GENERATIE III                                                                                                                29-11-2020

 

IIIa JAN MORREN (van II), geb. ca. 1610 (?), ovl. na 22-06-1677.

 

Een Jan Morren tr. Oldebroek 21-12-1633 Cornelisje Jans. Cornelisje Jans is geb. (?), ovl. (?), dochter van Jan … en …

 

Het is niet duidelijk of het hier gaat om Jan Morren, de zoon van Morre Jans, die voorkomt in het protocol van 22-06-1677.

 

Een Jan Morren laat in Oldebroek drie dochters dopen:

 

Aeltien Jans, ged. Oldebroek 04-02-1663.

Gerrichien Jans, ged. Oldebroek 14-06-1665.

Aeltien Jans, ged. Oldebroek 15-01-1668.

 

Het is niet duidelijk of het hier gaat om Jan Morren, de zoon van Morre Jans, die voorkomt in het protocol van 22-06-1677. Bij geen van de voornoemde doopinschrijvingen is de naam van de moeder vermeld. [1]

 

Oldebroek 22-03-1676: Evert Morren, de broer van Jan Morren, werd ook Evert Keuyt genoemd. De koster van Oldebroek noteerde bij de inschrijving van Henric Evertsen Prinsjen en Geertjen Thymans, als leden van de Gereformeerde Kerk, dat Hendrik Evertsen Prins een zoon is van Evert Keuyt, zie IIIb.

 

De namen Keut en Keuyt komen nog een enkele keer voor in Oldebroek, beide keren in combinatie met de voornaam Jan:

 

Oldebroek 16-05-1669: ged. 16 Maij Jan keut sijn dogter Swaentien

 

Oldebroek 28-01-1672: ged. Den 28 Jan. Garrit ouders Jan Keuyt en Aertjen, uxor.

 

Terwijl het duidelijk is Evert Morren dezelfde is als Evert Keuyt staat allerminst vast dat Jan Morren dezelfde is als de hiervoor genoemde Jan Keut en Jan Keuyt.

 

 

IIIb EVERT MORREN (EVERT KEUYT) (van II), geb. ca 1610 (?), gemachtigde-schuldeiser (1639), pachtboer (1648, postume vermelding 1655), veehouder (1648, postume vermelding 1655), akkerbouwer (1648, postume vermelding 1655), bierbrouwer  (?), ovl. tussen 23-03-1650 en 26-01-1655, tr. Oldebroek 16-03-1634

 

JANNE (JANNEKEN) BEERTS, geb. ca. 1610 (?), ovl. vóór 26-01-1655, vermoedelijk kort vóór deze datum, tussen eind 1654 en 26-01-1655, dochter van Beert Francksen den olden en ...

 

Uit dit huwelijk zijn geboren:

 

Dibbolt Evertsen, geb. tussen  1634 en 1652, volgt IVa.

Hendrik Evertsen Prins, geb. tussen 1634 en 1652, volgt IVb.

Jan Evertsen, geb. tussen 1634 en 1652, ovl. na 22-06-1677, volgt IVc.

Gerrit Evertsen, geb. tussen 1634 en 1652, volgt IVd.

 

Oldebroek 16-03-1634: Evert Morre tr. Janneken Beerts.

 

Inschrijving van het huwelijk van Evert Morren en Janne Beerts in het trouwboek van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 16 maart 1634.

 

Inschrijving van het huwelijk van Evert Morren en Janne Beerts in het trouwboek van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 16 maart 1634.

 

 

Dibbolt, Hendrik, Jan en Gerrit zijn vóór 1652 geboren. Als zij in 1677 verschijnen voor de richter van Oldebroek zijn zij meerderjarig. Richter Dibbolt Feith noemt hen in deze volgorde. Wellicht noteerde de richter de vier zonen van Evert Morren in de volgorde van hun leeftijd, van oud naar jong. Jan en Gerrit zijn vermoedelijk nog niet getrouwd: hun partners zijn niet in het protocol vermeld.

 

“Dibbolt” is mogelijk ontstaan vanuit de middeleeuwse naam ”Diepold”. De naam “Dibbolt” komt in zeventiende eeuwse archiefstukken uit Oldebroek nauwelijks voor, buiten de vele keren dat richter Dibbolt Feith (1637-1693) in diverse protocollen zijn sporen naliet.

 

Mogelijk hebben Evert Morren en Janne Beerts meer kinderen gehad. Gelet op de traditionele wijze van vernoemen - ouders gaven de namen van hun eigen ouders door aan hun kinderen - zouden zij nog een zoon met de naam Morre gehad kunnen hebben, genoemd naar Morre Jans, de vader van Evert Morren. Hoe dit ook is geweest, eventuele andere kinderen van Evert Morren en Janne Beerts zijn vóór 22-06-1677 overleden zonder nakomelingen na te laten.

 

In 1655, als Evert Morren en Janne Beerts zijn overleden, zijn de kinderen gerechtigd op een erf van jonkheer Arent van Wijnbergen gelegen in de Spronk in Oldebroek.

 

 

De Spronk

 

De Spronk bestaat in de eerste helft van de zeventiende eeuw uit enkele boerderijen en een tapperij, genaamd De Eeckelboom. Het gehucht wordt ontsloten door de Bovenheigraaf, ook wel Heijgraeve genoemd, een zandweg waarover boeren hun vee en goederen vervoeren en waarover kennelijk ook genoeg reizigers trekken om De Eeckelboom bestaansrecht te geven.

 

Adellijke families, zoals de families Van Lauwick, Van Middachten, Van Sallant en Van Wijnbergen, hebben hier leengoederen en erven en landerijen en verpachten deze aan boeren. Deze pachters hebben in enkele gevallen ook zelf land in eigendom. Daarnaast zijn er boeren die hun behuizing, erf en land geheel in eigendom hebben. Op de akkers verbouwen zij boekweit, haver en rogge. Is sprake van pacht dan wordt deze met een deel van de opbrengst of in goederen voldaan. In 1632 pacht een boer 5 schepel zaailand waarvoor hij 5½ mud rogge afdraagt. Dezelfde boer pacht nog eens 5½ schepel zaailand tegen een pacht van 3 mud en 1 schepel rogge en 3 schepel boekweit. Ook kan de pacht bestaan hebben uit de afdracht van één derde deel van de oogst.

 

Daarnaast is sprake van kleinschalige veeteelt. Zo worden (melk)koeien (zwartbont en roodbont), paarden, schapen en varkens gehouden. In de Spronk liggen ook enkele weilanden. Hooi kan van korte afstand worden aangevoerd. Het landschap bestaat verder uit boomgaarden en hakbossen. Men jaagt, in 1628 is het schieten van een haas op andermans erf een kwestie die voor de richter wordt gebracht. Aan bijenteelt wordt ook gedaan, de bijen maken zo de nabijgelegen heidevelden tot nut.

 

De kinderen gaan naar school, althans in 1633 verlangen twee voogden dat een niet onbemiddelde boer, kort geleden weduwnaar geworden, ervoor zorgt dat zijn dochter en zoon leren lezen en schrijven. Kleding is, zeker ten opzichte van andere goederen, in de tijd van Evert Morren kostbaar. Vrouwen dragen kleding van linnen, ook genoemd: een zwarte rok, een schort en als lijfsieraden een zilveren riem, zilveren kledinghaken en een tas met een zilveren knoop. Nog in gebruik is het dragen van losse mouwen. Deze zijn gemaakt van trijp: een weefsel van linnen of katoen in combinatie met wol en met de uitstraling van een minder soort fluweel. Als schoeisel worden muilen genoemd.

 

Hendrick Willemsen, die in de Spronk woont, koopt in 1635 op een gerechtelijke veiling tapperij De Eeckelboom. Drie jaar later heeft Maes Gerritsen, de biertapper, nog steeds geen huur of rente aan Willemsen betaald. De afspraak was een afdracht van 25 stuivers per getapte ton bier of, naar keuze van de tapper, een afkoopsom van 28 gulden voor alle bier die hij zou tappen. Maes Gerritsen tapte genoeg bier, kennelijk meer dan 22 tonnen, om bij de afkoopsom het meeste voordeel te hebben. De richter oordeelde dat de biertapper die huursom had te voldoen. [2]

 

De Eeckelboom (De Eikelboom) was in de zeventiende eeuw een begrip, het was de naam van een tapperij/herberg/logement. In archiefstukken uit die tijd wordt de naam heel vaak genoemd omdat in de herberg allerlei transacties werden afgehandeld. [3]

 

 

een deel van de topografische militaire kaart uit 1872 waarop is afgebeeld de spronk bij mulligen in oldebroek waar 
boerderij de heetkamp stond waar evert morren alias evert keuyt, vader van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw woonde

De Spronk. Topografische Militaire Kaart (Bonneblad) 1872.

 

 

een foto uit 2013 van de bovenheigraaf in oldebroek, ter plaatse van de spronk, waar boerderij de heetkamp stond waar evert morren alias 
evert keuyt, vader van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw woonde

Foto. Bovenheigraaf ter plaatse van de Spronk, 25-12-2013.

 

 

een foto uit 2012 van de woning de oude eikelboom, ter plaatse van de spronk in oldebroek, welke naam verwijst naar tapperij de eikelboom 
vlakbij boerderij de heetkamp waar evert morren alias evert keuyt, vader van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw woonde

Foto. De Oude Eikelboom in de Spronk, 11-03-2012.

 

 

een foto uit 2012 van de woning de oude eikelboom, ter plaatse van de spronk in oldebroek, welke naam verwijst naar tapperij de eikelboom 
vlakbij boerderij de heetkamp waar evert morren alias evert keuyt, vader van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw woonde

Foto. De Oude Eikelboom in de Spronk, 11-03-2012.

 

De boerderij in de Spronk, waarop de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts in 1655 gerechtigd zijn, heeft Evert Morren geleidelijk van zijn schoonvader overgenomen. Dit moet gebeurd zijn tussen 1634, het jaar waarin Evert Morren en Janne Beerts trouwen, en 1655, het jaar waarin de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts de boerderij verlaten.

 

In 1655 wordt gesteld dat Evert Morren het land van de boerderij in de Spronk in gedeelten heeft ontvangen, in een minder goede staat of met een daaraan toegevoegde waarde waarvoor hij naar raming van zijn schoonvader heeft moeten betalen. In een protocol van de richter uit 1655 staat:

 

voerdragende, dat haer vader Evert Morren voers[chreven] het landt van t’ erve voermaels stuckse wijse ontfangende, ofte t’ selve maeger heeft aengetast, ofte daer in t’selve noch eenige gunst is geweest, die selve na æstimatie van sijn vrouwen vader heeft moeten coepen en[de] aennemen. [4]

 

Wie is de hier genoemde schoonvader van Evert Morren? Door zijn dochter Janne Beerts (Janne, de dochter van Beert) weten wij dat hij zijn voornaam Beert is. Beert is echter een veelvoorkomende voornaam in Oldebroek in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Een bron waar in staat welke Beert vader is van Janne Beerts is niet gevonden. Een nader onderzoek heeft wel wat aan het licht gebracht.

 

In 1648 pacht Evert Morren een erf van Jan/Johan van Wijnbergen, die in Deventer woont. Het gaat om een huis en hof van een ¼ morgen, 5 mudde akkerland waarop rogge wordt verbouwd en ca. 11 morgen akkerland waarop haver wordt verbouwd. Evert Morren pacht ook 2 morgen hooiland van Herman Alberts die dit land pacht van Aeltje van Eck. In het kohier van de verponding uit 1648 staat:

 

Jan van Wijnbergen te Deventer, eygener, en Evert Morren, pachter van huys, hoff, van ¼ mergen, 5 mudde roggelandts, tientvrij, ongeveer 11 mergen haverlant 8 - 0 - 0

 

Aeltje van Eck, eygenersse, en Herman Alberts, pachter van 8 mergen hoey en weylandt voor 4 g[u]l[de]n 5 st[uiver]s de mergen, Herman Alberts hiervan 2½ mergen hoeylants voor 5½ d[ae]l[e]r de mergen. Evert Morren twe mergen hoeylandts voor 6 d[ae]l[e]r de mergen. Henrick Rijcxen 3½ mergen weylandts tins en schattinge tot des eygeners laste 54 - 1 - 0 [5]

 

De familie Van Wijnbergen had generaties lang bezit in en bij Oldebroek. Zo werd Landgoed Morren bij Oosterwolde rond ca. 1600 Wijnsbergen erve genoemd naar de toenmalige bezitter.

 

Volgens een andere bron, ook uit 1648, heeft een Van Wijnbergen een goed op de Heetkamp bij de Spronk in Oldebroek. In dat jaar laten de weduwe en de erfgenamen van Beert Francksen den olden roggeoogsten veilen, waaronder zeven schepel behoirende bij Wijnbargens goet op den Heetcamp. Ook Evert Morren biedt mee. In een protocol van de richter uit 1648 staat:

 

Noch seeven schepel landts ongeveer t Stuick

genaemt, behoirende bij Wijnbargens goet op den

Heetcamp, is gemijnt bij Drees Jacobsen voor               56 - 0 - 0

Ende daerop gehoocht                                                         7 - 0 - ....

Evert Morre gehoocht                                                           5 - 0 - ....

Noch Evert Morre gehoocht                                                 2 - 0 - ....

Otto Andrees gehoocht                                                        1 - 0 - ....

Ende hiermede den slach                                   Facit       71 - 0 - ....

Burgen voor Otto Andreesen: Beert Rijcksen en[de] Drees Aeltsen. [6]

 

De Heetkamp is een Gelders leengoed dat via diverse afsplitsingen is ontstaan uit het oorspronkelijke leengoed Mulligen. Informatie over Gelderse leenmannen en hun pachters is te vinden in het archief van de Leenkamer van Gelre en Zutphen. Hieruit blijkt dat Jan/Johan van Wijnbergen het eigendom van de Heetkamp in 1636 overneemt van Arnolt to Boeckop. Deze Arnolt to Boeckop is in 1634 met de Heetkamp beleend waar toen Beert Francks op woonde.

