
planken en twee touwen, een ploeg met een ..., een grote ijzeren eg, twee
kleine ijzeren eggen, al het hooi in de hooiberg, een slijpsteen, een geweer en
een vat, haargereedschap (gereedschap om ander gereedschap te scherpen), nog haargereedschap,
touwslagersgereedschap (gereedschap om uit vlas of hennep touw te zwingelen),
een zaag en een kleine spijkerboor (een boor om gaten voor spijkers te boren),
een slot, een zaaivat, een grote kan, een .... , een greep (mestvork), nog een
greep, nog een greep met een schop, twee vlegels (om te dorsen), een ton, een
karn (een vat waarin boter wordt gemaakt), een heizeis (een soort houweel om
heideplaggen af te slaan), een zaadkorf (een gevlochten mand om zaad in te
bewaren), een grote kist (een huismeubel voor de opslag van huishoudelijke
goederen en kostbare zaken) en een provisiekast.
Evert Morren koopt op de veiling een
slijpsteen voor twee gulden en een
grote kiste voor drie gulden en vijf stuivers. De slijpsteen en de
grote kist kunnen op de Heetkamp blijven staan. Mogelijk heeft Evert Morren
hieraan een koopje, een andere koper zou deze zware spullen over doorgaans
slechte zandwegen naar elders hebben te vervoeren.
Evert Morren koopt ook een roer met
een flessche voor vijf gulden. Een roer
is een geweer, genoemd naar de min of meer lange loop. Omdat de richter het woord ook
gebruikt in andere protocollen is er geen twijfel aan deze betekenis. [23] Met een flessche is bedoeld een vat
voor vloeistoffen met een hals, gemaakt om overeind te staan, van glas of van
metaal, aardewerk, steen of leer. De betekenis van het woord fles is
geleidelijk verschoven van een vat naar een fles van glas zoals wij die nu
kennen met een inhoud van ca. één liter.
Evert Morren koopt ook een heetsicht
voor zestien stuivers. Een heetsicht is een plaggenhak ofwel een heizeis, een soort houweel waarmee op een heetveld (heideveld) plaggen werden afgeslagen.
Een zicht was kleiner dan een gewone zeis en groter dan een sikkel, en bestond uit een mes dat licht gebogen was als dat van een gewone zeis,
maar kleiner en met een wat meer opwaarts gerichte punt, en uit een kniehoge steel, voorzien van een handvat. Anders dan een gewone zeis werd dit werktuig
met één hand gehanteerd. Het plaggen was zwaar werk. De plaggen werden vanwege de humus op het akkerland als meststof gebruikt.
Geldersche Volksalmanak 1942.
Arent Gerritsen Stange, koster van de Gereformeerde
Kerk van Oldebroek en zwager van Evert Morren, koopt op de veiling een saetkorff voor een gulden en acht stuivers.
Het is niet bekend of Alijdt Reijnerts, in 1648 de
vrouw van Beert Francksen den olden, de moeder is van Janne Beerts. In
archiefstukken uit Oldebroek uit de eerste helft van de zeventiende eeuw zijn
geen andere vermeldingen van Alijdt Reijnerts gevonden.
Veiling van paarden, koeien, jonge beesten, wagen, ploeg, varkens,
hooi en huisraad in opdracht van Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts,
23-03-1648.
Op
voorwaerden hierna beschreven hebben Beert Francksen den olden en[de] Alijdt Reijnerts, echteluiden, na
voorgaende publicatie gerichtelick verkocht harer peerden, koijen, jonge
beesten, wagen, ploech, verckens, het hoy inden berch, en[de] voorts alderhande huisraet hierna
gespecificeert.
Die
verkopinge sal geschieden bij g[u]l[dens] ad 20 stuivers t stuck, en[de] op yeder g[u]l[den] een stuiv[er] tot
rantsoen gereedt te betaelen ofte binnen dree dagen bij dubbelt gelt. Alle
parcelen die onder een gulden verkoft worden, sullen mede gereedt, ofte oock
binnen dree dagen sonder rantsoen bij dubbelt gelt betaelt worden. Wye yeder
parceel eerst bescheidentlick mijnt, sal kooper sijn, maer indien meer als eene
te gelijck spraecken, sal men t selve (doorgehaald: parcele) parceel op nieuws
mogen afslaen.
Die
cooperen sullen haere beloofde cooppenningen betaelen tot comende Michiel ofte
Galli wel betaelt.
Die kooper sal voor yeder parceel dat
hij mijnt twee suffisante burgen stellen, die een yeder als principael sullen
geholden wesen bij parate excecutie te betaelen.
Die verkoperen bedingen mede dat haere
kinderen ofte swagers geen burgen sullen mogen wesen.
in margine: t’ rantsoen is betaelt doorgaens sonder
dat yemant in gebreecke is gebleven.
Eerstelick een swart kolde merrye
gemijnt bij Jan Dircksen die jonge voor 49 - 0 - 0
Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Gerrit Hendricksen
Een bruin kolde merrye; Gerrit Beertsen voor 62 - 0 - 0
Burgen: Jan Jansen en[de] Gosen Hendricksen
Een swart bleste merrye; Harmen Jansen voor 18 - 0 - 0
Burgen: Gerrit Reijertsen en[de] Hendrick Gerritsen
Een jonck bruin peerdt met een kol; Wijne Beerts voor 50 - 0 - 0
Burgen: Gosen Hendricksen en[de] Jan Jansen
Een bleecke koe; Lambert Crachtsen voor 29 - 0 - 0
Burgen:
Een swartblaerde koe; (doorgehaald: Reiin) Reijner Simansen voor
22 - 0 - 0
Burgen: Albert Tijssen en[de] Jan Albertsen
Noch een swartblaerde koe; Evert Henricksen van Camperveen voor
30 - 0 - 0
Burgen: Lubbert Brouwer en[de] Gosen Henricksen
Een roetblaerde koe; Peter Rutgersen voor 28 - 0 - 0
Burgen: Wijne Beerts en[de] Beert Rijcksen
Een swarte koe; Gerrit Reijertsen voor 31 - 0 - 0
Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Jan Albertsen
Een roetblaerde koe; Herman Jansen voor 30 - 0 - 0
Burgen: Jan Jansen en[de] Reinder Simonsen
Een roe veerse; Lubbe Claes, timmermans vrouwe voor 26 - 0 - 0
Burgen: Lubbert Brouwer en[de] Jan Andreesen, comp.
Noch een rode veerse; Jan Stoffeltsen voor 15 - 0 - 0
Burgen: Wijne Beerts en[de] Henrick Maessen
................ en[de] Simon Gerritsen
390 - 0 – 0
Een swartblaerde veerse; Gerrit Gerritsen Simonsen voor 17 - 5 -
0
Een roe stier: Henrick Gerritsen Mensen voor 15 - 0 - 0
Burgen: Gerrit Rijcksen en[de] Egbert gerritsen
Een stier: Jacob Aeltsen voor 15 - 5 - 0
Burgen: Berent Evertsen en[de] Rijck Beertsen
Een roet veerse pincke: Willem Willemsen voor 10 - 5 - 0
Noch een roet pincke: Wijne Beerts voor 6 - 0 - 0
Burgen: Jan Jansen en[de] Goert Hendricksen
Een swart blaerde veerse pinck; Brandt Dijtzemars vrouwe voor 9
- 5 - 0
Een swart blaerde bolle: Timan Hendricksen voor 5 - 0 - 0
Burge: Beert Rijcksen
Een rode bolle kalf: Beert Francksen die jonge voor 3 - 0 - 0
Een berchwage met een stoel met een spille: Jan Dircksen voor 5
- 0 - 0
Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Jan Francksen
Een gavel: Beert Francksen voor 0 - 2 – 0
Een lange ledder (in margine gereet bet[aelt]) 1 - 6 – 0
Een motte met negen koen: Hendrick Rijckeltsen voor 20 - 5 - 0
Burgen: Beert Jansen en[de] Wijne Beerts
Noch van vijff borch verkens, die beste borch:
Harman Aertsens soon voor 7 - 0 – 0
Die twede borch: Gijsbert Jacobssens vrouw voor 7 - 2 - 8
Burgen: Jan Beertsen die jonge en[de] Goert Hendricksen
Die darde borch: Harmen Aertsens soon voor 6 - 15 - 0
Burgen: Jacob Stuirman en[de] Henrick Gerritsen
Het beste geltvercken: Egbert Wijchmansen voor 6 - 5 - 0
Burgen: Jacob Henricksen muller en[de] Gerrit Reijertsen
134 - 15 – 8
Het laetste geltvercken: Herman Aertsens soon voor 5 - 0 - 0
Burgen: als voors[chreven]
Die beste waegen met twee touwen: Gijsbert Dircksen voor 27 - 0
- 0
Burgen: Beert Rijcksen en[de] Jacob Henricksen muller
Die tweede waegen met ledder en[de] plancken met twee touwen:
Gerrit Beertsen voor 22 - 0 - 0
Burgen: Jan Jansen en[de] Gosen Hendricksen
Een ploech met een ......oorse: Henrick Reijertsen voor 18 - 5 -
0
Burgen: Jacob Henricksen muller en[de] Wijne Beerts
Een grote ijseren egge: Beert Jansen die jonge voor 7 - 5 - 0
Burge: Jan Jansen
Twee kleyne ijseren eggen: Henrick Maesen voor 5 - 10 – 0
Het geheele hoy inden berch: Gosen Henricksen voor 42 - 0 – 0
Een slijpsteen: Evert Morren voor 2 - 0 - 0
Burge: Evert Gerrits
Een roer met een flessche: Evert Morre voor 5 - 0 - 0
Burgen: Gerrit Hendricksen en[de] Frerick Gerritsen
bet. Een haertuich: Beert Jansen d’ jonge voor 0 - 14 - 0
bet. Noch een haertuig: Hend[rick] Gerritsen voor 1 - 0 - 0
bet. Een ester met een touwnagel: Dirck Wilmsen voor 0 - 12 -
....
bet. Een saege met een spijckerboor: Gosen Hendricksen voor 0 -
8 - ....
bet. Een slot: Wijcher Wolbertsen voor 0 - 8 - ....
bet. Een seyvat: Aelt Gerritsen 0 - 10 - ....
bet. Een grote kanne: Reijer Wilmtsen voor 0 - 4 - ....
bet. Een sloet ho....... : Jan Andreesen voor 1 - 1 - ....
bet. Een grepe: Aert Beertsen voor 0 - 10 - ....
bet. Noch een grepe: Michiel Jansen voor 0 - 8 - ....
bet. Noch een grepe met een schuppe: Dirck Andreesen voor 0 - 5
- ....
142 - 0 - ....
bet. Twee vlegels: Bernt Berentsen voor 0 - 3 - 0
bet. Een tonne: Gosen Henricksen voor 0 - 8 - 0
Een karne: Jan Dijtzemarsens vrouwe voor 1 - 6 - 0
(in margine: + rantsoen bet.)