 

Van de Oldencamp is afgespleten … De Heetkamp (heidekamp) daar Beernt Francks op woont, met zijn toebehoren van hoog en laagland met huis en erf en een kleine erfenis aan de boven- en benedenmolen, waarmee in 1634 beleend was Arnolt to Boeckop, die het in 1636 overdraagt aan Johan van Wijnbergen, die het in 1657 overdraagt aan zijn zoon Johan, die het weer in 1671 overdraagt aan Warner toe Boecop. … [7]

 

In 1648 wordt Evert Morren aangeslagen voor een boerderij (een huys en hoff) en Beert Francksen den olden niet. Beert Francksen den olden wordt in 1648 enkel aangeslagen voor akkerland waarop haver wordt verbouwd. Dit akkerland, 2 morgen over den dijck, is verpacht aan Jan Dircx den jongen. In het kohier van de verponding uit 1648 staat:

 

Beert Franckesen den olden, eygener, en Jan Dircx den jongen, pachter van 2 mergen haeverlants over den dijck voor 7 gulden

7 - 0 - 0

de schattinge tot des eygeners laste [8]

 

In de eerste helft van de zeventiende eeuw hebben slechts twee inwoners van Oldebroek de naam Beert Francksen:

 

Beert Francksen den olden

 

Beert Francksen de jonge

 

Daar waar in de protocollen van de richter van Oldebroek de toevoegingen den olden en de jonge ontbreken, kan veelal uit het verband opgemaakt worden welke Beert Francksen is bedoeld, den olden of de jonge. De richter zelf zal het onderscheid scherp voor ogen hebben gehad.

 

Beert Francksen den olden overlijdt tussen 23-03-1648 en 09-06-1648. Hierna is direct duidelijk wie met Beert Francksen wordt bedoeld. De toevoeging de jonge raakt in ongebruik.

 

Hieruit volgt dat Beert Francksen den olden de vader is van Janne Beerts. Beert Francksen den olden is vóór 1627 op de Heetkamp gaan wonen.

 

In de schatcedul van Over-Veluwe (en Veluwezoom) van 1627 wordt genoemd:

 

Pechteren

 

… Beert Francken op den Heetcamp                                      i  [9]

 

Beert Francksen den olden pacht in 1634 de Heetkamp van Arnolt to Boeckop en na 1636 van Jan/Johan van Wijnbergen. Evert Morren neemt de pacht van de Heetkamp geleidelijk over na zijn huwelijk met Janne Beerts in 1634 maar Beert Francksen den olden blijft een belang houden in de Heetkamp: hij heeft nog recht op verscheidene roggeoogsten tot aan zijn overlijden tussen 23-03-1648 en 09-06-1648. Vóór of in 1648 neemt Evert Morren de pacht van de Heetkamp geheel over.

 

Voor het gezin van Beert Francksen den olden zie Bijlage 1. Het gezin van Beert Francksen den olden (na de noten).

                                                                                          

De Heetkamp was een ontginningsboerderij in de Spronk. Vanouds maakte de boerderij deel uit van het hof en goed Mulligen in Oldebroek. De boerderij lag ten noorden van de Bovenheigraaf en ten oosten van tapperij De Eeckelboom. [10] De naam is afgeleid van de veldnaam Heetkamp en heeft de betekenis “perceel ontgonnen heidegrond”. In 1636 wordt in een leenakte het hooge ende leege landt bij de boerderij genoemd. [12]

 

Het hof en goed Mulligen in Oldebroek is een Gelders leengoed dat in de loop de jaren in kleinere leengoederen is opgedeeld. Mulligen, aan de route Elburg-Heerde-Deventer, wordt geleidelijk een centrum van ontginningsactiviteiten. Er worden wegen aangelegd om de ontginningsgebieden ten westen en ten noorden van Mulligen te ontsluiten. [13]

 

 

een deel van de topografische militaire kaart uit de jaren 1830 tot 1850 waarop is afgebeeld mulligen en boerderij de heetkamp in oldebroek 
waar evert morren alias evert keuyt, vader van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw woonde

Mulligen en De Heetkamp. Topografische Militaire Kaart (Nettekening) 1830-1850. De Heetkamp is aangegeven met twee rode blokjes achter de naam de Heetkamp.

 

Volgens Harmen van de Streek (1934-2020) was De Heetkamp in de twintigste eeuw een pachtboerderij. Het gebied achter de boerderij, ten oosten van het huis De Ekelenburg tot aan De Heetkamp, noemde men ’t plaggenveld. Van iemand die hier woonde werd gezegd “hij woent in ‘t plaggenveld”.

Een dokter uit ’s-Gravenhage was eigenaar van boerderij de Heetkamp en verpachtte deze. Pachters van de Heetkamp waren landbouwer en varkenskoopman Hendrik Koster (1849-1928) en later zijn schoonzoon Willem Fikse (1903-1963).

Een latere pachter van de boerderij was Gerrit Wolfsen. De familie Wolfsen had twee voormalige kippenschuren bij de boerderij laten ombouwen tot vakantiewoningen voor de verhuur. In de loop der jaren zijn enkele percelen van de Heetkamp afgesplitst om de bouw van woningen langs de Bovenheigraaf mogelijk te maken.

Boerderij de Heetkamp is in 1965 geheel afgebrand. Daarna is op deze locatie een vrijstaande woning gebouwd. In 2014 heeft deze woning de naam “de Lindenhof” en het adres Bovenheigraaf 26.

De Bovenheigraaf was eeuwenlang een belangrijke weg, weliswaar een zandweg, tussen de Veluwse zandverstuivingen en de Zuiderzee. Over de Bovenheigraaf werd het verkeer tussen het westen en oosten van Nederland afgewikkeld. Het belang van deze route kan als volgt worden geïllustreerd:

Harmen van de Streek vertelde dat hij, toen hij jong was, zijn oma Lubbetje van de Streek-van Boven (1858-1947), heeft horen vertellen dat zij, toen zij een klein meisje was, van Willem van den Brink van de Hogebrink hoorde, toen een Oldebroeker op leeftijd, dat hij gezien heeft dat de Fransen over de Bovenheigraaf zijn weggetrokken.

De verdrijving van de Franse legers na de mislukte veldtocht naar Rusland … dat was in 1813!

Is de voornoemde Willem van den Brink van de Hogebrink dezelfde als de Willem van den Brink uit Oldebroek, geboren in 1794 en overleden in 1885, dan kan hij op 18 of 19 jarige leeftijd de aftocht van de Fransen hebben gezien.

Harmen van de Streek zei dat hij nooit een aanleiding had dit verhaal van zijn oma over het wegtrekken van de Fransen met anderen te delen: “Niemand heeft mij er ooit om gevraagd.” [13]

 

 

een luchtfoto uit 2011 van de spronk, de oude eikelboom en de lindenhof, voorheen boerderij de heetkamp in oldebroek waar evert morren alias 
evert keuyt, vader van  hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw woonde

De Spronk, De Oude Eikelboom en De Lindenhof (voorheen De Heetkamp), situatie 2011.

 

Mulligen

Deze landstreek, in het zuidoostelijke deel van kerkelijk Oldebroek is het oudst bekende deel van onze gemeente, terwijl het meest zuidelijke deel hiervan ook nog behoorde tot het richterambt Heerde. Op deze plaats, ten zuidoosten van het Bovenveen, moet in de eerste eeuwen van onze jaartelling een romeinse legerplaats geweest zijn. Zo'n legerplaats noemden de Romeinen "Millingen". 't Is natuurlijk een versterkte legerplaats geweest, er moeten nog stenen in de grond zitten, die aan oude funderingen doen denken, en zo'n versterkte plaats zal andere mensen aangetrokken hebben, die in deze omgeving woning en onderhoud zochten.

 

Ook nadat de Romeinen uit deze streken vertrokken waren, bleef de naam bestaan en verbasterde tot Mulligen, en met dat vertrek zullen anderen vertrokken zijn, maar sommigen zullen toch ook gebleven zijn. Ze zullen in hoofdzaak geleefd hebben van de jacht en van wat bebouwbare grond op kon brengen. Toen later de van elders komende kolonisten, vooral in tijden van watersnood, ook de hogere gronden hebben opgezocht en misschien sommige daarvan voorgoed gebleven zijn, breidde de bewoonde streek zich nogal uit en was Mulligen veel groter dan er nu onder begrepen wordt. Er worden geen maten genoemd in de oude acten maar ik denk dat Mulligen in het westen kwam tot de oostkant van het dorp, want ook de voor enkele jaren afgebroken bovenmolen behoorde er nog bij; in het noorden -denk ik- kwam het tot de waterheigraaf, in het oosten tot zo ongeveer, waar nu de Looweg is en in het zuiden tot de onvruchtbare zandstreken, die "dunen" worden genoemd, wat wel duinen, stuifzanden, zal betekenen. Er is daar ook nog een streek, die het Stuivezand heet, aan de oostkant van het Loo.

 

Dat er betrekkingen hebben bestaan met de Friese kolonisten, blijkt wel, volgens mij, uit het feit dat Mulligen in de jaren 1300 in het bezit was van een klooster in Friesland, het klooster "Floercampe" bij Bolsward. Er heeft op Mulligen wel een gebouw gestaan, maar Gé Wentzel, die veel heeft onderzocht, verzekerde mij dat het geen klooster geweest is. Toen er geleidelijk aan dijken gemaakt werden (1100-1200) voor bescherming tegen het zeewater bij hoge vloeden, zal het klooster in Friesland wel minder belang bij Mulligen gehad hebben en werd dit in 1393 verkocht aan de graaf van Gelre, als blijkt uit een acte van 9 november 1393, dat deze ... "den hof tot Mullinghem mit alle stukken als zulker erfenisse als daartoe behoort, gelegen in uwen lande van Veluwe ende kirspel van Aldenbruck gekoft heeft tegen de abde ende convente van Floercampe in Vrieslant."

In deze acte komt ook voor de belening van dit goed aan Arnt to Boeckop, ok wel geschreven Arnold van Boekholt. Hierna volgt een staat van het verdere verloop van dit goed onder de erfgenamen en verdere familie. In 1393 is dan leenman Arnt to Boeckop, die het in 1403 overdraagt aan zijn zoon Arnt II, deze weer aan zijn zoon Arnt III in 1428 en deze weer aan zijn zoon Arnt IV in 1456 en deze weer aan zijn zoon Arnt V in 1501. Deze draagt het weer over aan zijn zoon Sweder to Boeckop in 1567, die wordt opgevolgd in 1582 door zijn zuster Arntgen; na haar komt haar zoon Jurriën van Middachten in 1598; deze draagt het leen weer over in 1635 aan zijn zwager Oliphier
en deze weer in 1655 aan zijn vrouw Henrica van Middachten.

 

Dan is afgespleten van het oorspronkelijke leengoed: "Een erf en goet in de buyrschap Spronk gelegen, met tienden en alle toebehoren, daar Derck Francquessen nu ter tijd op woont, die wintmolen aldaar, mitsgaders het goed, genaamd "De Heytkamp” aldaar, naast herf voornoemt gelegen, wie dezelve percelen voor onverdenckelicke jaren rouwelic gepossideerd ende gebruikt zijn van Sweder to Boeckop ende zijn zoon Arnolt tot een besonder leen ontfangen bij Arnolt to Boeckop in 1634. Zijn zoon Johan erft dit in 1645, waarna het overgaat aan diens zoon Wijnant in 1681, waarna het weer overgaat aan diens broeder Cornelis in 1711 en daarna weer op diens zuster Marianne to Boeckop in 1713. …

 

Van dit leen is afgespleten "Den Oldenkamp" met toebehoren Plaggeveld en 5 morgen weiland, de Cleyne Schutte en een kleine erfenis aan de boven en benedenmolen en beleent aan Arnt to Boeckop de jongste in 1636, dan komt het aan diens dochter Barbara in 1659, die gehuwd is met Lambert Glauwe, en dan erft Warner to Boeckop in 1670 van zijn tante Barbara, hem volgt in 1709 zijn zoon Hendrik to Boeckop, op en deze draagt dit in 1720 op aan Joost Walraven to Boeckop, die gehuwd is met Maria Geertruid Businet, die dat weer overdragen in 1724 aan Clasina Adriana to Boeckop, die een dochter is van Hendrik Aernt. …

 

Van de Oldencamp is afgespleten … De Heetkamp (heidekamp) daar Beernt Francks op woont, met zijn toebehoren van hoog en laagland met huis en erf en een kleine erfenis aan de boven- en benedenmolen, waarmee in 1634 beleend was Arnolt to Boeckop, die het in 1636 overdraagt aan Johan van Wijnbergen, die het in 1657 overdraagt aan zijn zoon Johan, die het weer in 1671 overdraagt aan Warner toe Boecop. …

 

Zoals blijkt komen meerdere stukken van het oorspronkelijke Mulligen in de latere jaren van 1700, weer bij een persoon, Gerhard Pronck, en van deze weer bij Abraham Pronck, die dan aan landerijen bezit, wat in de vorig eeuw tot de Ekelenburg behoorde. De naam Ekelenburg komt niet in de door mij geziene leenbrieven voor, maar de naam Eikelboom wel en beide waren gedeelten van het vroegere Mulligen.

 

De boerderij op de Ekelenburg is volgens de jaartalankers in de voorgevel, gebouwd in 1774, volgens een oude foto, waarop de boerderij ook gedeeltelijk voorkomt. Het landhuis is later gebouwd, maar wel voor 1798, want met een volkstelling in 1798 komt voor dat Abraham Pronk op de Ekelenburg woont en een bezitter van zoveel landerijen, ook op andere plaatsen, zal niet in een boerderij gewoond hebben, zodat dus zeer waarschijnlijk het landhuis voor dat jaar gebouwd is.

 

Wat mij opvalt is dat veel leenmannen vaak maar zo kort in het bezit van hun deel bleven, het ging zo weer over op andere personen. En elke nieuwe leenman, die een deel ter leen kreeg, moest eerst naar Arnhem en daar voor de hertog een eed afleggen. Dat al deze verervingen van de leenmannen van het goed Mulligen, ook wel eens onenigheden meebrachten, blijkt wel hieruit dat, als in 1708 een leen overdraagt, zij de bepaling erbij maakt, dat de ontvanger van het leen, ook de verantwoording op zich moet nemen voor alle gerezen of nog te komen moeilijkheden in verband met de erfenis. … Het schijnt dat die leenmannen hun leengoed bijna als eigendom beschouwden. In de Franse tijd zijn, denk ik, alle leenmannen eigenaars geworden.

 

Van de verschillende namen van boerderijen, zijn sommige nog gangbaar, de Spronk, de Heetkamp, de Eikelboom, de Bovenmolen, maar er zijn er ook, waar moeilijk van te zegen valt waar ze gelegen hebben. Wat de benedenmolen betreft, deze wordt voor 't laatst genoemd in 1709. Deze moet gestaan hebben ten oosten van de Heetkamp, er moet daar op een bepaalde plaats veel steen in de grond zitten, wat de plaats ervan geweest zou kunnen zijn. De bovenmolen is na de oorlog afgebroken, wat ik persoonlijk heel jammer vind. Deze stond er zo mooi tussen de korenakkers. [14]

 

In 1639 machtigen verscheidene schuldeisers Evert Morren om namens hen tegen schuldenaren op te treden. De taken die Evert Morren heeft zijn te vergelijken met die van een deurwaarder.