Burgen: Jacob Aeltsen en[de] Albert Tijsen
Een heetsicht: Evert Morren voor 0 - 16 - 0
Een saetkorff: Arnt Gerritsen, koster, voor 1 - 8 - 0
Een grote kiste: Evert Morren voor 3 - 5 - 0
Burgen: Gerrit Henricksen en[de] Beert Jansen die jonge
Een etenspinde: Gosen Henricksen voor 6 - 10 - 0
13 - 16 – 0
Actu[m] Oldebroeck den 23 marty 1648, voor Wijchman Cornelissen,
stadtholder en[de] Reijer Wil[le]msen, Beert Wijchmansen en[de] Jan Andreesen, gerichtsluiden.
[24]
Beert Francksen den
olden overlijdt tussen 23-03-1648 en 09-06-1648. Op 09-06-1648 laten zijn
weduwe en erfgenamen verscheidene roggeoogsten veilen, dit onder de voorwaarden
dat:
- een
tiende en een derde deel van de roggeoogsten toekomt aan de landheer of zijn
pachter;
- per
verkocht perceel twee personen hoofdelijk garant staan voor de koopsom;
- per
perceel zes stuivers worden afgedragen aan de armen en zes stuivers aan de
4erichtschrijver;
-
de koper per perceel een vaan bier (ca. 3,4 liter) betaalt voor de aanwezigen
op de veiling.
Evert
Morren biedt op vier roggeoogsten en koopt voor 29 gulden en 10 stuivers de
roggeoogst op drie schepel akkerland aen
die Westeregge van[den] wech.
Hendrick Gerritsen en Jan
Dircksen den jongen garanderen dat Evert Morren de koopsom voldoet.
Arent
Gerritsen Stange, koster van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek en zwager van
Evert Morren, biedt op drie roggeoogsten en koopt voor 47 gulden en 10 stuivers
de roggeoogst op die twee ackeren van den
wech.
Drees Aeltsen, mogelijk
dezelfde die op 02-03-1648 bij Beert Francksen den olden beslag liet leggen,
koopt op de veiling één van de roggeoogsten.
De
opbrengst van de veiling van 09-06-1648 is ongeveer 324 gulden.
Veiling van roggeoogsten in opdracht
van de weduwe en erfgenamen van Beert Francksen den ouden, 09-06-1648.
Over voorwaerden en[de] conditien hierna beschreven,
hebben die wed[uwe] ende erfgen[ae]men van zal[lige] Beert Francksen den ouden bij
openbaeren afslach en[de] verhoigen
dien volgents met uitganck van keersen gerichtelick verkocht op verscheiden
ackeren het roggewas, t welck stucks wijse hiernae wort gespicificiert, wel
verstaende dat die thiende en[de] die
darde garve bij den landtheer ofte sijnen tegenwoordigen pachter sal getrocken
en[de] genoiten worden.
Die verkopinge sal geschieden bij
guld[ens] ad 20 stuiv[ers] stuck, en[de] op yeder parceel ses stuivers voor den armen en[de] oock soveel voor den schriever,
gelijck mede een vaene biers int gelach.
Wie een parceel eerst bescheidelick
mijnt, sal daeraen verdienen vijff stuiv[ers]
in die handt, ende oock soo veel int gelach, en[de] voirts het eerste hoigen mogen hebben, ende die tien hooche
sal eene verdienen in die handt en[de]
oock soveel int gelach, minder en[de]
meerder na advenant, ende sulcxs tottet laetste van den slagholder
Den kooper sal voor yeder parceel
terstondt als die koop geschiet is, twee suffisante burgen stellen, die elck
als principael bij parate excecutie sullen geholden wesen te betaelen, welcke
betaelinge sal wesen toekomende Galli edoch 14 dagen onbehaelt.
Eerstelick dree schepel aen die Westeregge
van[den] wech, ingesettet
bij Frerick Gerritsen voor 20 - 0 - 0
daerop gehoocht 5 - 0 - 0
Arnt G[erritsen], koster,
gehoocht 1 - 10 - 0
Frerick Gerritsen gehoocht 0 - 10 - 0
Arnt Gerritsen gehoocht 0 - 10 - 0
Frerick Gerritsen gehoocht 1 - 10 - 0
Evert Morre gehoocht 0 - 10 - 0
Ende hiermede den slach Facit 29 - 10 - 0
Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Jan Dircksen den jongen
Noch seeven schepel landts ongeveer t Stuick
genaemt, behoirende bij Wijnbargens goet op den
Heetcamp, is gemijnt bij Drees Jacobsen voor 56 - 0 - 0
Ende daerop gehoocht 7 - 0 - ....
Evert Morre gehoocht 5 - 0 - ....
Noch Evert Morre gehoocht 2 - 0 - ....
Otto Andrees gehoocht 1 - 0 - ....
Ende hiermede den slach Facit 71 - 0 - ....
Burgen voor Otto Andreesen: Beert Rijcksen en[de] Drees Aeltsen.
Seven schepel aen die Oostsyede van[den] wech
is ingeset bij Drees Aeltsen voor 50 - 0 - 0
Ende daerop gehoocht 2 - 0 - 0
Arnt Gerritsen, koster, gehoocht 1 - 10 - 0
Drees Aeltsen noch gehoocht 3 - 0 - 0
Ende daermede den slach. Facit 56 - 10 - 0
Burgen voor Drees Aeltsen: Beert Rijcxsen en[de] Frerick Gerritsen.
Die twee ackeren van den wech
sijn ingesettet bij Arnt Gerritsen, koster, voor 44 - 0 - 0
Ende daerop gehoocht 2 - 0 - 0
Noch die selve gehoocht 1 - 10 - 0
en [de] hiermede den slach
Facit 47 - 10 - 0
Burgen voor den koster:
Jan Jansen Schuirman en[de] Jan Dircksen den jongen
Den darden acker, groot ongeveer 4½ schepel gesayts,
is ingesettet bij Evert Morre voor 34 - 15 - 0
Ende daerop gehoocht 0 - 5 - 0
Evert Morre gehoocht 2 - 0 - 0
Beert Wijchmansen gehoocht 0 - 10 - 0
Ende hiermede den slach Facit 37 - 10 - 0
Burgen voor Beert Wijchmansen:
Beert Francksen en[de] Jan Francksen
Een stucke landts, groot ongeveer een mudde gesayts,
wesende den vierden acker tegen t immenhuis,
is ingeset bij Evert Morre voor 35 - 0 - 0
Ende daerop gehoocht 3 - 0 - 0
Henrick Gerritsen gehoocht 1 - 0 - 0
Noch die selve gehoocht 3 - 0 - 0
Ende hiermede den slach Facit 42 - 0 - 0
Burgen voor Henrick Gerritsen:
Jan Franckesen en[de] die koster.
Die vijffste en[de] die laetste camp bij Aert toe Bocops goet,
groot ongeveer een mudde gesayts,
is ingeset bij Henrick Maesen voor 35 - 0 - 0
Ende daerop gehoocht 2 - 0 - 0
Noch die selve gehoocht 2 - 0 - 0
Ende hiermede den slach Facit 40 - 0 - 0
Burgen voor Hendrick Maesen:
Jan Jansen Schuirman en[de] Hendrick Helmichsen.
Actum Oldebroeck, den 9e juny 1648
voor den stadtholder Wijchman Cornelissen en[de] gerichtsluiden Reijer Willemsen en[de] Beert Wijchmansen. [25]
Evert
Morren heeft vóór 23-03-1650 van Hendrik Willemsen 100 gulden geleend en
hiervoor een onderpand gesteld. In 1650 heeft Henrickgen, een dochter van
Hendrik Willemsen, vanwege een erfenis een vordering in geld op haar vader. Bij
haar meerderjarigheid ontvangt zij van hem twee geldvorderingen groot elk 100
gulden, waarvan één ten laste van Evert Morren.
Evert Morren heeft een schuld van 100
gulden bij Hendrik Willemsen waarvoor hij zekerheid heeft gesteld, 23-03-1650.
… Also dat yder kint behalven die
voornoemde landerijen hiervan
koemt hondert vijff-en-seeventich guldens,
ende vermits Henrnick Willemsen dese penningen hadde moeten
uitkeeren, als die kynderen haer konden
geneeren, ende nu bij haer mundige jaeren worden verstreckt, so heeft hij
dienthalven die voerschreven somme
vergrootet ende sal betaelen
voir yder kynt twee hondert guldens, hoewel hij aen haer tot noch toe kosten
heeft gedaen gehadt. Uitbetaelinge van dese penningen wiest Henrnick Willemsen
aen sijn dochter Henrickgen over een obligatie van hondert guldens capitael slaende op Gerrit
Simensen verschienende op S int Lambert
naest coemende. Noch een obligatie van hondert guldens capitael op Evert Morren verschienende als boven. …
Doe dese bewijsinge geschiede sijn
daerover geweest neffens den richter als gerichtsluiden Wijchman Cornelissen en
de Beert Wijchmansen in die
tegenwoordicht van Seger Henricksen ende
Hendrickgen Hendricks, geassistiert in desen met Hendrick Simensen. Actum Oldebroeck den 23 marty 1650. [26]
Evert
Morren is overleden tussen 23-03-1650 en 26-01-1655. Evert Morren is eerder
overleden dan Janne Beerts. Er is geen archiefstuk gevonden met een datum na
23-03-1650 waaruit blijkt dat Evert Morren dan nog in leven is.
Janneken
Beerts tr. Oldebroek 09-05-1652 Warner Jansen.
Gaat het om Janne Beerts, weduwe van Evert Morren?
Janne Beerts is
overleden vóór 26-01-1655, vermoedelijk kort vóór deze datum, tussen eind 1654
en 26-01-1655. Na het overlijden van hun moeder moeten de kinderen het erf in
de Spronk verlaten, de Heetkamp dus.
Dibbolt,
Hendrik, Jan en Gerrit worden vermoedelijk bij familie
ondergebracht. Hun opa Morre Jans en hun drie ooms, Beert en Jan Francksen en
Arent Gerritsen Stange, regelen in 1655 de overdracht en de oplevering van het
erf in de Spronk.
Opa Morre Jans, zie
II, vertegenwoordigt hierbij de familie van Evert Morren.
Oom Arent Gerritsen
Stange vertegenwoordigt de
familie van Janne Beerts. Arent Gerritsen Stange is getrouwd met een zus van
Janne Beerts, zie Bijlage 1. Het
gezin van Beert Francksen den olden (na de noten).