 

Verscheidene schuldeisers machtigen Evert Morren, 1639.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Evert Morren als gemachtigde van Dirck Willemsen heeft voor (doorgehaald: zijn) de tweede keer de verkoop van de verpande zaak van Jan Baeck gerechtelijk laten afkondigen voor de te verrekenen totaalsom van een krediet van duizendeenhonderdvierentwintig gulden, zoals hiervoor is te zien bij de eerste gerechtelijke afkondiging van de verkoop op 5 april 1639. Verhandeld te Oldebroek voor de richter en gerichtslieden Wijchman Cornelissen en Evert Aertsen op 20 april 1639.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Evert Morren als volmachtiger van Dirck Willemsen heeft voer (doorgehaald: sijn) die twedemael het pant van Jan Baeck doen opboden ter somme van duisent een hondert vier en twintich guldens ter gueder rekeninge, gelijck vorder te sien bij die eerste opbodinge van den 5e april 1639. Actum Oldebroeck voer den richter end gerichtsluiden Wijchman Cornelissen end Evert Aertsen, den 20e april 1639. [15]

 

In hedendaags Nederlands:

 

De edele Wolter Snelle heeft op grond van een volmacht Evert Morren gemachtigd met recht van substitutie om uit naam van zijn volmachtgevers, Jan van Coelwagen en de kinderen die jonker Herman van Mekeren kreeg bij de weledele juffer Heille van Haefften, en op grond van een executoriaal beslag dat gemelde volmachtgevers zonder daaraan verbonden bezwaren hebben laten leggen,  de weduwe van Albert Hermsen en Reijer Gerritsen aan te zetten tot daadwerkelijke betaling. Hij beloofde dit te bewaken. Verhandeld (doorgehaald: voor) in het gericht (doorgehaald: en gerichtslieden), op  23 mei 1639.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Den edelen Wolter Snelle heeft uut cracht sijner volmacht gesubstitueert Evert Morren om van sijne heeren principalen wegen Jan van Coelwagen end die kynderen van joncker Herman van Mekeren bij die weledele joffer Heille van Haefften erworven, tot die effectuele betalinge thoe te vervolgen sodanighe pendinge als gemelte heeren aen het gerede van die weduwe van Albert Hermsen end Reijer Gerritsen hadden laten doen. Belovende van volcomen waerde te holden. Actum (doorgehaald: voer) in den gerichte (doorgehaald: ende gerichtsluiden), den 23 mey 1639. [15]

 

In hedendaags Nederlands:

 

Evert Morre, als gemachtigde van Willem Hermsen van Campen, heeft de verkoop van de verpande zaak van Lubbert Gerritsen en Toenis Beertsen, die beiden met hun bezittingen garant staan voor de erfgenamen van Egbertgen Aerts, gerechtelijk doen aankondigen om betaling te verkrijgen van een som van dertig gulden wegens afgenomen (gekochte) zaken.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Evert Morre, als volmachtiger van Willem Hermsen van Campen, heeft het pant van Lubbert Gerritsen end Toenis Beertsen, als burgen voer die erffgenaemen van Egbertgen Aerts, gerichtelick doe opboden om te hebben betalinge van een somme van dartich guldens, heerkomende van gehaelde waren. [17]

 

In hedendaags Nederlands:

 

Hendrick Beertsen heeft Evert Morre gemachtigd in de zaak tegen Hendrick Helmichsen, welke zaak dient op 5 september 1639 voor richter Arnt Feith en gerichtslieden Reijer Willemsen en Beert Wijchmansen.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Hendrick Beertsen heeft volmachtich gemaeckt Evert Morre tegens Hendrick Helmichsen, den 5 septembris 1639 voer den richter Arnt Feith ende gerichtsluden Reijer Willemsen end Beert Wijchmansen. [18]

 

In hedendaags Nederlands:

 

Hendrick Helmichsen heeft voor deze (zaak) laten aanhouden Hendrick Beertsen Bosch, en Evert Morre, als gemachtigde van de voornoemde Hendrick Beertsen, wachtende op de eis, stellende dat hij, als deze niet bij het zittende gericht wordt ingediend, door deze instantie zonder kosten mag worden vrijgesproken. Niet voor het gericht verschenen.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Hendrick Helmichsen heeft voer desen doen arrestieren Hendrick Beertsen Bosch, ende Evert Morre, als volmachtiger van Hendrick Beertsen voerschreven, wacht end waert op die aenspraecke, concludierende indien denselven niet en komt bij sittende gerichte, dat hij van dese instantie mach costeloes geabsolviert werden. Non comparuit. [19]

 

In 1643 werkt Dirrichien Morren, een jongere halfzus van Evert Morren, een half jaar als dienstmeid bij Beert Francksen den olden. Op 17-09-1643 trouwt zij in Oldebroek met Evert Willemsen. Een jaar later, in 1644, eist Evert Willemsen van Beert Francksen den olden de betaling van het loon over een half jaar dat zijn vrouw bij Beert Francksen den olden thuis heeft verdiend.

 

Evert Willemsen vordert de helft van 12 rijders, het loon dat voor een jaar is afgesproken, omdat zijn vrouw door haar huwelijk het jaar niet heeft uitgediend. Beert Francksen den olden zegt dat hij niet gehouden is iets te betalen omdat zij eerder is vertrokken dan afgesproken.

 

Het gericht oordeelt dat Beert Francksen den olden aan Dirrichien het loon heeft te betalen naar de tijd dat zij bij hem heeft gewoond.

 

Het is opmerkelijk dat Beert Francksen den olden niet eerder en/of op een andere manier dan via de richter te bewegen was een half jaar loon te betalen aan Dirrichien, zijn dienstmeid die een halfzus is van zijn schoonzoon. span>

 

Evert Willemsen spreeckt aen nae voergaende [ver]bodinge Beert Francksen den olden om te hebben betalinge van een half jaer loens bij sijn vrouwe als meecht sijnen huise [ver]dient, namelick voer twaelff rijders aen gelt end het halve toe stuich, secht dat die selve overmits haer hijlicken het geheele jaer niet heeft uutgedient. Beert Francksen secht dat die maecht buiten tijts uut haer huire gegaen is, ende over sulcx niet geholden is yt te betalen. Het gerichte [ver]claert dat Beert Francksen die maecht haer loen sal betalen nae de tijt dat se daer gewoent heeft. [20]

 

In 1648 heeft Beert Francksen den olden financiële problemen. Op 02-03-1648 legt Drees Aeltsen bij hem beslag om betaling te krijgen van 73 gulden wegens geleend geld en loon. In een protocol staat:

 

Drees Aeltsen heeft doen penden Beert Francksen den olden voor die somme van dree end seventich gulden ter goeder reeckeninge, heerkoemende van geleent gelt en[de] verdient loon. Actum ut supra. [21]

 

In die tijd worden Oldebroek en plaatsen in de omgeving door de pest getroffen. In 1640 verwijst de richter van Oldebroek naar de pestsieckte vande olders end kynderen. [22] De pest heeft een enorme impact op de lokale samenleving en economie. Hele gezinnen komen om. Zo is er in 1656 een grote pestuitbraak in Hattem met 475 doden, ongeveer een derde van de bevolking.

 

De pest leidt tot een uitval van de vraag naar landbouwproducten en een tekort aan arbeidskrachten. Veilig geachte beleggingen blijken niet zo veilig. Had je geld uitstaan bij een gezin dat getroffen werd door de pest dan liep je ineens een veel groter debiteurenrisico. Een direct gevolg van de pest is ook dat schuldeisers zich melden en hun geld opeisen.

 

Beert Francksen den olden is in 1648 op leeftijd. Mogelijk is hij ziek en ziet hij zijn einde naderen. Hij en zijn vrouw Alijdt Reijnerts verkopen op 23-03-1648 hun paarden, koeien, jonge beesten, wagen, ploeg, varkens, hooi en huisraad. Opmerkelijk is dat zij dit alles laten veilen en niet onderhands aan de kinderen overdragen, ook al zou het zijn tegen betaling.

 

Het veilen van vee en goederen kan erop wijzen dat Beert Francksen den olden en zijn vrouw meer geld nodig hebben of willen ontvangen dan de kinderen kunnen bieden. Het kan ook zijn dat sprake is van onenigheid tussen de ouders en de kinderen over de overname van vee en goederen en/of de waarde daarvan.

 

De veiling van 23-03-1648 wordt gehouden in een gelach, vermoedelijk tapperij De Eeckelboom bij de Spronk, schuin tegenover de Heetkamp. Dit was de plaats waar transacties werden afgehandeld. Kennelijk gaan Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts ervan uit dat hun kinderen en zwagers op de veiling zullen meebieden. Zij bepalen dat hun kinderen en hun zwagers zich niet borg mogen stellen, kennelijk ten dienste van eigen belang: een zo hoog mogelijke opbrengst.

 

Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts hebben met deze bepaling een belemmering voor het verkrijgen van de hoogst mogelijke opbrengst willen wegnemen. Immers is een borggever geneigd een toereikende reserve aan te houden voor het geval dat een schuldeiser zich zouden melden. Als kinderen en zwagers op de veiling voor andere kopers borg zouden staan dan lopen zij het risico te worden aangesproken op een koopsom die een andere koper schuldig bleef. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de kinderen en zwagers bij eigen biedingen wat gereserveerder zouden zijn.

 

Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts hebben zoveel mogelijk munt uit hun vee en goederen willen slaan. Daarbij hebben zij nadrukkelijk hun oog laten vallen op de financiële reserves van hun kinderen en zwagers. De kinderen konden enkel nog hopen dat zij een deel van hun betalingen aan de ouders een keer zouden terugzien in de vorm van een erfenis. Dit gold vermoedelijk niet voor de zwagers. Ook zij werden ertoe aangezet een zo hoog mogelijke prijs voor het vee en de goederen te betalen. Niets wijst erop dat de veiling met de naaste familie in goede harmonie is afgestemd.

 

De opbrengst van de veiling van 23-03-1648 is ongeveer 680 gulden..

 

De levende have betreft een zwarte koudbloedmerrie (een trekpaard), een bruine koudbloedmerrie, een zwart gevlekte merrie, een jong bruin paard met een witte vlek (kleiner dan een bles) op het voorhoofd, een witte koe, een zwartbonte koe, nog een zwartbonte koe, een roodbonte koe, een zwarte koe, een roodbonte koe, een rode vaars (een koe van twee jaar die nog geen kalf heeft gehad), nog een rode vaars, een zwartbonte vaars, een stier, een rode pink vaars (een koe van een jaar), een zwartbonte pink vaars, een zwartbonte pink bul (een stier van een jaar), een rood stierkalf, vijf burchten varkens (met “burcht” is kennelijk een plaats bedoeld waar varkens worden gehouden), waaronder de beste burcht, de tweede burcht, de derde burcht, het beste varken en nog een varken, beiden voor de verkoop bestemd en een zeug met negen biggen.

 

Het huisraad betreft een hooiwagen met een onderstel en as, een vork, een lange ladder, een goede wagen met twee touwen, een tweede wagen met een ladder en planken en twee touwen, een ploeg met een ..., een grote ijzeren eg, twee kleine ijzeren eggen, al het hooi in de hooiberg, een slijpsteen, een geweer en een vat, haargereedschap (gereedschap om ander gereedschap te scherpen), nog haargereedschap, touwslagersgereedschap (gereedschap om uit vlas of hennep touw te zwingelen), een zaag en een kleine spijkerboor (een boor om gaten voor spijkers te boren), een slot, een zaaivat, een grote kan, een .... , een greep (mestvork), nog een greep, nog een greep met een schop, twee vlegels (om te dorsen), een ton, een karn (een vat waarin boter wordt gemaakt), een heizeis (een soort houweel om heideplaggen af te slaan), een zaadkorf (een gevlochten mand om zaad in te bewaren), een grote kist (een huismeubel voor de opslag van huishoudelijke goederen en kostbare zaken) en een provisiekast.

 

Evert Morren koopt op de veiling een slijpsteen voor twee gulden en een grote kiste voor drie gulden en vijf stuivers. De slijpsteen en de grote kist kunnen op de Heetkamp blijven staan. Mogelijk heeft Evert Morren hieraan een koopje, een andere koper zou deze zware spullen over doorgaans slechte zandwegen naar elders hebben te vervoeren.

 

Evert Morren koopt ook een roer met een flessche voor vijf gulden. Een roer is een geweer, genoemd naar de min of meer lange loop. Omdat de richter het woord ook gebruikt in andere protocollen is er geen twijfel aan deze betekenis. [23] Met een flessche is bedoeld een vat voor vloeistoffen met een hals, gemaakt om overeind te staan, van glas of van metaal, aardewerk, steen of leer. De betekenis van het woord fles is geleidelijk verschoven van een vat naar een fles van glas zoals wij die nu kennen met een inhoud van ca. één liter.

 

Evert Morren koopt ook een heetsicht voor zestien stuivers. Een heetsicht is een plaggenhak ofwel een heizeis, een soort houweel waarmee op een heetveld (heideveld) plaggen werden afgeslagen. Een zicht was kleiner dan een gewone zeis en groter dan een sikkel, en bestond uit een mes dat licht gebogen was als dat van een gewone zeis, maar kleiner en met een wat meer opwaarts gerichte punt, en uit een kniehoge steel, voorzien van een handvat. Anders dan een gewone zeis werd dit werktuig met één hand gehanteerd. Het plaggen was zwaar werk. De plaggen werden vanwege de humus op het akkerland als meststof gebruikt.

 

twee bladzijden uit de gelderse volksalmanak 1942 met tekst afbeeldingen van een plaggenzicht en plaggenhak om aan te geven wat met een 
heetsicht is bedoeld die evert morren alias evert keuyt, vader van hendrik evertsen prins, in de zeventiende eeuw kocht op een veiling in oldebroek

 

twee bladzijden uit de gelderse volksalmanak 1942 met tekst over heideplaggen naar aanleiding van de koop van een heetsicht, in de 
zeventiende eeuw door evert morren alias evert keuyt, vader van hendrik evertsen prins, op een veiling in oldebroek

 

Geldersche Volksalmanak 1942.

 

Arent Gerritsen Stange, koster van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek en zwager van Evert Morren, koopt op de veiling een saetkorff voor een gulden en acht stuivers.

 

Het is niet bekend of Alijdt Reijnerts, in 1648 de vrouw van Beert Francksen den olden, de moeder is van Janne Beerts. In archiefstukken uit Oldebroek uit de eerste helft van de zeventiende eeuw zijn geen andere vermeldingen van Alijdt Reijnerts gevonden.