Ook Beert en Jan
Francksen zijn ooms van de vier kinderen, zie Bijlage 1. Het
gezin van Franck NN, vermoedelijk Franck
Dircksen (bij Generatie II). Vermoedelijk
heeft de richter bij de regeling in 1655 geen onderscheid gemaakt tussen hele
en halve ooms en hele en halve oudooms: het onderscheid is niet van
vermeldenswaardig belang. Niet
direct duidelijk is hoe Beert en Jan Francksen aan de vier kinderen verwant
zijn, daarom is dit nader onderzocht:
Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts hebben bij de
veiling van 23-03-1648 bepaald dat haere
kinderen ofte swagers geen burgen sullen mogen wesen. Op de veiling staat Jan Francksen borg voor Jan Dircksen. Hieruit volgt dat Jan Francksen geen zoon is van Alijdt
Reijnerts (uit een ander huwelijk) en geen schoonzoon of zwager is van zowel Beert
Francksen den olden als Alijdt Reijnerts.
We zijn ervan uitgegaan dat Beert en Jan Francksen broers of
halfbroers zijn omdat zij enkele keren samen en in 1655 samen als ooms worden
genoemd. In dat geval is Beert Francksen de jonge, net als Jan Francksen, geen
zoon van Alijdt Reijnerts (uit een ander huwelijk). Beert Francksen de jonge
staat op de veiling niet borg voor een koper, zoals Jan Francksen, waardoor het
niet uit te sluiten is dat hij een schoonzoon of zwager is van Beert Francksen
den olden en Alijdt Reijnerts.
Het is aannemelijk dat eventuele broers van Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts op 23-03-1648 niet
meer in leven zijn: zij worden niet uitgesloten als borgen terwijl daar, als er
nog een broer in leven zou zijn, wel aanleiding voor zou zijn. Immers Beert
Francksen den olden en Alijdt Reijnerts gaan ervan uit dat hun naaste familie
op de veiling zal meebieden en het uitsluiten van een eventuele broer als borg
zou hebben bijgedragen aan een zo hoog mogelijke opbrengst.
Het voorgaande betekent dat Jan Francksen op 23-03-1648 geen
halfbroer, (halve) zwager of (halve) oom is van Janne Beerts. Beert Francksen
is ook geen halfbroer van Janne Beerts. Door een huwelijk zou hij wel een
(halve) zwager of (halve) oom van haar kunnen zijn.
Jan Francksen is van de vier kinderen geen (halve) oom en (halve)
oudoom van moederszijde. Beert Francksen de jonge kan door een huwelijk van de
vier kinderen een (halve) oom en (halve) oudoom van moederszijde zijn.
Hierdoor is er alle aanleiding te veronderstellen dat Beert en Jan
Francksen verwant zijn aan Evert Morren. Beert en Jan Francksen kunnen zijn:
-een oom indien hij
getrouwd is met een zus van Evert Morren;
Beert en/of Jan Francksen zou dan getrouwd zijn met … Morren. Voor
Jan Francksen gaat dit niet op. Jan Francksen is van tenminste 1637 tot 1659,
dus ten tijde van de regeling in 1655, getrouwd met Stijne Henricks. Niets
wijst erop dat Beert Francksen de jonge ten tijde van de regeling getrouwd is
met … Morren.
-een halfoom indien hij
een halfbroer is van Evert Morren;
Hij zou dan een zoon zijn van Franck NN en de moeder van Evert
Morren. Franck NN zou dan zijn getrouwd vóór ca. 1593 en zijn overleden vóór
ca. 1610 waarna zijn vrouw zou trouwen met Morre Jans, echter de vader van Beert
en Jan Francksen is vermoedelijk Franck Dircksen die in 1630 nog in leven is.
-een halfoom indien hij
getrouwd is met een halfzuster van Evert Morren;
Deze halfzuster zou dan een dochter zijn van Hendrik NN en de
moeder van Evert Morren. Echter Jan Francksen is van tenminste 1637 tot 1659,
dus ten tijde van de regeling in 1655, getrouwd met Stijne Henricks en niets
wijst erop dat Beert Francksen de jonge ten tijde van de regeling getrouwd is
met … Hendriks.
-een oudoom indien hij
een broer is van de moeder van Evert Morren;
De moeder van Evert Morren zou dan NN Francksen zijn, een dochter
van Franck NN. NN Francksen zou dan zijn overleden vóórdat Morre Jans op
09-06-1615 trouwt met Lubbe Dircks.
-een halve oudoom indien
hij een halfbroer is van Morre Jans;
Hij zou dan een zoon zijn van Franck NN en de moeder van Morre
Jans. Jan NN, de vader van Morre Jans, zou dan zijn overleden vóór ca. 1592 en de
moeder van Morre Jans zou nadien zijn hertrouwd met Franck NN, uit welk
huwelijk Beert en Jan Francksen zijn geboren.
-een halve oudoom indien
hij een halfbroer is van de moeder van Evert Morren;
Hij zou dan een zoon zijn van Franck NN en de moeder van de moeder
van Evert Morren. De vrouw van Morre Jans en de moeder van Evert Morren zou dan
zijn overleden vóórdat Morre Jans op 09-06-1615 trouwt met Lubbe Dircks. Haar
moeder zou dan vóór ca. 1593 getrouwd zijn met Franck NN en deze Franck NN is de
vader van Beert en Jan Francksen.
Gelet hierop gaan wij er vooralsnog van uit dat Beert en Jan
Francksen, in 1655 genoemd als ooms
van de vier kinderen, feitelijk hun oudooms of halve oudooms zijn. Zij kunnen broers zijn van de moeder van Evert Morren of halfbroers van Morre Jans of de
moeder van Evert Morren, zie I en II.
Morre Jans e.a. treffen
namens de door Evert Morren en Janne Beerts nagelaten minderjarige kinderen een
regeling betreffende de overdracht en oplevering van het erf dat die kinderen
na het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten, 26-01-1655.
In hedendaags
Nederlands:
Hendrick Beertsen, voor het gericht
bijgestaan door Albert Tijessen, Hendrick Simensen en Claes Hendricksen ter
ener zijde, en Morre Jans, Beert en Jan Francksen en Arent Gerritsen,
grootvader en ooms namens de kinderen die Evert Morren bij wijlen Janne
Beerts heeft gekregen ter andere zijde, hebben samen afgesproken en zijn overeengekomen,
betreffende de toegevoegde waarde, de mest, het stro en het met boekweit
ingezaaide land, dat die voornoemde kinderen gerechtigd zijn op het erf van
jonkheer Arent van Wijnbergen in Oldebroek, gelegen in de Spronk, welke zij
door het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten en dat zij afstand
hebben gedaan van de pacht van het voornoemde erf welk recht hen toekomt tot
Sint Peter 1657 op grond van een getoond huurcontract, naar voren brengende,
dat hun voornoemde vader Evert Morren het land op het voornoemde erf in
gedeelten heeft ontvangen, en het land of in een minder goede staat heeft
moeten aannemen of met een daaraan toegevoegde waarde die hij naar raming van
zijn schoonvader heeft moeten voldoen. Dat daarom en gelet op het voorgaande
partijen zijn overeengekomen, dat de erfgenamen van Evert Morren met ingang van
Sint Peter 1656 het erf zullen opleveren aan Hendrick Beertsen voornoemd en het
overgebleven stro en de mest zullen achterlaten, en dat Hendrick Beertsen van
de twee ingezaaide mudden land een derde deel en een tiende deel van de
opbrengst zal ontvangen en dat het andere zaailand met de waarde die daaraan is
toegevoegd per direct komt voor zijn rekening en risico en dat hij op grond van
het voorgaande zal uitkeren aan de voornoemde kinderen honderdvijfendertig
gulden. Verhandeld 26 januari 1655.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
Hendrick
Beertsen en[de] sijn
dachholderen Albert Tijessen, Hend[rick]
Simensen en[de] Claes
Hendricksen ter eenre, en[de] Morre
Jans, Beert en[de] Jan
Francksen en[de] Arent
Gerritsen, bestevader en[de] ooms
wegens die kynderen bij Evert Morren en[de]
Janne Beerts zal[liger] erworven
ter andere zyeden, sijn t’ saemen versproicken en[de] veraccordiert, wegens die gunste, mes, stroo ende het
boickweyten gesey, dat die voorgemelte kynderen aen het erve van j[oncke]r Arent van Wijnbergen int
Oldeb[roick] in die Spronck
gelegen was competierende, en[de] sij
doer het afsterven van haer moeder hebben moeten verlaeten en de die pacht van t’ voers[chreven] erve tot Sint Petri 1657 toe, volgens vertoende
huircedule haer competerende hebben (doorgehaald: afgest) afstandt gedaen,
voerdragende, dat haer vader Evert Morren voers[chreven] het landt van t’ erve voermaels stuckse wijse
ontfangende, ofte t’ selve maeger heeft aengetast, ofte daer in t’selve noch
eenige gunst is geweest, die selve na æstimatie van sijn vrouwen vader heeft
moeten coepen en[de] aennemen.
Dat derhalven ten reguarde van t’ geene voorverhaelt partijen te saemen sijn
veraccordiert, dat die erfgenaemen van Evert Morren S[int] Peter 1656 het erve sullen ruimen, aen Hend[rick] Beertsen voorschreven (doorgehaald: laeten) en[de] laeten daer haer overige stroo
ende mes blieven, ende dat Hendrick Beertsen sal trecken toekoemende
ooft van die twee beseyde mudde lants die darde garve, en[de] die thiende, en[de] tastende voort datelick aen het
andere seylandt mit sijn gunste, end sal uitkeren voirt geene verhaelt is aen
de voors[chreven] kynderen
hondert ende vijff-en-dertich
guld[ens]. Actum den 26e january
1655. [27]
Is Hendrik Beertsen een broer van Janne
Beerts?
De kinderen van Evert Morren en Janne Beerts zijn in 1655
gerechtigd op een erf van jonkheer Arent van Wijnbergen gelegen in Oldebroek in
de Spronk.
Jonkheer Arent van Wijnbergen is ovl. vóór 24-01-1650. In een
protocol van 24-01-1650 worden zijn erfgenamen genoemd. Jan van Eck en zijn
vrouw Belle Hermans verkopen
sekere
acht mergens, hem van sijn moeder zal[liger]
............ geervet, oistwaert in t’ Oldeb[roeck] gelegen, daer westwaert aengelandet sijn Arnt van
Wijnbergens erfgenaemen,
oistwaert Hend[rick] Willemsen
end Dirck Francksen, suidtwaert den Broeckdijck, noirtwaert die Neerheigraeve,
… [28]
Volgt de ene Arent van
Wijnbergen de andere Arent van Wijnbergen op?
Op 22-03-1676 worden Henric Evertsen Prinsjen en Geertjen
Thymans ingeschreven als leden van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek. Bij
de inschrijving staat dat Henric
Evertsen Prinsjen een zoon is van Evert Keuyt:
Dese Naavolgende Ledematen
Aangenomen in ’t Jaar 1676 door D. Zegerus Zegerius, Predicant in ’t oldebr.