 

Veiling van paarden, koeien, jonge beesten, wagen, ploeg, varkens, hooi en huisraad in opdracht van Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts, 23-03-1648.

 

Op voorwaerden hierna beschreven hebben Beert Francksen den olden en[de] Alijdt Reijnerts, echteluiden, na voorgaende publicatie gerichtelick verkocht harer peerden, koijen, jonge beesten, wagen, ploech, verckens, het hoy inden berch, en[de] voorts alderhande huisraet hierna gespecificeert.

 

Die verkopinge sal geschieden bij g[u]l[dens] ad 20 stuivers t stuck, en[de] op yeder g[u]l[den] een stuiv[er] tot rantsoen gereedt te betaelen ofte binnen dree dagen bij dubbelt gelt. Alle parcelen die onder een gulden verkoft worden, sullen mede gereedt, ofte oock binnen dree dagen sonder rantsoen bij dubbelt gelt betaelt worden. Wye yeder parceel eerst bescheidentlick mijnt, sal kooper sijn, maer indien meer als eene te gelijck spraecken, sal men t selve (doorgehaald: parcele) parceel op nieuws mogen afslaen.

 

Die cooperen sullen haere beloofde cooppenningen betaelen tot comende Michiel ofte Galli wel betaelt.

Die kooper sal voor yeder parceel dat hij mijnt twee suffisante burgen stellen, die een yeder als principael sullen geholden wesen bij parate excecutie te betaelen.

 

Die verkoperen bedingen mede dat haere kinderen ofte swagers geen burgen sullen mogen wesen.

 

in margine: t’ rantsoen is betaelt doorgaens sonder

dat yemant in gebreecke is gebleven.

 

Eerstelick een swart kolde merrye

gemijnt bij Jan Dircksen die jonge voor 49 - 0 - 0

Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Gerrit Hendricksen

 

Een bruin kolde merrye; Gerrit Beertsen voor 62 - 0 - 0

Burgen: Jan Jansen en[de] Gosen Hendricksen

 

Een swart bleste merrye; Harmen Jansen voor 18 - 0 - 0

Burgen: Gerrit Reijertsen en[de] Hendrick Gerritsen

 

Een jonck bruin peerdt met een kol; Wijne Beerts voor 50 - 0 - 0

Burgen: Gosen Hendricksen en[de] Jan Jansen

 

Een bleecke koe; Lambert Crachtsen voor 29 - 0 - 0

Burgen:

 

Een swartblaerde koe; (doorgehaald: Reiin) Reijner Simansen voor 22 - 0 - 0

Burgen: Albert Tijssen en[de] Jan Albertsen

 

 

Noch een swartblaerde koe; Evert Henricksen van Camperveen voor 30 - 0 - 0

Burgen: Lubbert Brouwer en[de] Gosen Henricksen

 

Een roetblaerde koe; Peter Rutgersen voor 28 - 0 - 0

Burgen: Wijne Beerts en[de] Beert Rijcksen

 

Een swarte koe; Gerrit Reijertsen voor 31 - 0 - 0

Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Jan Albertsen

 

Een roetblaerde koe; Herman Jansen voor 30 - 0 - 0

Burgen: Jan Jansen en[de] Reinder Simonsen

 

Een roe veerse; Lubbe Claes, timmermans vrouwe voor 26 - 0 - 0

Burgen: Lubbert Brouwer en[de] Jan Andreesen, comp.

 

Noch een rode veerse; Jan Stoffeltsen voor 15 - 0 - 0

Burgen: Wijne Beerts en[de] Henrick Maessen

................ en[de] Simon Gerritsen

390 - 0 – 0

 

Een swartblaerde veerse; Gerrit Gerritsen Simonsen voor 17 - 5 - 0

Een roe stier: Henrick Gerritsen Mensen voor 15 - 0 - 0

Burgen: Gerrit Rijcksen en[de] Egbert gerritsen

 

Een stier: Jacob Aeltsen voor 15 - 5 - 0

Burgen: Berent Evertsen en[de] Rijck Beertsen

 

Een roet veerse pincke: Willem Willemsen voor 10 - 5 - 0

Noch een roet pincke: Wijne Beerts voor 6 - 0 - 0

Burgen: Jan Jansen en[de] Goert Hendricksen

 

Een swart blaerde veerse pinck; Brandt Dijtzemars vrouwe voor 9 - 5 - 0

Een swart blaerde bolle: Timan Hendricksen voor 5 - 0 - 0

Burge: Beert Rijcksen

 

Een rode bolle kalf: Beert Francksen die jonge voor 3 - 0 - 0

Een berchwage met een stoel met een spille: Jan Dircksen voor 5 - 0 - 0

Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Jan Francksen

 

Een gavel: Beert Francksen voor 0 - 2 – 0

 

Een lange ledder (in margine gereet bet[aelt]) 1 - 6 – 0

 

Een motte met negen koen: Hendrick Rijckeltsen voor 20 - 5 - 0

Burgen: Beert Jansen en[de] Wijne Beerts

 

Noch van vijff borch verkens, die beste borch:

Harman Aertsens soon voor 7 - 0 – 0

 

Die twede borch: Gijsbert Jacobssens vrouw voor 7 - 2 - 8

Burgen: Jan Beertsen die jonge en[de] Goert Hendricksen

 

Die darde borch: Harmen Aertsens soon voor 6 - 15 - 0

Burgen: Jacob Stuirman en[de] Henrick Gerritsen

 

Het beste geltvercken: Egbert Wijchmansen voor 6 - 5 - 0/o:p>

Burgen: Jacob Henricksen muller en[de] Gerrit Reijertsen

134 - 15 – 8

 

Het laetste geltvercken: Herman Aertsens soon voor 5 - 0 - 0

Burgen: als voors[chreven]

 

Die beste waegen met twee touwen: Gijsbert Dircksen voor 27 - 0 - 0

Burgen: Beert Rijcksen en[de] Jacob Henricksen muller

 

Die tweede waegen met ledder en[de] plancken met twee touwen:

Gerrit Beertsen voor 22 - 0 - 0

Burgen: Jan Jansen en[de] Gosen Hendricksen

 

Een ploech met een ......oorse: Henrick Reijertsen voor 18 - 5 - 0

Burgen: Jacob Henricksen muller en[de] Wijne Beerts

 

Een grote ijseren egge: Beert Jansen die jonge voor 7 - 5 - 0

Burge: Jan Jansen

 

Twee kleyne ijseren eggen: Henrick Maesen voor 5 - 10 – 0

 

Het geheele hoy inden berch: Gosen Henricksen voor 42 - 0 – 0

 

Een slijpsteen: Evert Morren voor 2 - 0 - 0

Burge: Evert Gerrits

 

Een roer met een flessche: Evert Morre voor 5 - 0 - 0

Burgen: Gerrit Hendricksen en[de] Frerick Gerritsen

 

bet. Een haertuich: Beert Jansen d’ jonge voor 0 - 14 - 0

bet. Noch een haertuig: Hend[rick] Gerritsen voor 1 - 0 - 0

bet. Een ester met een touwnagel: Dirck Wilmsen voor 0 - 12 - ....

bet. Een saege met een spijckerboor: Gosen Hendricksen voor 0 - 8 - ....

bet. Een slot: Wijcher Wolbertsen voor 0 - 8 - ....

bet. Een seyvat: Aelt Gerritsen 0 - 10 - ....

bet. Een grote kanne: Reijer Wilmtsen voor 0 - 4 - ....

bet. Een sloet ho....... : Jan Andreesen voor 1 - 1 - ....

bet. Een grepe: Aert Beertsen voor 0 - 10 - ....

bet. Noch een grepe: Michiel Jansen voor 0 - 8 - ....

bet. Noch een grepe met een schuppe: Dirck Andreesen voor 0 - 5 - ....

142 - 0 - ....

 

bet. Twee vlegels: Bernt Berentsen voor 0 - 3 - 0

bet. Een tonne: Gosen Henricksen voor 0 - 8 - 0

Een karne: Jan Dijtzemarsens vrouwe voor 1 - 6 - 0

(in margine: + rantsoen bet.)

Burgen: Jacob Aeltsen en[de] Albert Tijsen

Een heetsicht: Evert Morren voor 0 - 16 - 0

Een saetkorff: Arnt Gerritsen, koster, voor 1 - 8 - 0

Een grote kiste: Evert Morren voor 3 - 5 - 0

Burgen: Gerrit Henricksen en[de] Beert Jansen die jonge

Een etenspinde: Gosen Henricksen voor 6 - 10 - 0

13 - 16 – 0

 

Actu[m] Oldebroeck den 23 marty 1648, voor Wijchman Cornelissen, stadtholder en[de] Reijer Wil[le]msen, Beert Wijchmansen en[de] Jan Andreesen, gerichtsluiden. [24]

 

Beert Francksen den olden overlijdt tussen 23-03-1648 en 09-06-1648. Op 09-06-1648 laten zijn weduwe en erfgenamen verscheidene roggeoogsten veilen, dit onder de voorwaarden dat:

 

- een tiende en een derde deel van de roggeoogsten toekomt aan de landheer of zijn pachter;

 

- per verkocht perceel twee personen hoofdelijk garant staan voor de koopsom;

 

- per perceel zes stuivers worden afgedragen aan de armen en zes stuivers aan de 4erichtschrijver;

 

- de koper per perceel een vaan bier (ca. 3,4 liter) betaalt voor de aanwezigen op de veiling.

 

Evert Morren biedt op vier roggeoogsten en koopt voor 29 gulden en 10 stuivers de roggeoogst op drie schepel akkerland aen die Westeregge van[den] wech. Hendrick Gerritsen en Jan Dircksen den jongen garanderen dat Evert Morren de koopsom voldoet.

 

Arent Gerritsen Stange, koster van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek en zwager van Evert Morren, biedt op drie roggeoogsten en koopt voor 47 gulden en 10 stuivers de roggeoogst op die twee ackeren van den wech.

 

Drees Aeltsen, mogelijk dezelfde die op 02-03-1648 bij Beert Francksen den olden beslag liet leggen, koopt op de veiling één van de roggeoogsten.

 

De opbrengst van de veiling van 09-06-1648 is ongeveer 324 gulden.

 

 

Veiling van roggeoogsten in opdracht van de weduwe en erfgenamen van Beert Francksen den ouden, 09-06-1648.

 

Over voorwaerden en[de] conditien hierna beschreven, hebben die wed[uwe] ende erfgen[ae]men van zal[lige] Beert Francksen den ouden bij openbaeren afslach en[de] verhoigen dien volgents met uitganck van keersen gerichtelick verkocht op verscheiden ackeren het roggewas, t welck stucks wijse hiernae wort gespicificiert, wel verstaende dat die thiende en[de] die darde garve bij den landtheer ofte sijnen tegenwoordigen pachter sal getrocken en[de] genoiten worden.

 

Die verkopinge sal geschieden bij guld[ens] ad 20 stuiv[ers] stuck, en[de] op yeder parceel ses stuivers voor den armen en[de] oock soveel voor den schriever, gelijck mede een vaene biers int gelach.

 

Wie een parceel eerst bescheidelick mijnt, sal daeraen verdienen vijff stuiv[ers] in die handt, ende oock soo veel int gelach, en[de] voirts het eerste hoigen mogen hebben, ende die tien hooche sal eene verdienen in die handt en[de] oock soveel int gelach, minder en[de] meerder na advenant, ende sulcxs tottet laetste van den slagholder

Den kooper sal voor yeder parceel terstondt als die koop geschiet is, twee suffisante burgen stellen, die elck als principael bij parate excecutie sullen geholden wesen te betaelen, welcke betaelinge sal wesen toekomende Galli edoch 14 dagen onbehaelt.

 

Eerstelick dree schepel aen die Westeregge

van[den] wech, ingesettet bij Frerick Gerritsen voor 20 - 0 - 0

daerop gehoocht 5 - 0 - 0

Arnt G[erritsen], koster, gehoocht 1 - 10 - 0

Frerick Gerritsen gehoocht 0 - 10 - 0

Arnt Gerritsen gehoocht 0 - 10 - 0

Frerick Gerritsen gehoocht 1 - 10 - 0

Evert Morre gehoocht 0 - 10 - 0

Ende hiermede den slach Facit 29 - 10 - 0

Burgen: Hendrick Gerritsen en[de] Jan Dircksen den jongen

 

Noch seeven schepel landts ongeveer t Stuick

genaemt, behoirende bij Wijnbargens goet op den

Heetcamp, is gemijnt bij Drees Jacobsen voor 56 - 0 - 0

Ende daerop gehoocht 7 - 0 - ....

Evert Morre gehoocht 5 - 0 - ....

Noch Evert Morre gehoocht 2 - 0 - ....

Otto Andrees gehoocht 1 - 0 - ....

Ende hiermede den slach Facit 71 - 0 - ....

Burgen voor Otto Andreesen: Beert Rijcksen en[de] Drees Aeltsen.

 

Seven schepel aen die Oostsyede van[den] wech

is ingeset bij Drees Aeltsen voor 50 - 0 - 0

Ende daerop gehoocht 2 - 0 - 0

Arnt Gerritsen, koster, gehoocht 1 - 10 - 0

Drees Aeltsen noch gehoocht 3 - 0 - 0

Ende daermede den slach. Facit 56 - 10 - 0

Burgen voor Drees Aeltsen: Beert Rijcxsen en[de] Frerick Gerritsen.

 

Die twee ackeren van den wech

sijn ingesettet bij Arnt Gerritsen, koster, voor 44 - 0 - 0

Ende daerop gehoocht 2 - 0 - 0

Noch die selve gehoocht 1 - 10 - 0

en [de] hiermede den slach Facit 47 - 10 - 0

Burgen voor den koster:

Jan Jansen Schuirman en[de] Jan Dircksen den jongen

 

Den darden acker, groot ongeveer 4½ schepel gesayts,

is ingesettet bij Evert Morre voor 34 - 15 - 0

Ende daerop gehoocht 0 - 5 - 0

Evert Morre gehoocht 2 - 0 - 0

Beert Wijchmansen gehoocht 0 - 10 - 0

Ende hiermede den slach Facit 37 - 10 - 0

Burgen voor Beert Wijchmansen:

Beert Francksen en[de] Jan Francksen

 

Een stucke landts, groot ongeveer een mudde gesayts,

wesende den vierden acker tegen t immenhuis,

is ingeset bij Evert Morre voor 35 - 0 - 0

Ende daerop gehoocht 3 - 0 - 0

Henrick Gerritsen gehoocht 1 - 0 - 0

Noch die selve gehoocht 3 - 0 - 0

Ende hiermede den slach Facit 42 - 0 - 0

Burgen voor Henrick Gerritsen:

Jan Franckesen en[de] die koster.

 

Die vijffste en[de] die laetste camp bij Aert toe Bocops goet,

groot ongeveer een mudde gesayts,

is ingeset bij Henrick Maesen voor 35 - 0 - 0

Ende daerop gehoocht 2 - 0 - 0

Noch die selve gehoocht 2 - 0 - 0

Ende hiermede den slach Facit 40 - 0 - 0

Burgen voor Hendrick Maesen:

Jan Jansen Schuirman en[de] Hendrick Helmichsen.

 

Actum Oldebroeck, den 9e juny 1648 voor den stadtholder Wijchman Cornelissen en[de] gerichtsluiden Reijer Willemsen en[de] Beert Wijchmansen. [25]

 

Evert Morren heeft vóór 23-03-1650 van Hendrik Willemsen 100 gulden geleend en hiervoor een onderpand gesteld. In 1650 heeft Henrickgen, een dochter van Hendrik Willemsen, vanwege een erfenis een vordering in geld op haar vader. Bij haar meerderjarigheid ontvangt zij van hem twee geldvorderingen groot elk 100 gulden, waarvan één ten laste van Evert Morren.

 

Evert Morren heeft een schuld van 100 gulden bij Hendrik Willemsen waarvoor hij zekerheid heeft gesteld, 23-03-1650.

 

… Also dat yder kint behalven die voornoemde landerijen hiervan koemt hondert vijff-en-seeventich guldens,

ende vermits Henrnick Willemsen dese penningen hadde moeten uitkeeren, als die kynderen haer konden

geneeren, ende nu bij haer mundige jaeren worden verstreckt, so heeft hij dienthalven die voerschreven somme vergrootet ende sal betaelen voir yder kynt twee hondert guldens, hoewel hij aen haer tot noch toe kosten heeft gedaen gehadt. Uitbetaelinge van dese penningen wiest Henrnick Willemsen aen sijn dochter Henrickgen over een obligatie van hondert guldens capitael slaende op Gerrit Simensen verschienende op S int Lambert naest coemende. Noch een obligatie van hondert guldens capitael op Evert Morren verschienende als boven. …

Doe dese bewijsinge geschiede sijn daerover geweest neffens den richter als gerichtsluiden Wijchman Cornelissen en de Beert Wijchmansen in die tegenwoordicht van Seger Henricksen ende Hendrickgen Hendricks, geassistiert in desen met Hendrick Simensen. Actum Oldebroeck den 23 marty 1650. [26]

 

Evert Morren is overleden tussen 23-03-1650 en 26-01-1655. Evert Morren is eerder overleden dan Janne Beerts. Er is geen archiefstuk gevonden met een datum na 23-03-1650 waaruit blijkt dat Evert Morren dan nog in leven is.

 

Janneken Beerts tr. Oldebroek 09-05-1652 Warner Jansen.

Gaat het om Janne Beerts, weduwe van Evert Morren?

 

Janne Beerts is overleden vóór 26-01-1655, vermoedelijk kort vóór deze datum, tussen eind 1654 en 26-01-1655. Na het overlijden van hun moeder moeten de kinderen het erf in de Spronk verlaten, de Heetkamp dus.

 

Dibbolt, Hendrik, Jan en Gerrit worden vermoedelijk bij familie ondergebracht. Hun opa Morre Jans en hun drie ooms, Beert en Jan Francksen en Arent Gerritsen Stange, regelen in 1655 de overdracht en de oplevering van het erf in de Spronk.

 

Opa Morre Jans, zie II, vertegenwoordigt hierbij de familie van Evert Morren.

 

Oom Arent Gerritsen Stange vertegenwoordigt de familie van Janne Beerts. Arent Gerritsen Stange is getrouwd met een zus van Janne Beerts, zie Bijlage 1. Het gezin van Beert Francksen den olden (na de noten).

 

Ook Beert en Jan Francksen zijn ooms van de vier kinderen, zie Bijlage 1. Het gezin van Franck NN,  vermoedelijk Franck Dircksen (bij Generatie II). Vermoedelijk heeft de richter bij de regeling in 1655 geen onderscheid gemaakt tussen hele en halve ooms en hele en halve oudooms: het onderscheid is niet van vermeldenswaardig belang. Niet direct duidelijk is hoe Beert en Jan Francksen aan de vier kinderen verwant zijn, daarom is dit nader onderzocht:

 

Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts hebben bij de veiling van 23-03-1648 bepaald dat haere kinderen ofte swagers geen burgen sullen mogen wesen. Op de veiling staat Jan Francksen borg voor Jan Dircksen. Hieruit volgt dat Jan Francksen geen zoon is van Alijdt Reijnerts (uit een ander huwelijk) en geen schoonzoon of zwager is van zowel Beert Francksen den olden als Alijdt Reijnerts.

 

We zijn ervan uitgegaan dat Beert en Jan Francksen broers of halfbroers zijn omdat zij enkele keren samen en in 1655 samen als ooms worden genoemd. In dat geval is Beert Francksen de jonge, net als Jan Francksen, geen zoon van Alijdt Reijnerts (uit een ander huwelijk). Beert Francksen de jonge staat op de veiling niet borg voor een koper, zoals Jan Francksen, waardoor het niet uit te sluiten is dat hij een schoonzoon of zwager is van Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts.

 

Het is aannemelijk dat eventuele broers van Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts op 23-03-1648 niet meer in leven zijn: zij worden niet uitgesloten als borgen terwijl daar, als er nog een broer in leven zou zijn, wel aanleiding voor zou zijn. Immers Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts gaan ervan uit dat hun naaste familie op de veiling zal meebieden en het uitsluiten van een eventuele broer als borg zou hebben bijgedragen aan een zo hoog mogelijke opbrengst.

 

Het voorgaande betekent dat Jan Francksen op 23-03-1648 geen halfbroer, (halve) zwager of (halve) oom is van Janne Beerts. Beert Francksen is ook geen halfbroer van Janne Beerts. Door een huwelijk zou hij wel een (halve) zwager of (halve) oom van haar kunnen zijn.

 

Jan Francksen is van de vier kinderen geen (halve) oom en (halve) oudoom van moederszijde. Beert Francksen de jonge kan door een huwelijk van de vier kinderen een (halve) oom en (halve) oudoom van moederszijde zijn.

 

Hierdoor is er alle aanleiding te veronderstellen dat Beert en Jan Francksen verwant zijn aan Evert Morren. Beert en Jan Francksen kunnen zijn:

 

-een oom indien hij getrouwd is met een zus van Evert Morren;

 

Beert en/of Jan Francksen zou dan getrouwd zijn met … Morren. Voor Jan Francksen gaat dit niet op. Jan Francksen is van tenminste 1637 tot 1659, dus ten tijde van de regeling in 1655, getrouwd met Stijne Henricks. Niets wijst erop dat Beert Francksen de jonge ten tijde van de regeling getrouwd is met … Morren.

 

-een halfoom indien hij een halfbroer is van Evert Morren;

 

Hij zou dan een zoon zijn van Franck NN en de moeder van Evert Morren. Franck NN zou dan zijn getrouwd vóór ca. 1593 en zijn overleden vóór ca. 1610 waarna zijn vrouw zou trouwen met Morre Jans, echter de vader van Beert en Jan Francksen is vermoedelijk Franck Dircksen die in 1630 nog in leven is.

 

-een halfoom indien hij getrouwd is met een halfzuster van Evert Morren;

 

Deze halfzuster zou dan een dochter zijn van Hendrik NN en de moeder van Evert Morren. Echter Jan Francksen is van tenminste 1637 tot 1659, dus ten tijde van de regeling in 1655, getrouwd met Stijne Henricks en niets wijst erop dat Beert Francksen de jonge ten tijde van de regeling getrouwd is met … Hendriks.

 

-een oudoom indien hij een broer is van de moeder van Evert Morren;

 

De moeder van Evert Morren zou dan NN Francksen zijn, een dochter van Franck NN. NN Francksen zou dan zijn overleden vóórdat Morre Jans op 09-06-1615 trouwt met Lubbe Dircks.

 

-een halve oudoom indien hij een halfbroer is van Morre Jans;

 

Hij zou dan een zoon zijn van Franck NN en de moeder van Morre Jans. Jan NN, de vader van Morre Jans, zou dan zijn overleden vóór ca. 1592 en de moeder van Morre Jans zou nadien zijn hertrouwd met Franck NN, uit welk huwelijk Beert en Jan Francksen zijn geboren.

 

-een halve oudoom indien hij een halfbroer is van de moeder van Evert Morren;

 

Hij zou dan een zoon zijn van Franck NN en de moeder van de moeder van Evert Morren. De vrouw van Morre Jans en de moeder van Evert Morren zou dan zijn overleden vóórdat Morre Jans op 09-06-1615 trouwt met Lubbe Dircks. Haar moeder zou dan vóór ca. 1593 getrouwd zijn met Franck NN en deze Franck NN is de vader van Beert en Jan Francksen.

 

Gelet hierop gaan wij er vooralsnog van uit dat Beert en Jan Francksen, in 1655 genoemd als ooms van de vier kinderen, feitelijk hun oudooms of halve oudooms zijn. Zij kunnen broers zijn van de moeder van Evert Morren of halfbroers van Morre Jans of de moeder van Evert Morren, zie I en II.

 

 

Morre Jans e.a. treffen namens de door Evert Morren en Janne Beerts nagelaten minderjarige kinderen een regeling betreffende de overdracht en oplevering van het erf dat die kinderen na het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten, 26-01-1655.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Hendrick Beertsen, voor het gericht bijgestaan door Albert Tijessen, Hendrick Simensen en Claes Hendricksen ter ener zijde, en Morre Jans, Beert en Jan Francksen en Arent Gerritsen, grootvader en ooms namens de kinderen die Evert Morren bij wijlen Janne Beerts heeft gekregen ter andere zijde, hebben samen afgesproken en zijn overeengekomen, betreffende de toegevoegde waarde, de mest, het stro en het met boekweit ingezaaide land, dat die voornoemde kinderen gerechtigd zijn op het erf van jonkheer Arent van Wijnbergen in Oldebroek, gelegen in de Spronk, welke zij door het overlijden van hun moeder hebben moeten verlaten en dat zij afstand hebben gedaan van de pacht van het voornoemde erf welk recht hen toekomt tot Sint Peter 1657 op grond van een getoond huurcontract, naar voren brengende, dat hun voornoemde vader Evert Morren het land op het voornoemde erf in gedeelten heeft ontvangen, en het land of in een minder goede staat heeft moeten aannemen of met een daaraan toegevoegde waarde die hij naar raming van zijn schoonvader heeft moeten voldoen. Dat daarom en gelet op het voorgaande partijen zijn overeengekomen, dat de erfgenamen van Evert Morren met ingang van Sint Peter 1656 het erf zullen opleveren aan Hendrick Beertsen voornoemd en het overgebleven stro en de mest zullen achterlaten, en dat Hendrick Beertsen van de twee ingezaaide mudden land een derde deel en een tiende deel van de opbrengst zal ontvangen en dat het andere zaailand met de waarde die daaraan is toegevoegd per direct komt voor zijn rekening en risico en dat hij op grond van het voorgaande zal uitkeren aan de voornoemde kinderen honderdvijfendertig gulden. Verhandeld 26 januari 1655.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Hendrick Beertsen en[de] sijn dachholderen Albert Tijessen, Hend[rick] Simensen en[de] Claes Hendricksen ter eenre, en[de] Morre Jans, Beert en[de] Jan Francksen en[de] Arent Gerritsen, bestevader en[de] ooms wegens die kynderen bij Evert Morren en[de] Janne Beerts zal[liger] erworven ter andere zyeden, sijn t’ saemen versproicken en[de] veraccordiert, wegens die gunste, mes, stroo ende het boickweyten gesey, dat die voorgemelte kynderen aen het erve van j[oncke]r Arent van Wijnbergen int Oldeb[roick] in die Spronck gelegen was competierende, en[de] sij doer het afsterven van haer moeder hebben moeten verlaeten en de die pacht van t’ voers[chreven] erve tot Sint Petri 1657 toe, volgens vertoende huircedule haer competerende hebben (doorgehaald: afgest) afstandt gedaen, voerdragende, dat haer vader Evert Morren voers[chreven] het landt van t’ erve voermaels stuckse wijse ontfangende, ofte t’ selve maeger heeft aengetast, ofte daer in t’selve noch eenige gunst is geweest, die selve na æstimatie van sijn vrouwen vader heeft moeten coepen en[de] aennemen. Dat derhalven ten reguarde van t’ geene voorverhaelt partijen te saemen sijn veraccordiert, dat die erfgenaemen van Evert Morren S[int] Peter 1656 het erve sullen ruimen, aen Hend[rick] Beertsen voorschreven (doorgehaald: laeten) en[de] laeten daer haer overige stroo ende mes blieven, ende dat Hendrick Beertsen sal trecken toekoemende ooft van die twee beseyde mudde lants die darde garve, en[de] die thiende, en[de] tastende voort datelick aen het andere seylandt mit sijn gunste, end sal uitkeren voirt geene verhaelt is aen de voors[chreven] kynderen hondert ende vijff-en-dertich guld[ens]. Actum den 26e january 1655. [27]

 

Is Hendrik Beertsen een broer van Janne Beerts?

 

De kinderen van Evert Morren en Janne Beerts zijn in 1655 gerechtigd op een erf van jonkheer Arent van Wijnbergen gelegen in Oldebroek in de Spronk.

 

Jonkheer Arent van Wijnbergen is ovl. vóór 24-01-1650. In een protocol van 24-01-1650 worden zijn erfgenamen genoemd. Jan van Eck en zijn vrouw Belle Hermans verkopen

 

sekere acht mergens, hem van sijn moeder zal[liger] ............ geervet, oistwaert in t’ Oldeb[roeck] gelegen, daer westwaert aengelandet sijn Arnt van Wijnbergens erfgenaemen, oistwaert Hend[rick] Willemsen end Dirck Francksen, suidtwaert den Broeckdijck, noirtwaert die Neerheigraeve, … [28]

 

Volgt de ene Arent van Wijnbergen de andere Arent van Wijnbergen op?

 

Op 22-03-1676 worden Henric Evertsen Prinsjen en Geertjen Thymans ingeschreven als leden van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek. Bij de inschrijving staat dat Henric Evertsen Prinsjen een zoon is van Evert Keuyt:

 

Inschrijving van Hendrik Evertsen Prins en Geertje Tijmens als leden van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 22 maart 1676.

 

Dese Naavolgende Ledematen Aangenomen in ’t Jaar 1676 door D. Zegerus Zegerius, Predicant in ’t oldebr. Den 22 Meert Henric Evertsen vulgo Prinsjen - Soon van Evert Keuyt - ende Geertjen Thymans uxor.