Den 22 Meert Henric Evertsen vulgo Prinsjen - Soon van Evert Keuyt - ende
Geertjen Thymans uxor.
Inschrijving van Hendrik Evertsen Prins en Geertje Tijmens als leden van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 22 maart 1676.
Vanwaar de vermelding Soon van Evert Keuyt? Immers is de vader
van Hendrik Evertsen Prins dan al meer dan 21 jaar overleden. Toch heeft de
koster, die het lidmatenboek van Oldebroek bijhield, in 1676 nog even aan Evert
Keuyt gedacht. Dat is niet vreemd. De koster heeft de vader van Hendrik
Evertsen Prins namelijk goed gekend.
Evert Morren alias Evert Keuyt is … zijn zwager.
Arent Gerritsen Stange, in die tijd koster van de
Gereformeerde Kerk van Oldebroek, is de oom van Hendrik Evertsen Prins. Hij is
in 1640 gehuwd met Hille Beerts. In 1668 is hij de man van Neeltien Beerts, een
zus van Janne Beerts.
Arent Gerritsen Stange wordt in 1648 en 1654 genoemd als
koster van Oldebroek. Zijn zoon Gerrit Arentsen Stange, tussen 1679 en 1704
genoemd als koster (custos), nam dit ambt van hem over.
In 1676 is Ds. Zegerus Zegerius nieuw in Oldebroek. Zegerius doet
vóór maart 1676 zijn intrede en volgt ds. Sebastiaan Croon op die naar Hattem
vertrekt. In 1713 gaat Zegerius met emeritaat.
Evert Keuyt
Evert Keuyt, in het Oldebroeks uitgesproken als Evert Kuut, is een bijnaam van Evert Morren. Evert Morren heeft, voor
zover wij konden nagaan, geen kinderen en nazaten met deze naam. De naam
“Keuyt” zijn wij nimmer als voornaam tegengekomen. [29]
De naam “Keuyt” in exact deze spelling komt zelden voor, ook
in Oldebroek. Jan Keuyt en Aartjen NN
laten op 28-01-1672 in Oldebroek hun zoon Gerrit dopen. Jan Keut en NN NN laten op 16-05-1669 in Oldebroek hun dochter
Zwaantjen dopen.
De naam “Keuyt” heeft in 2007 in Nederland geen enkele naamdrager. De namen
“Kuijt”, “Kuyt” en “Kuit” hebben echter in 2007 tal van naamdragers, verspreid
over heel Nederland met concentraties in Katwijk, Zaanstad en op de Veluwe.
Volgens het Centraal Bureau voor Genealogie is de naam “Kuijt”, “Kuyt” of
“Kuit” een metonymische beroepsbijnaam, betrekking hebbende op de brouwer van
kuit, een inlands bier.
Kuit(bier)
Vanaf de Middeleeuwen was bier in de Nederlanden een zeer algemeen
gedronken drank. Bier was veiliger dan water, omdat water vaak vervuild was,
terwijl bier bij de bereiding gekookt en gefilterd werd. Bovendien was
bier voedzaam: het bevatte graan en de gist was rijk aan vitamine
B en andere nodige stoffen. Het middeleeuwse bier was licht, het bevatte vrij
weinig alcohol.
Elke stad had één of meerdere kleine brouwerijen en ook op het platteland
kwamen brouwerijtjes veel voor, hoewel het brouwen buiten de stad niet overal
was toegestaan. Grondstoffen voor bier werden verbouwd in de nabijheid van die
brouwerijtjes. Het ontbrak aan een goede infrastructuur om de grondstoffen over
een grotere afstand te vervoeren.
Middeleeuwers dronken voornamelijk ongehopt bier. Middeleeuws bier werd op
smaak gebracht met gruit, een kruidenmengsel met gagel als basis-ingrediënt. In
de late Middeleeuwen nam hop steeds meer de plaats in van gruit, als smaakmaker
en conserveermiddel. Hop gaf aan het bier een droge, bittere smaak en droeg bij
aan het sterilisatieproces, wat ten goede kwam aan de kwaliteit van het bier.
Kuitbier of kuit, gebrouwen met hop, heeft in de Nederlanden zijn oorsprong
aan het begin van de vijftiende eeuw. Kuit werd doorgaans gebrouwen uit twee
delen tarwe (22,2%), drie delen gemoute gerst (33,3%) en vier delen haver
(44,4%), soms ook met rogge. De gebruikte granen en hopsoort en de verhouding
tussen de ingrediënten konden van plaats tot plaats verschillen.
De professionalisering van het bierbrouwersvak leidde tot een schaalvergroting.
Brouwers gingen geleidelijk niet alleen voor hun directe omgeving maar ook voor
de handel brouwen. In Hollandse steden als Delft, Gouda en Haarlem werd
in de zeventiende eeuw veel bier verhandeld. Buiten de steden, in dorpen en op
het platteland, bleven kleinere bierbrouwers bestaan.
In de zeventiende eeuw was kuitbier of kuit overal in de Nederlanden de veruit
favoriete volksdrank. Het drinken van een liter per dag was heel normaal. Kuit
was zo algemeen dat het op veel plaatsen “bier” werd genoemd.
In de achttiende eeuw ging men hier te lande steeds meer thee en koffie
drinken, koloniale dranken die ook gekookt water bevatten. Thee en koffie
verdrongen in de loop van de achttiende eeuw bier als standaarddrank. Jenever was
als genotsdrank in opkomst. De vanouds bestaande biercultuur in de Nederlanden maakte
in de achttiende eeuw plaats voor een jenevercultuur.
Kuit heeft een heel lange geschiedenis. Late vermeldingen van kuit vinden
we in de 18e, 19e en zelfs de vroege 20e eeuw, het had toen dus vijf eeuwen
lang bestaan. Kuit vormt aantoonbaar de basis en het vertrekpunt van waaruit
andere biersoorten zijn ontstaan.
Hoe smaakte kuit? In Zwolle brouwde men in 1790 onder de naam
kuit “een zeer dun en tevens zeer smakelijk wit
bier”. Een eigentijdse bierbrouwer die ook kuit brouwt prijst dat aan als
volgt: “Dit
bovengistende bier heeft zachte en frisse tonen uit de haver en de tarwe en een
karaktervolle hopbitterheid.”
Zou Evert Morren vanwege het verbouwen van grondstoffen voor kuit of zelfs het
brouwen van kuit de bijnaam “Keuyt” hebben gekregen? Daar lijkt het wel op:
- In de 17e eeuw was in Oldebroek, zoals blijkt uit kerkelijke registers uit die
tijd, het gebruik van een bijnaam heel gewoon.
- Volgens het Centraal Bureau voor Genealogie is “Kuit” een bijnaam voor de
brouwer van kuitbier of kuit. Wie kuit brouwde, kon “Kuitenbrouwer” of gewoon
“Kuit” worden genoemd.
- Oldebroek telde, net als andere plaatsen in de directe omgeving, in de
eerste helft van de 17e eeuw tal van bierbrouwerijtjes, voornamelijk als nevenactiviteiten
van boerenbedrijven.
- Op de Heetkamp werd veel haver verbouwd, 11 morgen in 1648. Haver had een
aandeel van 44,4 % in de grondstoffen die gebruikt werden voor de bereiding van
kuit.
- Tapperij De Eikelboom, gelegen aan een druk bereden zandweg schuin
tegenover de Heetkamp, was zonder twijfel een grote afnemer van kuit.
IIIc LUBBICHIEN (LUBBE)
MORREN (van II), geb. ca. 1615 (?), landeigenaresse (1676), veehoudster
(1676), ovl. na 22-06-1677, tr. Oldebroek 15-03-1640
DIRCK DREESEN,
geb. (?), ovl. (?), zoon van Drees … en …
Lubbichien Morren
hertr. vóór 30-12-1675
JACOB JANSEN,
geb. (?), landeigenaar (1676), veehouder (1676), ovl. na 22-06-1677, zoon van Jan
… en …
Oldebroek
10-02-1676: Lubbechien Morren en Jacob Jansen zijn door koop de eigenaren
geworden van een huis, hof en hofstede en ongeveer 3 morgen weiland in
Oldebroek. Het gekochte grenst aan (oost en noord) land van Dibbolt Feith,
(west) land van Gerrit Rijksz en (zuid) de Broekdijk.
Lubbechien Morren en Jacob Jansen kopen een huis, erf
en weiland aan de Broekdijk, 1676.
De oorspronkelijke tekst
luidt:
Ick Dibbolt Feith, righter des righterampts Oldebroeck, doe condt ende certificere hier mede, dat op
huiden voor mij ende gerighsluiden Gerrit Rijcksen ende Henrick Jansen sijn gecompareert
ende erschenen Arent Geerlifsen
ende Fennichien Dircks, echteluiden ende Franck Dircksz als momber van voornoemde Arent Geerlifsens voorkinderen bij N. Gerrits
(doorgehaald: Assen) in echtschap erworven, ende hebben naer overleiden inventaris, tot nodige afdoeninge der
gemene lasten mit approbatie des gerichts voor soo veel de voorkinderen aen
gaet, verklaert, verkoft, gecedeert ende
overgedragen te hebben, om een seeckere somma van penningen waer van comparanten bekenden alrede voldaen, betaelt, ende verneuchet te sijn aen Jacob
Jansen ende sijn huisvrou
Lubbichien Morren een huis, hof ende
hofstede, ende ongeveer drie
mergen weylandt, edoch soo groot en klein als het aldaer gelegen is, oistwaert en noirtwaert aen mij gelandet, westwaert Gerrit Rijcksz ende
zuitwaert de Broeckdijck,
sijnde vrij allodiael ende
onbekommert goet, dan den gewoenlicken onraet van schouwe ende den thins coper bekent
onverkortet, soo dat d verkoperen in haere qualiteiten van nu of aen daer van
sullen sijn en blijven ontrechticht ende
ontgoedet, coper daer en tegen voor haer
ende haeren erven daer aen
geerft, gegoedet, gevesticht, nu ende
ten euwigen dagen. Actum Oldebroeck den 10 februari 1676. [30]
IIId HENRICKIEN
(HENRICKJEN) MORREN (van II), geb. ca. 1620 (?), landeigenaresse (1681),
akkerbouwster (1681), veehoudster (1681), ovl. na 08-06-1681, tr. Oldebroek
01-01-1648
AELT DRIESSEN,
geb. (?), ovl. vóór 12-01-1670, zoon van Dries … en …
Uit dit huwelijk
zijn geboren:
Dries Aeltsen, geb. vóór 1656
Gerrit Aeltsen, geb. vóór 1656
Hillichje Aeltsen, geb. vóór 1656, volgt IVe.
Henrickien Morren
hertr. vóór 1656
GERRIT CLAESSEN, geb. (?), landeigenaar (1681), akkerbouwer (1681), veehouder (1681),
ovl. na 08-06-1681, zoon van Claes … en ...