 

Inschrijving van Hendrik Evertsen Prins en Geertje Tijmens als leden van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, 22 maart 1676.

 

Vanwaar de vermelding Soon van Evert Keuyt? Immers is de vader van Hendrik Evertsen Prins dan al meer dan 21 jaar overleden. Toch heeft de koster, die het lidmatenboek van Oldebroek bijhield, in 1676 nog even aan Evert Keuyt gedacht. Dat is niet vreemd. De koster heeft de vader van Hendrik Evertsen Prins namelijk goed gekend. Evert Morren alias Evert Keuyt is … zijn zwager.

 

Arent Gerritsen Stange, in die tijd koster van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek, is de oom van Hendrik Evertsen Prins. Hij is in 1640 gehuwd met Hille Beerts. In 1668 is hij de man van Neeltien Beerts, een zus van Janne Beerts.

 

Arent Gerritsen Stange wordt in 1648 en 1654 genoemd als koster van Oldebroek. Zijn zoon Gerrit Arentsen Stange, tussen 1679 en 1704 genoemd als koster (custos), nam dit ambt van hem over.

 

In 1676 is Ds. Zegerus Zegerius nieuw in Oldebroek. Zegerius doet vóór maart 1676 zijn intrede en volgt ds. Sebastiaan Croon op die naar Hattem vertrekt. In 1713 gaat Zegerius met emeritaat.

 

 

Evert Keuyt

 

Evert Keuyt, in het Oldebroeks uitgesproken als Evert Kuut, is een bijnaam van Evert Morren. Evert Morren heeft, voor zover wij konden nagaan, geen kinderen en nazaten met deze naam. De naam “Keuyt” zijn wij nimmer als voornaam tegengekomen. [29]

 

De naam “Keuyt” in exact deze spelling komt zelden voor, ook in Oldebroek. Jan Keuyt en Aartjen NN laten op 28-01-1672 in Oldebroek hun zoon Gerrit dopen. Jan Keut en NN NN laten op 16-05-1669 in Oldebroek hun dochter Zwaantjen dopen.

 

De naam “Keuyt” heeft in 2007 in Nederland geen enkele naamdrager. De namen “Kuijt”, “Kuyt” en “Kuit” hebben echter in 2007 tal van naamdragers, verspreid over heel Nederland met concentraties in Katwijk, Zaanstad en op de Veluwe.

 

Volgens het Centraal Bureau voor Genealogie is de naam “Kuijt”, “Kuyt” of “Kuit” een metonymische beroepsbijnaam, betrekking hebbende op de brouwer van kuit, een inlands bier.

 

 

Kuit(bier)

 

Vanaf de Middeleeuwen was bier in de Nederlanden een zeer algemeen gedronken drank. Bier was veiliger dan water, omdat water vaak vervuild was, terwijl bier bij de bereiding gekookt en gefilterd werd. Bovendien was bier voedzaam: het bevatte graan en de gist was rijk aan vitamine B en andere nodige stoffen. Het middeleeuwse bier was licht, het bevatte vrij weinig alcohol.

 

Elke stad had één of meerdere kleine brouwerijen en ook op het platteland kwamen brouwerijtjes veel voor, hoewel het brouwen buiten de stad niet overal was toegestaan. Grondstoffen voor bier werden verbouwd in de nabijheid van die brouwerijtjes. Het ontbrak aan een goede infrastructuur om de grondstoffen over een grotere afstand te vervoeren.

 

Middeleeuwers dronken voornamelijk ongehopt bier. Middeleeuws bier werd op smaak gebracht met gruit, een kruidenmengsel met gagel als basis-ingrediënt. In de late Middeleeuwen nam hop steeds meer de plaats in van gruit, als smaakmaker en conserveermiddel. Hop gaf aan het bier een droge, bittere smaak en droeg bij aan het sterilisatieproces, wat ten goede kwam aan de kwaliteit van het bier.

 

Kuitbier of kuit, gebrouwen met hop, heeft in de Nederlanden zijn oorsprong aan het begin van de vijftiende eeuw. Kuit werd doorgaans gebrouwen uit twee delen tarwe (22,2%), drie delen gemoute gerst (33,3%) en vier delen haver (44,4%), soms ook met rogge. De gebruikte granen en hopsoort en de verhouding tussen de ingrediënten konden van plaats tot plaats verschillen.

 

De professionalisering van het bierbrouwersvak leidde tot een schaalvergroting. Brouwers gingen geleidelijk niet alleen voor hun directe omgeving maar ook voor de handel brouwen. In Hollandse steden als Delft, Gouda en Haarlem werd in de zeventiende eeuw veel bier verhandeld. Buiten de steden, in dorpen en op het platteland, bleven kleinere bierbrouwers bestaan.

 

In de zeventiende eeuw was kuitbier of kuit overal in de Nederlanden de veruit favoriete volksdrank. Het drinken van een liter per dag was heel normaal. Kuit was zo algemeen dat het op veel plaatsen “bier” werd genoemd.

 

In de achttiende eeuw ging men hier te lande steeds meer thee en koffie drinken, koloniale dranken die ook gekookt water bevatten. Thee en koffie verdrongen in de loop van de achttiende eeuw bier als standaarddrank. Jenever was als genotsdrank in opkomst. De vanouds bestaande biercultuur in de Nederlanden maakte in de achttiende eeuw plaats voor een jenevercultuur.

 

Kuit heeft een heel lange geschiedenis. Late vermeldingen van kuit vinden we in de 18e, 19e en zelfs de vroege 20e eeuw, het had toen dus vijf eeuwen lang bestaan. Kuit vormt aantoonbaar de basis en het vertrekpunt van waaruit andere biersoorten zijn ontstaan.

 

Hoe smaakte kuit? In Zwolle brouwde men in 1790 onder de naam kuit “een zeer dun en tevens zeer smakelijk wit bier”. Een eigentijdse bierbrouwer die ook kuit brouwt prijst dat aan als volgt: “Dit bovengistende bier heeft zachte en frisse tonen uit de haver en de tarwe en een karaktervolle hopbitterheid.”

 

Zou Evert Morren vanwege het verbouwen van grondstoffen voor kuit of zelfs het brouwen van kuit de bijnaam “Keuyt” hebben gekregen? Daar lijkt het wel op:

 

- In de 17e eeuw was in Oldebroek, zoals blijkt uit kerkelijke registers uit die tijd, het gebruik van een bijnaam heel gewoon.

 

- Volgens het Centraal Bureau voor Genealogie is “Kuit” een bijnaam voor de brouwer van kuitbier of kuit. Wie kuit brouwde, kon “Kuitenbrouwer” of gewoon “Kuit” worden genoemd.

 

- Oldebroek telde, net als andere plaatsen in de directe omgeving, in de eerste helft van de 17e eeuw tal van bierbrouwerijtjes, voornamelijk als nevenactiviteiten van boerenbedrijven.

 

- Op de Heetkamp werd veel haver verbouwd, 11 morgen in 1648. Haver had een aandeel van 44,4 % in de grondstoffen die gebruikt werden voor de bereiding van kuit.

 

- Tapperij De Eikelboom, gelegen aan een druk bereden zandweg schuin tegenover de Heetkamp, was zonder twijfel een grote afnemer van kuit.

 

 

IIIc LUBBICHIEN (LUBBE) MORREN (van II), geb. ca. 1615 (?), landeigenaresse (1676), veehoudster (1676), ovl. na 22-06-1677, tr. Oldebroek 15-03-1640

 

DIRCK DREESEN, geb. (?), ovl. (?), zoon van Drees … en …

 

Lubbichien Morren hertr. vóór 30-12-1675

 

JACOB JANSEN, geb. (?), landeigenaar (1676), veehouder (1676), ovl. na 22-06-1677, zoon van Jan … en …

 

Oldebroek 10-02-1676: Lubbechien Morren en Jacob Jansen zijn door koop de eigenaren geworden van een huis, hof en hofstede en ongeveer 3 morgen weiland in Oldebroek. Het gekochte grenst aan (oost en noord) land van Dibbolt Feith, (west) land van Gerrit Rijksz en (zuid) de Broekdijk.

 

Lubbechien Morren en Jacob Jansen kopen een huis, erf en weiland aan de Broekdijk, 1676.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Ick Dibbolt Feith, righter des righterampts Oldebroeck, doe condt ende certificere hier mede, dat op huiden voor mij ende gerighsluiden Gerrit Rijcksen ende Henrick Jansen sijn gecompareert ende erschenen Arent Geerlifsen ende Fennichien Dircks, echteluiden ende Franck Dircksz als momber van voornoemde Arent Geerlifsens voorkinderen bij N. Gerrits (doorgehaald: Assen) in echtschap erworven, ende hebben naer overleiden inventaris, tot nodige afdoeninge der gemene lasten mit approbatie des gerichts voor soo veel de voorkinderen aen gaet, verklaert, verkoft, gecedeert ende overgedragen te hebben, om een seeckere somma van penningen waer van comparanten bekenden alrede voldaen, betaelt, ende verneuchet te sijn aen Jacob Jansen ende sijn huisvrou Lubbichien Morren een huis, hof ende hofstede, ende ongeveer drie mergen weylandt, edoch soo groot en klein als het aldaer gelegen is, oistwaert en noirtwaert aen mij gelandet, westwaert Gerrit Rijcksz ende zuitwaert de Broeckdijck, sijnde vrij allodiael ende onbekommert goet, dan den gewoenlicken onraet van schouwe ende den thins coper bekent onverkortet, soo dat d verkoperen in haere qualiteiten van nu of aen daer van sullen sijn en blijven ontrechticht ende ontgoedet, coper daer en tegen voor  haer ende haeren erven daer aen geerft, gegoedet, gevesticht, nu ende ten euwigen dagen. Actum Oldebroeck den 10 februari 1676. [30]

 

 

IIId HENRICKIEN (HENRICKJEN) MORREN (van II), geb. ca. 1620 (?), landeigenaresse (1681), akkerbouwster (1681), veehoudster (1681), ovl. na 08-06-1681, tr. Oldebroek 01-01-1648

 

AELT DRIESSEN, geb. (?), ovl. vóór 12-01-1670, zoon van Dries … en …

 

Uit dit huwelijk zijn geboren:

 

Dries Aeltsen, geb. vóór 1656

Gerrit Aeltsen, geb. vóór 1656

Hillichje Aeltsen, geb. vóór 1656, volgt IVe.

 

Henrickien Morren hertr. vóór 1656

 

GERRIT CLAESSEN, geb. (?), landeigenaar (1681), akkerbouwer (1681), veehouder (1681), ovl. na 08-06-1681, zoon van Claes … en ...

 

Henrickien Morren en haar echtgenoot Gerrit Claessen hebben in 1681 veel schulden en zij worden onder curatele gesteld. De richter van Oldebroek benoemt Berent Dijck tot bewindvoerder over de desolate boedel.

 

Oldebroek 08-06-1681: Berent Dijck, die het bewind voert over de boedel van Henrickien Morren en Gerrit Claessen, verkoopt het ¾ aandeel van Henrickien Morren en Gerrit Claessen in een halve mudde akkerland. Dries Aeltsen, Gerrit Aeltsen en Hillichje Aeltsen, voorkinderen van Henrickien Morren, verkopen gelijktijdig hun ¼ aandeel. Het halve mudde akkerland ligt in Oldebroek in de buurtschap Stuivezand, daar waar Morre Jans een huis, erf en land in eigendom heeft gehad. Het land grenst aan (oost) land van Wijchmoet Petersen, (zuid) land van het Onze Lieve Vrouwengilde, (west) land van Peter Jantsz en (noord) land van het Gasthuis van Hattem.

 

De bewindvoerder van Henrickien Morren en Gerrit Claessen en drie voorkinderen van Henrickien Morren verkopen een halve mudde akkerland in Stuivezand, 08-06-1681.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Compareerden voor mij, richter Dibbolt Feith, ende onderbenoemde gerichtsluiden Berent Dijck specialick bij den gerichte hiertoe geauthoriseert, voor soo veel den desolaten boedel van Gerrit Claessen ende Hendrickjen Morren angaet ende sulx voor drie vierde parten ende Dries Aeltsz ende Gerrit Aeltsen, mitsgaders Hendrick Geerlifsen, voor sich selven ende als man en mombar sijner huisvrouwe Hillichjen Aelts waer voor sich sterck maeckt voorkinderen van gemelte Hendrickjen Morren voor een vierde part, ende hebben te samen en jeder voor sijne (doorgehaald: portie) quota ende in sijne qualiteit uit kracht van coop naer voldoeninge gecedeert, getransporteert ende overgedragen aen Beert Jantsen de Jonge ende Fenne Jantsen, echteluiden, een half mudde saylant edoch soo groot en klein als het in desen ampte vant Oldebroeck int Stuivesant in volgende bepalonge is gelegen, oostwaert Wijchmoet Petersen, westwaert Peter Jantsz, zuitwaert Lieve Vrouwen Gilde ende noortwaert het Gasthuis te Hattum, naest aengelandet, ende sulx voor vrij allodiael en onbekommert goet, dan des heren gerechtigheit en onraet onverkort. Actum Oldebroeck, den 8 juny 1681. Voor mij richter en gerichtsluiden Hendrick Jantsen ende Beert Reiersen. [31]

 

Oldebroek 08-06-1681: Berent Dijck, die het bewind voert over de boedel van Henrickien Morren en Gerrit Claessen, verkoopt het halve aandeel van Henrickien Morren en Gerrit Claessen in een huis, hof en hofstede en ongeveer een morgen weiland. Dries Aeltsen, Gerrit Aeltsen en Hillichje Aeltsen, voorkinderen van Henrickien Morren, verkopen gelijktijdig de andere helft. Het verkochte ligt in de buurtschap Stuivezand en grenst aan (oost) land van de erfgenamen van burgemeester Tengnegel van Kampen, (zuid) het Heren Velt en (west en noord) land van predikant Coopsen uit Epe.

 

Morre Jans en zijn dochter Henrickien Morren hebben beiden een huis en land in bezit gehad in Stuivezand en waarschijnlijk woonden zij daar ook. Als Henrickien Morren haar huis en land niet eerst in of na 1677 heeft gekocht, waarvoor geen aanwijzingen zijn gevonden, dan hebben Morre Jans en zijn dochter gelijktijdig in Stuivezand gewoond. Gelet op de omschrijving van het in 1677 verkochte erf in Stuivezand, dat Morre Jans voor de helft toebehoorde, kunnen Morre Jans en Henrickien Morren buren zijn geweest.

 

De bewindvoerder van Henrickien Morren en Gerrit Claessen en drie voorkinderen van Henrickien Morren verkopen een huis, hof en hofstede en ongeveer een morgen weiland in Stuivezand, 08-06-1681.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Compareerden voor mij, richter Dibbolt Feith, ende onderbenoemde gerichtsluiden Berent Dijck specialick bij den gerichte hiertoe geauthoriseert voor soo veel den desolaten boedel van Gerrit Claessen ende Hendrickjen Morren angaet, ende sulx voor de eene helfte ende Dries Aeltsen ende Gerrit Aeltsen, mitsgaders Hendrick Geerlifsen, voor sich selven, ende als man en mombar sijner huisvrouwe Hillichjen Aelts, waer voor sich sterck maeckt, voorkinderen van gemelte Hendrickjen Morren, voor de andere helfte, ende hebben te samen en yder voor sijne quota ende in sijne qualiteit, uit kracht van koop naer voldoeninge gecedeert, getransporteert en overgedragen, aen Hermen Willemsz ende Aeltjen Claes, echteluiden, een huis, hoff, en hoffstede en ongeveer een margen weilants, mit het geen in het huis aert en nagel vast is, soo als het oostwaert in het Oldebroeck in het Stuivesant in volgende bepalonge is gelegen, oostwaert d erfgenamen van burgemeester Tengnegel van Campen, zuitwaert des Heren Velt ende westwaert ende noortwaert de predicant Coopsen van Eep naest aengelandet, ende sulx voor vrij allodiael en onbekommert goet, dan sijne gewoenlicke onraet en drie stuivers 8 penningen tot thins jaerlix onverkort. Actum Oldebroeck, den 8 juny 1681. Voor mij richter en gerichtsluiden Hendrick Jantsen ende Beert Reiersz. [32]

 

Oldebroek 08-06-1681: Berent Dijck, die het bewind voert over de boedel van Henrickien Morren en Gerrit Claessen, verkoopt het 2/3 aandeel van Henrickien Morren en Gerrit Claessen in ¾ morgen hooiland in Oldebroek. Dries Aeltsen, Gerrit Aeltsen en Hillichje Aeltsen, voorkinderen van Henrickien Morren, verkopen gelijktijdig hun 1/3 aandeel. Het verkochte grenst aan (oost) land van Puttenstein, (zuid) land van de erfgenamen van Franck Jantsz en (west en noord) land van Beert Jantsz de jonge.

 

De bewindvoerder van Henrickien Morren en Gerrit Claessen en drie voorkinderen van Henrickien Morren verkopen ¾ morgen hooiland in Oldebroek, 08-06-1681.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Compareerden voor mij, richter Dibbolt Feith, ende onderbenoemde gerichtluiden Berent Dijck specialick hiertoe bij desen gerichte hiertoe geauthoriseert, voor soo veel den desolaten boedel van Gerrit Claessen, ende Hendrickjen Morren angaet, ende sulx voor twe derde parten, ende Dries Aeltsen ende Gerrit Aeltsen, mitsgaders Hendrick Geerlifsen voor sich selven, ende als man ende momber sijner huisvrouwe Hillichjen Aelts, waer voor hij sich sterck maeckt voorkinderen van gemelte Hendrickjen Morren voor een derde part ende hebben te samen en jeder voor sijne quota, ende in sijne qualiteit, uit kracht van coop, naer voldoeninge gecedeert, getransporteert en overgedragen aen Hendrick Willemsen en Liesebeth Hertgerts, echteluiden (doorgehaald: Echtl.), omtrent drie vierendeel mergen hoylants int Oisterbroeck in volgende bepalinge gelegen, oistwaert Puttenstein, zuitwaert Franck Jantsz erfgenamen, noortwaert en westwaert Beert Jantsz de jonge angelandet, ende sulx voor vrij allodiael ende onbekommert goet, dan des heren gerechtichheit en gewoenlicke onraet onverkort. Actum Oldebroeck (doorgehaald: voo), den 8 juny 1681. Voor mij richter en gerichluiden Hendrick Jantszen ende Beert Reiersz. [33]

 

 

IIIe DIRRICHIEN (DIRCKIEN) MORREN (van II), geb. ca. 1620 (?), meecht (1643), maecht (1643), landeigenaresse (1678), landbouwster (1678), ovl. na 22-12-1681, tr. Oldebroek 17-09-1643

 

EVERT WILLEMSEN, geb. (?), vermoedelijk ovl. vóór 22-06-1677, zoon van Evert … en …

 

Uit dit huwelijk is geboren:

 

Beert Evertsen, geb. vóór 1653, ovl. na 16-03-1678.

 

Dirrichien Morren hertr. Oldebroek 22-12-1681

 

JAN JANSEN BALEM, geb. (?), ovl. na 22-12-1681, zoon van Jan … en …

 

 

In 1643 werkt Dirrichien Morren als dienstmeid bij Beert Francksen den olden, de schoonvader van haar halfbroer Evert Morren. Een jaar later, in 1644, eist Evert Willemsen van Beert Francksen den olden de betaling van het loon over een half jaar dat zijn vrouw bij Beert Francksen den olden thuis heeft verdiend.

 

Evert Willemsen vordert de helft van 12 rijders, het loon dat voor een jaar is afgesproken, omdat zijn vrouw door haar huwelijk het jaar niet heeft uitgediend. Beert Francksen den olden zegt dat hij niet gehouden is iets te betalen omdat zij eerder is vertrokken dan afgesproken.

 

Het gericht oordeelt dat Beert Francksen den olden aan Dirrichien het loon heeft te betalen naar de tijd dat zij bij hem heeft gewoond.

 

Het is opmerkelijk dat Beert Francksen den olden niet eerder en/of op een andere manier dan via de richter te bewegen was een half jaar loon te betalen aan Dirrichien, zijn dienstmeid die een halfzus is van zijn schoonzoon.

 

Evert Willemsen spreeckt aen nae voergaende [ver]bodinge Beert Francksen den olden om te hebben betalinge van een half jaer loens bij sijn vrouwe als meecht sijnen huise [ver]dient, namelick voer twaelff rijders aen gelt end het halve toe stuich, secht dat die selve overmits haer hijlicken het geheele jaer niet heeft uutgedient. Beert Francksen secht dat die maecht buiten tijts uut haer huire gegaen is, ende over sulcx niet geholden is yt te betalen. Het gerichte [ver]claert dat Beert Francksen die maecht haer loen sal betalen nae de tijt dat se daer gewoent heeft. [34]

 

Dirrichien Morren verkoopt aan Gerrit, Wijchman en Mense Petersen, drie minderjarige kinderen van haar broer Peter Morren, diverse onroerende goederen, 16-03-1678.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Dirrickien Morren, bijgestaan voor het gericht door haar zoon Beert Evertsen, heeft, voor haar en haar erven, op grond van een koopovereenkomst met erkenning dat de koopsom is voldaan, in eigendom overgedaan en overgedragen aan de drie door Peter Morren nagelaten minderjarige kinderen, genaamd Gerrit, Wijchman en Mense Petersen, of in hun plaats aan hun voogd en grootvader Beert Jacobsz, de helft van een halve mudde bouwland gelegen in de Lapstreek in Oldebroek, waaraan grenst (oost) land van het Gasthuis in Hattem, (noord) de Bovenheigraaf, (west) land van Gerrit Claessz en (zuid) land van het Sint Anna Gilde, en de helft van een andere halve mudde land, mede in de Lapstreek gelegen, waaraan grenst (oost) land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord) land van het Gasthuis in Kampen, (west en zuid) land van de weduwe van Jan Beertsz, en de helft van vier morgen land aan de andere zijde van de Heijgraaf en gelegen aan de Zwarteweg, waaraan grenst (oost) het land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord) het land van Henrick van Uchteren, (west) het land van Aelt Jansz Schene en (zuid) de Neerheigraaf, alle percelen als vrij, oorspronkelijk en erfelijk eigendom en niet bezwaard met lasten, anders dan met de gebruikelijke onkosten en de bekende belastingen, het voorgaande onverkort verbindend voor haar persoon en goederen en met uitsluiting van elke uitzondering. Verhandeld in Oldebroek voor de richter Dibbolt Feith en de gerichtslieden Berent Dijck en Berent Berentsz Timmerman op 16 maart 1678.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Dirrickien Morren geassisteert mit haer soon Beert Evertsen, heeft uyt kracht van koop naer bekentenisse van voldoeninge gecedeert ende overgedragen voor haer ende haere erven, aen de drie nagelaten onmundige kinderen van Peter Morren met namen Gerrit, Wijchman ende Mense Petersen, of in plaets van haer aen desselfs momber en grootvader Beert Jacobsz, de helfte van een half mudde boulants in de Lapstreeck in t Oldebroeck gelegen, oistwaert het Gasthuis te Hattum, noirtwaert de Bovenheijgrave, westwaert Gerrit Claessz, zuytwaert Sint Anna Gilde, noch de helfte van een ander half mudde landts mede in de Lapstreeck gelegen, oistwaert burgemeester Johan Tengnegel, noirtwaert t Gasthuis te Campen, westwaert en zuytwaert Jan Beertsz weduwe, noch de helfte van vier mergens over d Heijgrave en de Swarte wech aen gelegen, oistwaert burgemeester Johan Tengnegel, noirtwaert Henrick van Uchteren, westwaert Aelt Jansz Schene, en zuytwaert d Neerheijgrave, alle parcelen voor vrij allodiael ende onbekommert goet, dan den gewoenlicken onraet de bekende thints onverkortverbindende voor alle naespraeck haere persoon ende goederen, mit renunciatie van alle ende iedere exseptie. Actum Oldebroeck voor d richter Dibbolt Feith ende gerichtsluiden Berent Dijck ende Berent Berentsz Timmerman den 16 marty 1678. [35]

 

 

IIIf PETER MORREN (van II), geb. ca. 1620 (?), ovl. tussen 15-06-1662 en 12-01-1670, tr. vóór 1652

 

NN BEERTS, geb. (?), ovl. tussen ..-06-1662 en 16-03-1678, dochter van Beert Jacobsen (ovl. na 16-03-1678) en …

 

Uit dit huwelijk zijn geboren:

 

Gerrit Petersen, geb. tussen 1652 en 1670/1671, ovl. na 16-03-1678.

Wijchman Petersen, ged. Oldebroek 27-01-1661, ovl. na 16-03-1678.

Mense (Mensjen) Petersen, ged. Oldebroek 15-06-1662, ovl. na 16-03-1678.

 

Beert Jacobsen is grootvader en voogd van de kinderen van Peter Morren.

 

Oldebroek 16-03-1678: Gerrit, Wijchman en Mense Petersen, drie minderjarige kinderen van Peter Morren, kopen van hun tante Dirrichien Morren diverse onroerende goederen:

 

-de helft van een halve mudde bouwland gelegen in de Lapstreek in Oldebroek, waaraan grenst (oost) land van het Gasthuis in Hattem, (noord) de Bovenheigraaf, (west) land van Gerrit Claessz en (zuid) land van het Sint Anna Gilde;

 

-de helft van een andere ½ mudde land, mede in de Lapstreek gelegen, waaraan grenst (oost) land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord) land van het Gasthuis in Kampen, (west en zuid) land van de weduwe van Jan Beertsz;

 

-de helft van 4 morgen land aan de andere zijde van de Heijgraaf en gelegen aan de Zwarteweg, waaraan grenst (oost) het land van burgemeester Johan Tengnegel, (noord) het land van Henrick van Uchteren, (west) het land van Aelt Jansz Schene en (zuid) de Neerheigraaf.

 

In de doopaantekeningen zijn de namen als volgt geschreven:

 

27-01-1661: Wychman, zoon van Peter Morres.

15-06-1662: Mense, dochter van Peter Morres. [36]

 

 

Noten bij Generatie III

 

1. Oldebroek 04-02-1663: ged. 4 febr: Jan Morren dogter Aeltien. Oldebroek 14-06-1665: ged. 14 Junij Jan Morren dogter, Gerrichien. Oldebroek 15-01-1668: ged. 15 Janr: Jan Morren dogter, Aeltien.

2. Deze tekst is gebaseerd op verscheidene protocollen waarin de Spronk wordt genoemd: Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 19-06-1628, fol. 67v, 09-07-1629, fol. 78c, 02-09-1630 fol. 98vc,  16-04-1632 fol. 168v,  13-12-1632, 22-06-1633, 24-08-1633, 05-07-1633 fol. 185, 185v, 186, 186v, 187, 187v en 188, 06-02-1634 fol. 202v. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-04-1639, fol. 46v, 23-05-1639, fol. 49v, 01-09-1640 fol. 78v,  05-03-1642 fol. 100, 24-05-1638 fol. 34. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.

3. D. Otten, Oude namen in Oldebroek (Oldebroek 1996) 42.

4. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.

5. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 42, 104.

6. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.

7. Hendrik van Boven, Aren lezen op de akker van Oldebroeks verleden. Tekst gedeeltelijk overgenomen met verbetering van enkele kennelijke (typ)fouten.

8. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek 1648 [ORA Inv. nr. 53 Richterambt] door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 27v.

9. Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627. Transcriptie door J.M. Goudbeek. Bron: Gelders Archief, 2000 Oud archief Arnhem, Over-Veluwe (en Veluwezoom), schatcedullen, 1627, inventarisnummer 5920.

10. Op 15-02-2014 heb ik bij Fa. J. van de Bosch aan de Bovenheigraaf 22 in Oldebroek gevraagd naar de locatie van boerderij de Heetkamp. Ik kreeg de naam, het adres en telefoonnummer van Harmen van de Streek aan de Zuiderzeestraatweg in Oldebroek die naar zijn zeggen veel kan vertellen over boerderijen en families in Oldebroek. Daarna ben ik bij Harmen van de Streek en zijn vrouw Anna Nagelhoud op bezoek geweest. Wij hebben een plezierig gesprek gehad over o.a. de familie Van de Streek en boerderij de Heetkamp in Oldebroek. Harmen van de Streek is geb. Oldebroek 24-02-1934, zie B. Doornewaard, Oud Veluws geslacht van de Streek, Uitgaven van Oudheidkundige Vereniging “De Broeklanden”, blz. 133, 134, 142. Van de Streek vertelde dat boerderij de Heetkamp 25 jaar geleden (“maar het kan ook 30 jaar geleden zijn geweest”) is afgebrand waarna op deze locatie een vrijstaande woning is gebouwd. De woning heeft een witte gevel en de naam “de Lindenhof”. Het adres is Bovenheigraaf 26. Van de Streek vertelde dat een Koster en een Fikse op de Heetkamp pachtboeren zijn geweest, zie Willem van Norel, Verleden in beeld. Honderdjarigen in de gemeente Elburg in: Arent thoe Boecop, nr. 95, april 2012, blz. 53-84, aldaar 73. Volgens Van de Streek was later Gerrit Wolfsen pachtboer op de Heetkamp. De vader van deze Gerrit Wolfsen was Egbert Wolfsen die ook de vader is van Aalt Wolfsen, die een tijd op het Kampereiland als boerenknecht heeft gewerkt en de vader is van Aleid Wolfsen, oud lid van de Tweede Kamer en oud burgemeester van Utrecht. Op 21-03-2014 heb ik opnieuw met Van de Streek over de Heetkamp gesproken. Van de Streek vertelde dat hij ondertussen aan een kennis had gevraagd wanneer boerderij de Heetkamp is afgebrand en hij zei dat dat 49 jaar geleden is gebeurd, dus in 1965.