Henrickien Morren en
haar echtgenoot Gerrit Claessen hebben in 1681 veel schulden en zij worden
onder curatele gesteld. De richter van Oldebroek benoemt Berent Dijck tot
bewindvoerder over de desolate boedel.
Oldebroek
08-06-1681: Berent Dijck, die het bewind voert over de boedel van Henrickien
Morren en Gerrit Claessen, verkoopt het ¾ aandeel van Henrickien Morren en
Gerrit Claessen in een halve mudde akkerland. Dries Aeltsen, Gerrit Aeltsen en
Hillichje Aeltsen, voorkinderen van Henrickien Morren, verkopen gelijktijdig
hun ¼ aandeel. Het halve mudde akkerland ligt in Oldebroek in de buurtschap
Stuivezand, daar waar Morre Jans een huis, erf en land in eigendom heeft gehad.
Het land grenst aan (oost) land van Wijchmoet Petersen, (zuid) land van het
Onze Lieve Vrouwengilde, (west) land van Peter Jantsz en (noord) land van het
Gasthuis van Hattem.
De bewindvoerder van
Henrickien Morren en Gerrit Claessen en drie voorkinderen van Henrickien Morren
verkopen een halve mudde akkerland in Stuivezand, 08-06-1681.
De oorspronkelijke tekst
luidt:
Compareerden voor mij, richter Dibbolt Feith, ende onderbenoemde gerichtsluiden Berent Dijck specialick bij den
gerichte hiertoe geauthoriseert, voor soo veel den desolaten boedel van Gerrit
Claessen ende Hendrickjen
Morren angaet ende sulx voor
drie vierde parten ende Dries
Aeltsz ende Gerrit Aeltsen,
mitsgaders Hendrick Geerlifsen, voor sich selven ende als man en mombar sijner huisvrouwe Hillichjen Aelts waer
voor sich sterck maeckt voorkinderen van gemelte Hendrickjen Morren voor een
vierde part, ende hebben te
samen en jeder voor sijne (doorgehaald: portie) quota ende in sijne qualiteit uit kracht van coop naer voldoeninge
gecedeert, getransporteert ende
overgedragen aen Beert Jantsen de Jonge ende Fenne Jantsen, echteluiden,
een half mudde saylant edoch soo groot en klein als het in desen ampte vant
Oldebroeck int Stuivesant in volgende bepalonge is gelegen, oostwaert Wijchmoet
Petersen, westwaert Peter
Jantsz, zuitwaert Lieve Vrouwen Gilde ende noortwaert het Gasthuis te Hattum, naest aengelandet, ende sulx voor vrij allodiael en
onbekommert goet, dan des heren gerechtigheit en onraet onverkort. Actum
Oldebroeck, den 8 juny 1681. Voor mij richter en gerichtsluiden Hendrick Jantsen ende Beert Reiersen. [31]
Oldebroek
08-06-1681: Berent Dijck, die het bewind voert over de boedel van Henrickien
Morren en Gerrit Claessen, verkoopt het halve aandeel van Henrickien Morren en
Gerrit Claessen in een huis, hof en hofstede en ongeveer een morgen weiland.
Dries Aeltsen, Gerrit Aeltsen en Hillichje Aeltsen, voorkinderen van Henrickien
Morren, verkopen gelijktijdig de andere helft. Het verkochte ligt in de
buurtschap Stuivezand en grenst aan (oost) land van de erfgenamen van
burgemeester Tengnegel van Kampen, (zuid) het Heren Velt en (west en
noord) land van predikant Coopsen uit Epe.
Morre Jans en zijn
dochter Henrickien Morren hebben beiden een huis en land in bezit gehad in
Stuivezand en waarschijnlijk woonden zij daar ook. Als Henrickien Morren haar
huis en land niet eerst in of na 1677 heeft gekocht, waarvoor geen aanwijzingen
zijn gevonden, dan hebben Morre Jans en zijn dochter gelijktijdig in Stuivezand
gewoond. Gelet op de omschrijving van het in 1677 verkochte erf in Stuivezand,
dat Morre Jans voor de helft toebehoorde, kunnen Morre Jans en Henrickien
Morren buren zijn geweest.
De bewindvoerder van
Henrickien Morren en Gerrit Claessen en drie voorkinderen van Henrickien Morren
verkopen een huis, hof en hofstede en ongeveer een morgen weiland in
Stuivezand, 08-06-1681.
De oorspronkelijke tekst
luidt:
Compareerden voor mij, richter Dibbolt Feith, ende onderbenoemde gerichtsluiden
Berent Dijck specialick bij den gerichte hiertoe geauthoriseert voor soo veel
den desolaten boedel van Gerrit Claessen ende Hendrickjen Morren angaet, ende sulx voor de eene helfte ende Dries Aeltsen ende
Gerrit Aeltsen, mitsgaders Hendrick Geerlifsen, voor sich selven, ende als man en mombar sijner
huisvrouwe Hillichjen Aelts, waer voor sich sterck maeckt, voorkinderen van
gemelte Hendrickjen Morren, voor de andere helfte, ende hebben te samen en yder voor sijne quota ende in sijne qualiteit, uit kracht van
koop naer voldoeninge gecedeert, getransporteert en overgedragen, aen Hermen
Willemsz ende Aeltjen Claes,
echteluiden, een huis, hoff, en
hoffstede en ongeveer een margen weilants, mit het geen in het huis aert en
nagel vast is, soo als het oostwaert
in het Oldebroeck in het Stuivesant in volgende bepalonge is gelegen, oostwaert d erfgenamen van burgemeester Tengnegel van Campen, zuitwaert des Heren Velt ende
westwaert ende noortwaert de predicant Coopsen van Eep naest aengelandet, ende sulx voor vrij allodiael en
onbekommert goet, dan sijne gewoenlicke onraet en drie stuivers 8 penningen tot thins jaerlix onverkort.
Actum Oldebroeck, den 8 juny 1681. Voor mij richter en gerichtsluiden Hendrick Jantsen ende Beert Reiersz. [32]
Oldebroek
08-06-1681: Berent Dijck, die het bewind voert over de boedel van Henrickien
Morren en Gerrit Claessen, verkoopt het 2/3 aandeel van Henrickien Morren en
Gerrit Claessen in ¾ morgen hooiland in Oldebroek. Dries Aeltsen, Gerrit
Aeltsen en Hillichje Aeltsen, voorkinderen van Henrickien Morren, verkopen
gelijktijdig hun 1/3 aandeel. Het verkochte grenst aan (oost) land van
Puttenstein, (zuid) land van de erfgenamen van Franck Jantsz en (west en noord)
land van Beert Jantsz de jonge.
De bewindvoerder van Henrickien
Morren en Gerrit Claessen en drie voorkinderen van Henrickien Morren verkopen ¾
morgen hooiland in Oldebroek, 08-06-1681.
De oorspronkelijke tekst
luidt:
Compareerden voor mij, richter Dibbolt Feith, ende onderbenoemde gerichtluiden
Berent Dijck specialick hiertoe bij desen gerichte hiertoe geauthoriseert, voor
soo veel den desolaten boedel van Gerrit Claessen, ende Hendrickjen Morren angaet, ende sulx voor twe derde parten, ende Dries Aeltsen ende
Gerrit Aeltsen, mitsgaders Hendrick Geerlifsen voor sich selven, ende als man ende momber sijner huisvrouwe Hillichjen Aelts, waer voor hij sich
sterck maeckt voorkinderen van gemelte Hendrickjen Morren voor een derde
part ende hebben te samen en
jeder voor sijne quota, ende in
sijne qualiteit, uit kracht van coop, naer voldoeninge gecedeert,
getransporteert en overgedragen aen Hendrick Willemsen en Liesebeth Hertgerts,
echteluiden (doorgehaald: Echtl.), omtrent drie vierendeel mergen
hoylants int Oisterbroeck in volgende
bepalinge gelegen, oistwaert
Puttenstein, zuitwaert Franck
Jantsz erfgenamen, noortwaert
en westwaert Beert Jantsz de
jonge angelandet, ende sulx
voor vrij allodiael ende
onbekommert goet, dan des heren gerechtichheit en gewoenlicke onraet onverkort. Actum Oldebroeck
(doorgehaald: voo), den 8 juny 1681. Voor mij richter en gerichluiden Hendrick Jantszen ende Beert Reiersz. [33]
IIIe DIRRICHIEN
(DIRCKIEN) MORREN (van II), geb. ca. 1620 (?), meecht (1643), maecht
(1643), landeigenaresse (1678), landbouwster (1678), ovl. na 22-12-1681, tr.
Oldebroek 17-09-1643
EVERT WILLEMSEN,
geb. (?), vermoedelijk ovl. vóór 22-06-1677, zoon van Evert … en …
Uit dit huwelijk is geboren:
Beert Evertsen,
geb. vóór 1653, ovl. na 16-03-1678.
Dirrichien Morren hertr. Oldebroek 22-12-1681
JAN JANSEN BALEM,
geb. (?), ovl. na 22-12-1681, zoon van Jan
… en …
In 1643 werkt Dirrichien Morren als dienstmeid bij Beert Francksen
den olden, de schoonvader van haar halfbroer Evert Morren. Een jaar later, in
1644, eist Evert Willemsen van Beert Francksen den olden de betaling van het
loon over een half jaar dat zijn vrouw bij Beert Francksen den olden thuis
heeft verdiend.
Evert Willemsen vordert de helft van 12 rijders, het loon dat voor
een jaar is afgesproken, omdat zijn vrouw door haar huwelijk het jaar niet
heeft uitgediend. Beert Francksen den olden zegt dat hij niet gehouden is iets
te betalen omdat zij eerder is vertrokken dan afgesproken.
Het gericht oordeelt dat Beert Francksen den olden aan Dirrichien
het loon heeft te betalen naar de tijd dat zij bij hem heeft gewoond.
Het is opmerkelijk dat Beert Francksen den olden niet eerder en/of
op een andere manier dan via de richter te bewegen was een half jaar loon te
betalen aan Dirrichien, zijn dienstmeid die een halfzus is van zijn schoonzoon.
Evert Willemsen spreeckt aen nae voergaende [ver]bodinge Beert Francksen den olden
om te hebben betalinge van een half jaer loens bij sijn vrouwe als meecht
sijnen huise [ver]dient,
namelick voer twaelff rijders aen gelt end het halve toe stuich, secht dat die
selve overmits haer hijlicken het geheele jaer niet heeft uutgedient. Beert
Francksen secht dat die maecht buiten tijts uut haer huire gegaen is, ende over sulcx niet geholden is yt te
betalen. Het gerichte [ver]claert
dat Beert Francksen die maecht haer loen sal betalen nae de tijt dat se daer
gewoent heeft. [34]
Dirrichien Morren verkoopt aan Gerrit, Wijchman en
Mense Petersen, drie minderjarige kinderen van haar broer Peter Morren, diverse
onroerende goederen, 16-03-1678.
In hedendaags Nederlands:
Dirrickien Morren, bijgestaan voor het gericht door
haar zoon Beert Evertsen, heeft, voor haar en haar erven, op grond van een
koopovereenkomst met erkenning dat de koopsom is voldaan, in eigendom
overgedaan en overgedragen aan de drie door Peter Morren nagelaten minderjarige
kinderen, genaamd Gerrit, Wijchman en Mense Petersen, of in hun plaats aan hun
voogd en grootvader Beert Jacobsz, de helft van een halve mudde bouwland
gelegen in de Lapstreek in Oldebroek,
waaraan grenst (oost) land van het Gasthuis in Hattem, (noord) de
Bovenheigraaf, (west) land van Gerrit Claessz en (zuid) land van het Sint Anna Gilde, en de helft van een
andere halve mudde land, mede
in de Lapstreek gelegen, waaraan grenst (oost) land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord)
land van het Gasthuis in Kampen, (west en zuid) land van de weduwe van Jan
Beertsz, en de helft van vier morgen land aan de andere zijde van de Heijgraaf
en gelegen aan de Zwarteweg, waaraan grenst (oost) het land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord)
het land van Henrick van Uchteren, (west) het land van Aelt Jansz Schene en
(zuid) de Neerheigraaf, alle percelen als vrij, oorspronkelijk en erfelijk
eigendom en niet bezwaard met lasten, anders dan met de gebruikelijke onkosten
en de bekende belastingen, het voorgaande onverkort verbindend voor haar
persoon en goederen en met uitsluiting van elke uitzondering. Verhandeld in
Oldebroek voor de richter Dibbolt Feith en de gerichtslieden Berent Dijck en
Berent Berentsz Timmerman op 16 maart 1678.
De oorspronkelijke tekst
luidt:
Dirrickien Morren geassisteert mit haer soon Beert
Evertsen, heeft uyt kracht van koop naer bekentenisse van voldoeninge gecedeert
ende overgedragen voor haer ende haere erven, aen de drie nagelaten
onmundige kinderen van Peter Morren met namen Gerrit, Wijchman ende Mense Petersen, of in plaets van
haer aen desselfs momber en grootvader Beert Jacobsz, de helfte van een half
mudde boulants in de Lapstreeck in t Oldebroeck gelegen, oistwaert
het Gasthuis te Hattum, noirtwaert
de Bovenheijgrave, westwaert
Gerrit Claessz, zuytwaert Sint Anna Gilde, noch de helfte van
een ander half mudde landts
mede in de Lapstreeck gelegen, oistwaert
burgemeester Johan Tengnegel,
noirtwaert t Gasthuis te
Campen, westwaert en zuytwaert Jan Beertsz weduwe, noch de helfte van vier mergens
over d Heijgrave en de Swarte wech aen gelegen, oistwaert burgemeester
Johan Tengnegel, noirtwaert
Henrick van Uchteren, westwaert
Aelt Jansz Schene, en zuytwaert
d Neerheijgrave, alle parcelen voor vrij allodiael ende onbekommert goet, dan den gewoenlicken onraet de bekende
thints onverkortverbindende voor alle naespraeck haere persoon ende goederen, mit renunciatie van alle
ende iedere exseptie. Actum
Oldebroeck voor d richter
Dibbolt Feith ende gerichtsluiden Berent Dijck ende Berent Berentsz Timmerman den 16
marty 1678. [35]
IIIf PETER MORREN
(van II), geb. ca. 1620 (?), ovl. tussen 15-06-1662 en 12-01-1670, tr. vóór
1652
NN BEERTS,
geb. (?), ovl. tussen ..-06-1662 en 16-03-1678, dochter van Beert Jacobsen (ovl.
na 16-03-1678) en …
Uit dit huwelijk
zijn geboren:
Gerrit Petersen, geb. tussen 1652 en 1670/1671, ovl. na 16-03-1678.
Wijchman Petersen, ged. Oldebroek 27-01-1661, ovl. na 16-03-1678.
Mense (Mensjen) Petersen, ged. Oldebroek 15-06-1662, ovl. na 16-03-1678.
Beert Jacobsen is grootvader en voogd van de kinderen van Peter
Morren.
Oldebroek 16-03-1678: Gerrit, Wijchman en Mense Petersen, drie
minderjarige kinderen van Peter Morren, kopen van hun tante Dirrichien Morren
diverse onroerende goederen:
-de helft van een halve mudde bouwland gelegen in de Lapstreek in
Oldebroek, waaraan grenst
(oost) land van het Gasthuis in Hattem, (noord) de Bovenheigraaf, (west) land
van Gerrit Claessz en (zuid) land van het Sint Anna Gilde;
-de helft van een andere ½ mudde
land, mede in de Lapstreek gelegen, waaraan grenst (oost) land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord)
land van het Gasthuis in Kampen, (west en zuid) land van de weduwe van Jan
Beertsz;
-de helft van 4 morgen land aan de andere zijde van de Heijgraaf
en gelegen aan de Zwarteweg, waaraan grenst (oost) het land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord)
het land van Henrick van Uchteren, (west) het land van Aelt Jansz Schene en
(zuid) de Neerheigraaf.
In de doopaantekeningen zijn de namen als volgt geschreven:
27-01-1661: Wychman, zoon van Peter
Morres.
15-06-1662: Mense, dochter van Peter Morres. [36]
Noten bij Generatie
III
1. Oldebroek 04-02-1663: ged. 4 febr:
Jan Morren dogter Aeltien. Oldebroek 14-06-1665: ged. 14 Junij Jan Morren dogter, Gerrichien. Oldebroek 15-01-1668: ged. 15 Janr: Jan Morren dogter, Aeltien.
2. Deze tekst is gebaseerd op verscheidene protocollen
waarin de Spronk wordt genoemd: Transcriptie civiele
rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 19-06-1628, fol. 67v,
09-07-1629, fol. 78c, 02-09-1630 fol. 98vc,
16-04-1632 fol. 168v, 13-12-1632, 22-06-1633, 24-08-1633,
05-07-1633 fol. 185, 185v, 186, 186v, 187, 187v en 188, 06-02-1634 fol.
202v. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-04-1639, fol. 46v, 23-05-1639, fol.
49v, 01-09-1640 fol. 78v, 05-03-1642 fol. 100, 24-05-1638 fol. 34. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.
3. D. Otten, Oude namen in Oldebroek (Oldebroek 1996)
42.
4. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.
5. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in
het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman,
Oldebroek 2008, fol. 42, 104.
6. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.
7. Hendrik van
Boven, Aren lezen op de akker van Oldebroeks verleden. Tekst gedeeltelijk
overgenomen met verbetering van enkele kennelijke (typ)fouten.
8. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het
ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek
2008, fol. 27v.
9. Over-Veluwe (en Veluwezoom),
schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief,
2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627,
inventarisnummer 5920.
10. Op
15-02-2014 heb ik bij Fa. J. van de Bosch aan de Bovenheigraaf 22 in Oldebroek
gevraagd naar de locatie van boerderij de Heetkamp. Ik kreeg de naam, het adres
en telefoonnummer van Harmen van de Streek aan de Zuiderzeestraatweg in
Oldebroek die naar zijn zeggen veel kan vertellen over boerderijen en families
in Oldebroek. Daarna ben ik bij Harmen van de Streek en zijn vrouw Anna
Nagelhoud op bezoek geweest. Wij hebben een plezierig gesprek gehad over o.a.
de familie Van de Streek en boerderij de Heetkamp in Oldebroek. Harmen van de
Streek is geb. Oldebroek 24-02-1934, zie B. Doornewaard, Oud Veluws geslacht
van de Streek, Uitgaven van Oudheidkundige Vereniging “De Broeklanden”, blz.
133, 134, 142. Van de Streek vertelde dat boerderij de Heetkamp 25 jaar geleden
(“maar het kan ook 30 jaar geleden zijn
geweest”) is afgebrand waarna op deze locatie een vrijstaande woning is
gebouwd. De woning heeft een witte gevel en de naam “de Lindenhof”. Het adres
is Bovenheigraaf 26. Van de Streek vertelde dat een Koster en een Fikse op de
Heetkamp pachtboeren zijn geweest, zie Willem van Norel, Verleden in beeld. Honderdjarigen in de gemeente Elburg in: Arent
thoe Boecop, nr. 95, april 2012, blz. 53-84, aldaar 73. Volgens Van de Streek
was later Gerrit Wolfsen pachtboer op de Heetkamp. De vader van deze Gerrit
Wolfsen was Egbert Wolfsen die ook de vader is van Aalt Wolfsen, die een tijd op
het Kampereiland als boerenknecht heeft gewerkt en de vader is van Aleid
Wolfsen, oud lid van de Tweede Kamer en oud burgemeester van Utrecht. Op
21-03-2014 heb ik opnieuw met Van de Streek over de Heetkamp gesproken. Van de
Streek vertelde dat hij ondertussen aan een kennis had gevraagd wanneer boerderij
de Heetkamp is afgebrand en hij zei dat dat 49 jaar geleden is gebeurd, dus in
1965.
11. D. Otten, Oude namen in
Oldebroek (Oldebroek 1996) 46.
12. D. Otten, Oude namen in
Oldebroek (Oldebroek 1996) 26.
13. Zie noot 10.
14. Hendrik van
Boven, Aren lezen op de akker van Oldebroeks verleden. Tekst gedeeltelijk
overgenomen met verbetering van enkele kennelijke (typ)fouten.
15. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119,
20-04-1639, fol. 46v.
16. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119,
23-05-1639, fol. 49v.
17. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, ca.
27-05-1639, fol. 49v.
18. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119,
05-09-1639, fol. 58v.
19. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119,
05-09-1639, fol. 39.
20. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 12-09-1644, fol. 174.
21. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
02-03-1648, fol. 47v.
22. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 30-10-1640, fol. 82: … Hier af te
trecken t gene so van doetvaten als [ver]teringe
inde pestsieckte vande olders end kynderen is betaelt. ….
23. Volgens het
woordenboek der Friese Taal is een roer
een ouderwets geweer, zo genoemd naar de min of meer lange loop. In 1636
vertelt een getuige aan de richter van Oldebroek dat Franck Warnertsen op
Tweede Pinksterdag ruzie had met Jan Willemsen in diens tapperij in Aperlo en
dat de zwager van de tapper, Hendrick Helmichsen, tussenbeide kwam, buiten zijn
roer pakte, deze mee naar binnen nam
en voor zich uit hield alsof hij daarmee zou willen schieten. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-11-1636, fol. 7: Jan Dietzemertsen, olt ongeveer 33 jaren, verbodet ter instantie van Franck
Warnertsen, tuyget dat Franck voerschreven
een verleden
Pinstermaendach ten huyse van Jan Willemsen t' Aperloe eenige woirden mit Jan
voerschreven heeft gehadt, end
dat sijn swager Hendrick
Helmichsen sich daerin heeft gesteecken, end een kanne gevattet, alsoff hij daermede slaen wolde, die hem ontnomen
werde, heeft daernae sijn roer van buiten int gelach gebrocht end t selve
voiruyt holdende alsoff hij daermede schieten wolde, welck hem oick van Jan
Heimensen is affgenoemen, end sijn eintlick Hendrick Helmichsen voerschreven end (doorgehaald: sijn)
Franck Warnertsen buiten t' huys geraeckt, alwaer getuige van haer gevecht niet
heeft gesien. Een andere getuige verklaart in verband met dezelfde kwestie dat de zwager
van de tapper bij zijn binnenkomst de haan van zijn roer had overgehaald. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-11-1636, fol. 7v: Jan Heimensen, olt omtrent 30 jaren, gearrestiert ter
instantie van Franck Warnertsen, tuiget mede gewest te hebben ten huyse van Jan
Willemsen t' Aperloe, voergangen Pinstermanedache, end van anderen daer verstaen te hebben, dat Franck voerschreven mit den weert aldaer, Jan
Willemsen genaemt, eenige woirden gehadt hadde, waerover Hendrick Helmichsen,
Jans voerschreven swager, is
mit sijn roer na buiten gegaen, ende
daermede na binnen komende, die hane overgehaelt hebbende, is hem t' selve voer
die duere van getuige affgenomen geworden, end der selver broder Mense
Helmichs, sulcx siende, is mit het mes na getuige aengekomen, die getuige doe
om sich te verweren mit het
roer op het hoeft heeft gesmeten, ende weet eigentlick niet hoe het gevecht mit
Hendrick Helmichsen ende Franck is aengegaen.
De richter straft in 1651 Hendrick Gerritsen die met een kort roertjen had geschoten op het lichaam van Anna, de dienstmeid van de
predikant, waardoor verscheidene gaatjes in haar schort zijn gebrand. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 11-09-1651, fol. 87: Tusschen den heer richter Arnt Feith,
cleger ter eenre, ende Hendrick
Gerritsen, beclaechde ter andere zyeden, belangende den eysch van ses
heerenponden, ter oirsaecke dat hij sich vetstout hadde den 3e septembris deses jaers met een kort roertjen
te schieten op t’ lijff van Anna, dienstmaecht van den predicant alhier, soodat
verscheiden gaetjens in haer schorteldoeck sijn gebrant, verstaet het gerichte,
dat die beclaechde daerover in die geeyste somme toe boete is vervallen. Actum ut supra.
24. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
23-03-1648, fol. 51, 51v, 52, 52v, 53.
25. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.
26. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
23-03-1650, fol. 73v, 74, 74v.
27. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676,
inv.nr. 120, 26-01-1655, fol.
128v.
28. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 24-01-1650, fol. 71v, 72.
29. Harmen van de Streek, zie noot 10, wees mij erop dat Keuyt in het Oldebroeks moet worden uitgesproken als
Kuut, Oldebroek 15-02-2014 en 21-03-2014.
30. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt
Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 10-02-1676, fol. 26.
31. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699,
Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 08-06-1681, fol. 41v.
32. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige
rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 08-06-1681,
fol. 42.
33. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige
rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 08-06-1681,
fol. 42v.
34. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119,12-09-1644, fol. 174.
35. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699,
Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 16-03-1678, fol. 28.
33. Oldebroek 27-01-1661: ged. 27 [Janr:] Peter Morres soon Wychman. Oldebroek 15-06-1662: ged. 15 Junij. Peter Morres dogter Mense.
Bronnen bij Generatie
III
-
Bijlagen
bij Generatie III
Bijlage 1.
Het gezin van Beert Francksen den olden
I FRANCK NN, geb. ca. 1550 (?), ovl. (?), tr.
NN, geb (?),
ovl. (?), dochter van … en …
Franck NN heeft een zoon:
Beert
Francksen den olden, volgt II.
II BEERT FRANCKSEN DEN
OLDEN, geb. ca. 1575 (?), pachtboer (1627, 1634, postume vermelding 1648),
landeigenaar (1648), veehouder (1648), akkerbouwer (1648, postume vermelding
1648), ovl. tussen 23-03-1648 en 09-06-1648, tr.
ALIJDT
REIJNERTS, geb. (?), ovl. na 09-06-1648, dochter van Reijnert … en …
Beert Francksen den olden heeft twee
dochters:
Janne (Janneken)
Beerts, geb. ca. 1610 (?), volgt IIIa.
Neeltien Beerts, geb. (?),
volgt IIIb.
Beert Francksen den olden woont sinds tenminste 1627 in Oldebroek op de Heetkamp in de
Spronk. Zijn schoonzoon Evert Morren neemt vóór of in 1648 de pacht van de
Heetkamp van hem over.
Voor informatie over Beert Francksen den olden tussen 1627 en 1648
zie PrinsOldebroekKampen, Generatie
III, onder IIIb.
In 1629 staat Beert Francksen den olden, samen met enkele
anderen, borg voor de pacht die Gerrit
Bosch schuldig is aan Ernst thoe
Bocop. Met Thoe Bocop wordt afgesproken dat de pacht binnen drie jaar in
termijnen zal worden voldaan. Gerrit
Bosch en Gerritgen, zijn vrouw, verbinden
hieraan al hun vee en goederen zodat een aanspraak op de borg op hen kan worden
verhaald.
Op den 16 novemb[ris] 1629 sijn voer den gerichte des ampts Oldebroick erschienen
Michiel Jansen, Hend[rick] Willemsen, Albert
Tiessen ende Beert Francksen den olden, end hebben [ver]claert, dat sij mit den e[delen] Ernst thoe Bocop waren [ver]accordiert end [ver]sproecken aen sijn e[dele] voer Gerrit Bosch te betalen op drie nagemelte termijnen,
sodanige [ver]schienen end
bereeckende gelt en [de] saet, pachten
hierna verhaelt, als Gerrit Bosch voor[seit] bekende schuldich te wesen voer die welcke hij voer desen
gerichte al was [ver]wonnen, namelick
vijftich h[eeren]guldens geltpachts
ses en tsestich mudden roggen, waervan die helfte mit gelt sal betaelt werden,
ider schepel geprisiert op twe en dartich stuv[er], negentien mudden boickweiten end drie schepels, waervan
insgelijcken die helfte mit gelt sal betaelt werden, het schepel mit een
gulden. Die betalinge van t eerste termijn des gemelten schults sal geschieden
S[int] Peter thoecomende, van t twede middewinter daeraen volgende,
end van het darde termijn middewinter des jaers sestien hondert twe en dartich.
Vorders, so hebben Gerrit Bosch ende Gerritgen, sijn huisvrou, beloeft die
gemelte hare burgen scaedeloes te holden, end hebben tot dien einde aen haer
bij parate executie mit consent haer bij parate executie mit consent des
lantheers, [ver]bonden alle haere guederen,
tegenwoirdige ende thoekomende, als vee, have, inbodel, het saet op het lant,
ofte wat daer anders wesen mochte, niet uutgesondert, om daer op end aen haer
schade te moegen verhalen. Actum ut
supra. [1]
Gerrit Bosch end
sijn huisvrouwe hebben verbonden bij parate
executie mit wille des lantsheers Ernst thoe Bocop, gelijck in den gerichte
gebleecken doer hantschrift van Bocop voor[seit] aen den gerichte vertoent, als haer guet tegenwoirdich end
thoecomende, niet uutgesondert als vee, have, inboedel, het saet op het lant,
etc[etera]
aen Michiel Jansen, Beert Francksen den
ouden, Hend[rick] Willemsen ende Albert Tiessen, omdat sij haer als burgen end oick als
principalen aen Ernst Thoe Bocop voer Gerrit voor[seit] hier gerichtelick hadde verbonden seeckere somme van penningen end seeckere mudden koirens
op seeckere termijnen te betalen, volgents die acte daer afgemaeckt end bij
Boecop voor[seit] onderteickent, aen
den gerichte [ver]toent end hier
gelesen. [2]
Beert Francksen den olden laat in 1647 Willem Aertsen dagvaarden
voor de richter van Oldebroek vanwege een geschil over een betaling. Willem
Aertsen is 12 gulden schuldig aan Beert Francksen den olden en kan of wil deze
niet betalen. Willem Aertsen biedt Beert Francksen den olden in plaats daarvan
drie paar kippen aan maar deze neemt daar geen genoegen mee. Hij wil een extra
toom kippen. De mannen komen niet tot een oplossing maar terwijl de richter de
zaak in behandeling heeft regelen hun vrouwen de kwestie onderling. De richter
hoeft enkel nog het akkoord te bekrachtigen: Willem Aertsen geeft aan Beert
Francksen den olden de geëiste drie paar kippen en nog een toom extra.
Die
saecke van Beert Francksen den olden tegens Willem Aertsen wort gediffereert
tot den naesten gerichten. Actum ut supra.
[3]
Tusschen Beert
Francksen den olden, aenleggereens, ende Wilhelm Aertsen, verweerder
anderdeels. Het gerichte gehoort hebebnde beyde partijen voordraegen, verstaet
dat verweerder voor aenlegger boven die dree paer hoenderen noch sal hebben op
te brengen ende te geven een toim hoenderen (na aenleggers eygen seggen) in
plaetse van die twaelff guldens, in gevolgh van t’gespre................ ende
accoort tusschen haere respective vrouwen geholden, met compensatie van costen
om redenen. Actum ut supra.
[4]
IIIa JANNE (JANNEKEN) BEERTS,
geb. ca. 1610 (?), ovl. vóór 26-01-1655, vermoedelijk kort vóór deze datum,
tussen eind 1654 en 26-01-1655, tr. Oldebroek 16-03-1634
EVERT MORREN (EVERT
KEUYT), geb. ca 1610 (?),
gemachtigde-schuldeiser (1639), pachtboer (1648, postume vermelding
1655), veehouder (1648, postume vermelding 1655), akkerbouwer (1648, postume
vermelding 1655), bierbrouwer (?), ovl. tussen 23-03-1650 en 26-01-1655, zoon
van Morre Jans en …
Voor informatie over Janne Beerts en Evert Morren zie PrinsOldebroekKampen, Generatie III, onder
IIIb.
IIIb NEELTIEN BEERTS, geb.
vóór ca. 1626, ovl. tussen 05-11-1668 en 01-08-1674, tr. vóór 1644
ARENT
GERRITSEN STANGE (ARENT GERRITSEN, ARNT GERRITSEN), geb.
vóór 1622, gerichtsman (1647), landbouwer (1648), koster (1648, 1654), gemachtigde
voor het gericht (1650, 1651, 1652, 1654, 1657, 1658, 1659), ovl. na 01-08-1674,
zoon van Gerrit … en ….
Uit dit huwelijk is geboren:
Gerrit
Arentsen Stange, geb. vóór 1644/ca. 1646.
Arent Gerritsen Stange tr. Oldebroek 05-01-1640 Hille Beerts. Hille
Beerts is geb. vóór ca. 1622, ovl. vóór 1644/ca. 1646, dochter van Beert NN en …
Zijn Hille Beerts en
Neeltien Beerts zussen?
Arent Gerritsen Stange hertr. Oldebroek 01-08-1674 Grietjen Jans.
Grietjen Jans is geb. vóór ca. 1656, ovl. na 01-08-1674, dochter van Jan … en …
Arent Gerritsen Stange is koster van Oldebroek geworden na
08-03-1632. Oldebroek 08-03-1632: Hend[rick]
Hendricksen is koster deses ampts.
[5]
Oldebroek 02-07-1639: A.
Stang is trouwgetuige. Op 02-07-1639 trouwen in Oldebroek Henrick Ponagenarius en Judice Moge Feyth.
Oldebroek 05-01-1640: Arent
Stange tr. Hille Beerts.
Oldebroek 17-01-1646: Beerent
Gerritsen Stange tr. Anna Witten. Beerent
Gerritsen Stange is een broer van Arent
Gerritsen Stange.
Oldebroek
11-10-1647: Arnt Gerritsen is gerichtsman
van Oldebroek. [6]
Op 23-03-1648 laten Beert Francksen den olden en Alijdt
Reijnerts, zijn vrouw, hun paarden, koeien, jonge beesten, wagen, ploeg,
varkens, hooi en huisraad veilen. Arnt Gerritsen, koster,
schoonzoon van Beert Francksen den olden, koopt een saetkorff voor een gulden en acht stuivers. [7]
De weduwe en erfgenamen van Beert Francksen den olden laten op
09-06-1648 zeven roggeoogsten veilen. Arnt
Gerritsen, koster, biedt op drie roggeoogsten en koopt voor 47 gulden en 10
stuivers de roggeoogst van die twee ackeren
van den wech. [8]
Op de veiling van verscheidene roggeoogsten staan Arnt Gerritsen, koster, en Jan Franckesen borg voor Henrick Gerritsen. [9]
Arent Gerritsen Stange treedt tussen 1650 en 1659 in diverse
civiele zaken voor het gericht van Oldebroek op als gemachtige. [10]
Oldebroek 21-03-1650: Arnt
Gerritsen Stange en Beert Francksen
staan borg voor het erfhuis van Bijgjen
Hendricks. [11]
Oldebroek 01-05-1651: Arnt
Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van zijn broer Berent Gerritsen. [12]
Oldebroek 20-01-1653: Arnt
Gerritsen Stange legt een verklaring af over wat Hendrickjen Cornelis heeft gezegd in het huis van Harman Hulleman. [13]
Oldebroek 13-07-1654: Het
gerichte heeft die saeck tusschen Peter (doorgehaald: Gerritsen) Jansen ende Arnt Gerritsen koster als volm[achtiger]
van[den] aenleggers mede erfgenaemen uitgestelt tot den naesten. Actcu[m] ut supra. [14]
Arent Gerritsen Stange wordt bij een regeling in 1655 genoemd als oom van de kinderen van Evert
Morren en Janne Beerts, zie PrinsOldebroekKampen, Generatie III, onder IIIb. [15]
Arent Gerritsen Stange eist drie schepel haver van Morre Jans, de
vader van zijn overleden zwager Evert Morren. De eis van Arent Gerritsen Stange
wordt toegewezen.
Arent
Gerritsen verschijnt als eiser in een civiele zaak voor het gericht,
19-02-1657.
In hedendaags
Nederlands:
Op
19 februari 1657 heeft de richter
(e doorgehaald: geri) Arnt Feith zitting gehouden. Uitspraak gerichtslieden
Beert Francksen, Jan Andreessen, Albert Tijssen, Geurt Hendricksen en Hendrick Simensen.
…
In de zaak van Arent Gerritsen, eiser
ter ene zijde, ende Morre Jans,
verweerder ter andere zijde, oordeelt het gericht, dat de verweerder gehouden
is de geëiste drie schepel haver te betalen aan de eiser. Verhandeld als
hierboven beschreven.
De oorspronkelijke tekst
luidt:
Den 19 februaqry 1657 heeft die richter (e doorgehaald: geri) Arnt Feith
gerichte gehouden. Oirconde gerichtsluiden Beert Francksen, Jan Andreessen,
Albert Tijssen, Geurt Hendricksen ende
Hendrick Simensen.
…
In saecken van Arent Gerritsen,
aenlegger ter eenre, ende Morre
Jans, verweerder ter andere zyeden, verstaet het gerichte, dat den verweerder
gehouden is die geeyste dree schepel haeveren te betaelen aen den aenlegger.
Actum ut supra. [16]
Oldebroek
05-11-1668: Neeltien Beerts en Arent Gerritsen Stange dragen de helft van negen
gresen land in Oosterwolde, genaamd ’t Sije, over aan hun zoon Gerrit Arentsen
Stange. Het perceel grenst aan (oost) de Grote Woldweg, (zuid) land van de
erfgenamen van Cornelis Wichmans, (west) de Winterdijk en (noord) het
geestelijk gasthuis.
De
oorspronkelijke tekst luidt:
De helfte van 9 gresen landt gen. 't
Sije, daer oost de woltweg, zuydt de erfgen. van Cornelis Wichmans, west de
Winterdijck, noort het geestelick gasthuis naest gelandet is , toebehorende
Arent Gerritsen Stange en Neeltien Beerts echtel.
Anno 1668 den 5 nov getransp. en opgedragen aen en ten behoeve van desselfs
soen Gerrit Arentsen Stange geregistr. den 23 mey 1690
Noch 2 gresen landt daervan coperen de andere gedeelten oock sijn posiderende,
palende en gehorende onder die bovengem. 9 gresen in de bepalinge als daer is
geseidt
Toebehorende Grietje Jans Hardenberg ofte Gryte van Kuynders
Anno 1683 den 24 sept getrasp. Enopgedragen aen Gerrit Aertsen custer int
Oldebroek en Eese Herms echtel. geregistr den 23 mey 1690. [17]
Oldebroek
01-08-1674: Arent Gerritsen Stange
tr. Grietjen Jans.
Gerrit
Arentsen Stange, een zoon van Arent Gerritsen Stange, tr. Oldebroek 13-05-1677
Eesjen Harmens Stange. Eesjen Harmens Stange (Effe Hermsen) is geb. …, ovl. na
16-08-1694, dochter van Harmen … en …
Oldebroek
13-05-1677: Gerrit Arentsz Stanghe
tr. Eesjen Harmens Stange.
Gerrit Arentsen Stange is koster van Oldebroek (1679, 1694, 1696, 1700, 1701, 1702, 1703, 1704). [18]
Noten bij Bijlage 1. Het gezin van Beert Francksen den olden.
1. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 16-11-1629, fol. 75, 75vc, 76c.
2. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 26-11-1629, fol. 74, 74v.
3. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 11-11-1647, fol. 43.
4. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 02-12-1647, fol 43v.
5. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634,
inv.nr. 118, 08-03-1632, fol. 165.
6. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 11-10-1647, fol. 41v, 42.
7. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
23-03-1648, fol. 51, 51v, 52, 52v, 53.
8. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.
9. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.
10. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
15-01-1650: Arnt Gerritsen Stange
treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Lubbert Drost. 24-01-1650: Arent Gerritsen treedt in een civiele
zaak op als gemachtige van Lubbert
Aertsen Drost. 01-05-1651: Arnt Gerritsen treedt in een civiele
zaak op als gemachtige van Dirck Petersen. 01-05-1651: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van zijn
broer Berent Gerritsen. 08-01-1652: Arendt Geritsen Stange treedt in een
civiele zaak op als gevolmachtige van Marten
Jochimsen. 08-01-1652: Arendt Geritsen Stange treedt in een
civiele zaak op als gemachtige van Mathias
van Gerven. 19-02-1652: Arent Geritsen treedt in een civiele
zaak op als gemachtige van Beert Nucke. 26-01-1654: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Hendrick Gerritsen Mensen. 16-03-1654: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Anna Gerrits. 13-07-1654: Arnt Gerritsen koster treedt in een civiele zaak op als gemachtige
van eisers. 07-09-1654: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak
op als gemachtige van j[oncke]r Wilhelm
van haeften. 19-02-1657: Arent Gerritsen treedt in een civiele
zaak op als gemachtigde van Gerrit
Hendricksen Coepsen. 28-05-1657: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen. 24-09-1657: Arent Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen. 29-10-1657: Arnt Gerritsen Stange
treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen. 03-12-1657: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen. 17-12-1657: Arnt Gerritsen Stange
treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen. 04-03-1658: Arnt Gerritsen treedt in een civiele
zaak op als gemachtigde van Barbar en
Gerrichjen Jaspars. 25-03-1658: Arnt Gerritsen Stange treedt
in een civiele zaak op als gemachtigde van Barbar
en Gerrichjen Jaspars. 06-05-1658: Arnt Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen. 25-11-1658: Arnt Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Harmen Jansens soone. 03-02-1659: Arnt Gerritsen Stange
treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Hendrick Glauwe. 08-12-1659:
Arent Gerritsen treedt in een civiele
zaak op als gemachtigde van doctor
Borneman.
11. Transcriptie
civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120,
21-03-1650, fol. 73.
12. Transcriptie civiele rechtspraak in
het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 01-05-1651, fol. 82.
13. Transcriptie civiele rechtspraak in
het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 20-01-1653, fol. 99v.
14. Transcriptie civiele rechtspraak in
het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 106.
15. Transcriptie civiele rechtspraak in
het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.
16. Transcriptie civiele rechtspraak in het
Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 19-02-1657, fol. 115.
17. Uittreksels
protocol van bezwaar ORA Doornspijk 1675-1733, H. Fikse, Oosterwolde, fiche 18.
18. Transcriptie van de protocollen van
vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P.
Zunderman 2000, 30-05-1679, fol. 36, 16-08-1694, fol. 97. Transcriptie van de
protocollen van vrijwillige rechtspraak van Oldebroek, 1699-1735, inv. nr. 193,
door P. Zunderman 2000,
27-12-1700, fol. 154, 21-07-1701, fol. 160, 29-04-1702, fol. 173, 17-12-1703,
fol. 183, 02-01-1704, fol. 183v. Transcriptie van en index op het kohier
van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1696, ORA Inv. nr. 58
Richterambt, door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 20: “Gerrits
Arents Stange custos 5 - 1 - 0 idem van 4 mergen 2 - 16 - 0.”