11. D. Otten, Oude namen in Oldebroek (Oldebroek 1996) 46.

12. D. Otten, Oude namen in Oldebroek (Oldebroek 1996) 26.

13. Zie noot 10.

14. Hendrik van Boven, Aren lezen op de akker van Oldebroeks verleden. Tekst gedeeltelijk overgenomen met verbetering van enkele kennelijke (typ)fouten.

15. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 20-04-1639, fol. 46v.

16. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 23-05-1639, fol. 49v.

17. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, ca. 27-05-1639, fol. 49v.

18. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 05-09-1639, fol. 58v.

19. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 05-09-1639, fol. 39.

20. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 12-09-1644, fol. 174.

21. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 02-03-1648, fol. 47v.

22. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 30-10-1640, fol. 82: Hier af te trecken t gene so van doetvaten als [ver]teringe inde pestsieckte vande olders end kynderen is betaelt. ….

23. Volgens het woordenboek der Friese Taal is een roer een ouderwets geweer, zo genoemd naar de min of meer lange loop. In 1636 vertelt een getuige aan de richter van Oldebroek dat Franck Warnertsen op Tweede Pinksterdag ruzie had met Jan Willemsen in diens tapperij in Aperlo en dat de zwager van de tapper, Hendrick Helmichsen, tussenbeide kwam, buiten zijn roer pakte, deze mee naar binnen nam en voor zich uit hield alsof hij daarmee zou willen schieten. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-11-1636, fol. 7: Jan Dietzemertsen, olt ongeveer 33 jaren, verbodet ter instantie van Franck Warnertsen, tuyget dat Franck voerschreven een verleden Pinstermaendach ten huyse van Jan Willemsen t' Aperloe eenige woirden mit Jan voerschreven heeft gehadt, end dat sijn swager Hendrick Helmichsen sich daerin heeft gesteecken, end een kanne gevattet, alsoff hij daermede slaen wolde, die hem ontnomen werde, heeft daernae sijn roer van buiten int gelach gebrocht end t selve voiruyt holdende alsoff hij daermede schieten wolde, welck hem oick van Jan Heimensen is affgenoemen, end sijn eintlick Hendrick Helmichsen voerschreven end (doorgehaald: sijn) Franck Warnertsen buiten t' huys geraeckt, alwaer getuige van haer gevecht niet heeft gesien. Een andere getuige verklaart in verband met dezelfde kwestie dat de zwager van de tapper bij zijn binnenkomst de haan van zijn roer had overgehaald. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119, 10-11-1636, fol. 7v: Jan Heimensen, olt omtrent 30 jaren, gearrestiert ter instantie van Franck Warnertsen, tuiget mede gewest te hebben ten huyse van Jan Willemsen t' Aperloe, voergangen Pinstermanedache, end van anderen daer verstaen te hebben, dat Franck voerschreven mit den weert aldaer, Jan Willemsen genaemt, eenige woirden gehadt hadde, waerover Hendrick Helmichsen, Jans voerschreven swager, is mit sijn roer na buiten gegaen, ende daermede na binnen komende, die hane overgehaelt hebbende, is hem t' selve voer die duere van getuige affgenomen geworden, end der selver broder Mense Helmichs, sulcx siende, is mit het mes na getuige aengekomen, die getuige doe om sich te verweren mit het roer op het hoeft heeft gesmeten, ende weet eigentlick niet hoe het gevecht mit Hendrick Helmichsen ende Franck is aengegaen.

De richter straft in 1651 Hendrick Gerritsen die met een kort roertjen had geschoten  op het lichaam van Anna, de dienstmeid van de predikant, waardoor verscheidene gaatjes in haar schort zijn gebrand. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 11-09-1651, fol. 87: Tusschen den heer richter Arnt Feith, cleger ter eenre, ende Hendrick Gerritsen, beclaechde ter andere zyeden, belangende den eysch van ses heerenponden, ter oirsaecke dat hij sich vetstout hadde den 3e septembris deses jaers met een kort roertjen te schieten op t’ lijff van Anna, dienstmaecht van den predicant alhier, soodat verscheiden gaetjens in haer schorteldoeck sijn gebrant, verstaet het gerichte, dat die beclaechde daerover in die geeyste somme toe boete is vervallen. Actum ut supra.

24. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 23-03-1648, fol. 51, 51v, 52, 52v, 53.

25. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.

26. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 23-03-1650, fol. 73v, 74, 74v.

27. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.

28. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 24-01-1650, fol. 71v, 72.

29. Harmen van de Streek, zie noot 10, wees mij erop dat Keuyt in het Oldebroeks moet worden uitgesproken als Kuut, Oldebroek 15-02-2014 en 21-03-2014.

30. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 10-02-1676, fol. 26.

31. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 08-06-1681, fol. 41v.

32. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 08-06-1681, fol. 42.

33. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 08-06-1681, fol. 42v.

34. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1634-1644, inv.nr. 119,12-09-1644, fol. 174.

35. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 16-03-1678, fol. 28.

33. Oldebroek 27-01-1661: ged. 27 [Janr:] Peter Morres soon Wychman. Oldebroek 15-06-1662: ged. 15 Junij. Peter Morres dogter Mense.

 

 

Bronnen bij Generatie III

 

-

 

 

Bijlagen bij Generatie III

 

 

Bijlage 1. Het gezin van Beert Francksen den olden

 

 

I FRANCK NN, geb. ca. 1550 (?), ovl. (?), tr.

 

NN, geb (?), ovl. (?), dochter van … en …

 

Franck NN heeft een zoon:

 

Beert Francksen den olden, volgt II.

 

 

II BEERT FRANCKSEN DEN OLDEN, geb. ca. 1575 (?), pachtboer (1627, 1634, postume vermelding 1648), landeigenaar (1648), veehouder (1648), akkerbouwer (1648, postume vermelding 1648), ovl. tussen 23-03-1648 en 09-06-1648, tr.

 

ALIJDT REIJNERTS, geb. (?), ovl. na 09-06-1648, dochter van Reijnert … en …

 

Beert Francksen den olden heeft twee dochters:

 

Janne (Janneken) Beerts, geb. ca. 1610 (?), volgt IIIa.

Neeltien Beerts, geb. (?), volgt IIIb.

 

Beert Francksen den olden woont sinds tenminste 1627 in Oldebroek op de Heetkamp in de Spronk. Zijn schoonzoon Evert Morren neemt vóór of in 1648 de pacht van de Heetkamp van hem over.

 

Voor informatie over Beert Francksen den olden tussen 1627 en 1648 zie PrinsOldebroekKampen, Generatie III, onder IIIb.

 

In 1629 staat Beert Francksen den olden, samen met enkele anderen, borg voor de pacht die Gerrit Bosch schuldig is aan Ernst thoe Bocop. Met Thoe Bocop wordt afgesproken dat de pacht binnen drie jaar in termijnen zal worden voldaan. Gerrit Bosch en Gerritgen, zijn vrouw, verbinden hieraan al hun vee en goederen zodat een aanspraak op de borg op hen kan worden verhaald.

 

Op den 16 novemb[ris] 1629 sijn voer den gerichte des ampts Oldebroick erschienen Michiel Jansen, Hend[rick] Willemsen, Albert Tiessen ende Beert Francksen den olden, end hebben [ver]claert, dat sij mit den e[delen] Ernst thoe Bocop waren [ver]accordiert end [ver]sproecken aen sijn e[dele] voer Gerrit Bosch te betalen op drie nagemelte termijnen, sodanige [ver]schienen end bereeckende gelt en [de] saet, pachten hierna verhaelt, als Gerrit Bosch voor[seit] bekende schuldich te wesen voer die welcke hij voer desen gerichte al was [ver]wonnen, namelick vijftich h[eeren]guldens geltpachts ses en tsestich mudden roggen, waervan die helfte mit gelt sal betaelt werden, ider schepel geprisiert op twe en dartich stuv[er], negentien mudden boickweiten end drie schepels, waervan insgelijcken die helfte mit gelt sal betaelt werden, het schepel mit een gulden. Die betalinge van t eerste termijn des gemelten schults sal geschieden S[int] Peter thoecomende, van t twede middewinter daeraen volgende, end van het darde termijn middewinter des jaers sestien hondert twe en dartich. Vorders, so hebben Gerrit Bosch ende Gerritgen, sijn huisvrou, beloeft die gemelte hare burgen scaedeloes te holden, end hebben tot dien einde aen haer bij parate executie mit consent haer bij parate executie mit consent des lantheers, [ver]bonden alle haere guederen, tegenwoirdige ende thoekomende, als vee, have, inbodel, het saet op het lant, ofte wat daer anders wesen mochte, niet uutgesondert, om daer op end aen haer schade te moegen verhalen. Actum ut supra. [1]

 

Gerrit Bosch end sijn huisvrouwe hebben verbonden bij parate executie mit wille des lantsheers Ernst thoe Bocop, gelijck in den gerichte gebleecken doer hantschrift van Bocop voor[seit] aen den gerichte vertoent, als haer guet tegenwoirdich end thoecomende, niet uutgesondert als vee, have, inboedel, het saet op het lant, etc[etera] aen Michiel Jansen, Beert Francksen den ouden, Hend[rick] Willemsen ende Albert Tiessen, omdat sij haer als burgen end oick als principalen aen Ernst Thoe Bocop voer Gerrit voor[seit] hier gerichtelick hadde verbonden seeckere somme van penningen end seeckere mudden koirens op seeckere termijnen te betalen, volgents die acte daer afgemaeckt end bij Boecop voor[seit] onderteickent, aen den gerichte [ver]toent end hier gelesen. [2]

 

Beert Francksen den olden laat in 1647 Willem Aertsen dagvaarden voor de richter van Oldebroek vanwege een geschil over een betaling. Willem Aertsen is 12 gulden schuldig aan Beert Francksen den olden en kan of wil deze niet betalen. Willem Aertsen biedt Beert Francksen den olden in plaats daarvan drie paar kippen aan maar deze neemt daar geen genoegen mee. Hij wil een extra toom kippen. De mannen komen niet tot een oplossing maar terwijl de richter de zaak in behandeling heeft regelen hun vrouwen de kwestie onderling. De richter hoeft enkel nog het akkoord te bekrachtigen: Willem Aertsen geeft aan Beert Francksen den olden de geëiste drie paar kippen en nog een toom extra.

 

Die saecke van Beert Francksen den olden tegens Willem Aertsen wort gediffereert tot den naesten gerichten. Actum ut supra. [3]

 

Tusschen Beert Francksen den olden, aenleggereens, ende Wilhelm Aertsen, verweerder anderdeels. Het gerichte gehoort hebebnde beyde partijen voordraegen, verstaet dat verweerder voor aenlegger boven die dree paer hoenderen noch sal hebben op te brengen ende te geven een toim hoenderen (na aenleggers eygen seggen) in plaetse van die twaelff guldens, in gevolgh van t’gespre................ ende accoort tusschen haere respective vrouwen geholden, met compensatie van costen om redenen. Actum ut supra. [4]

 

 

IIIa JANNE (JANNEKEN) BEERTS, geb. ca. 1610 (?), ovl. vóór 26-01-1655, vermoedelijk kort vóór deze datum, tussen eind 1654 en 26-01-1655, tr. Oldebroek 16-03-1634

 

EVERT MORREN (EVERT KEUYT), geb. ca 1610 (?),  gemachtigde-schuldeiser (1639), pachtboer (1648, postume vermelding 1655), veehouder (1648, postume vermelding 1655), akkerbouwer (1648, postume vermelding 1655), bierbrouwer (?), ovl. tussen 23-03-1650 en 26-01-1655, zoon van Morre Jans en …

 

Voor informatie over Janne Beerts en Evert Morren zie PrinsOldebroekKampen, Generatie III, onder IIIb.

 

 

IIIb NEELTIEN BEERTS, geb. vóór ca. 1626, ovl. tussen 05-11-1668 en 01-08-1674, tr. vóór 1644

 

ARENT GERRITSEN STANGE (ARENT GERRITSEN, ARNT GERRITSEN), geb. vóór 1622, gerichtsman (1647), landbouwer (1648), koster (1648, 1654), gemachtigde voor het gericht (1650, 1651, 1652, 1654, 1657, 1658, 1659), ovl. na 01-08-1674, zoon van Gerrit … en ….

 

Uit dit huwelijk is geboren:

 

Gerrit Arentsen Stange, geb. vóór 1644/ca. 1646.

 

Arent Gerritsen Stange tr. Oldebroek 05-01-1640 Hille Beerts. Hille Beerts is geb. vóór ca. 1622, ovl. vóór 1644/ca. 1646, dochter van Beert NN en …

 

Zijn Hille Beerts en Neeltien Beerts zussen?

 

Arent Gerritsen Stange hertr. Oldebroek 01-08-1674 Grietjen Jans. Grietjen Jans is geb. vóór ca. 1656, ovl. na 01-08-1674, dochter van Jan … en …

 

Arent Gerritsen Stange is koster van Oldebroek geworden na 08-03-1632. Oldebroek 08-03-1632: Hend[rick] Hendricksen is koster deses ampts. [5]

 

Oldebroek 02-07-1639: A. Stang is trouwgetuige. Op 02-07-1639 trouwen in Oldebroek Henrick Ponagenarius en Judice Moge Feyth.

 

Oldebroek 05-01-1640: Arent Stange tr. Hille Beerts.

 

Oldebroek 17-01-1646: Beerent Gerritsen Stange tr. Anna Witten. Beerent Gerritsen Stange is een broer van Arent Gerritsen Stange.

 

Oldebroek 11-10-1647: Arnt Gerritsen is gerichtsman van Oldebroek. [6]

 

Op 23-03-1648 laten Beert Francksen den olden en Alijdt Reijnerts, zijn vrouw, hun paarden, koeien, jonge beesten, wagen, ploeg, varkens, hooi en huisraad veilen. Arnt Gerritsen, koster, schoonzoon van Beert Francksen den olden, koopt een saetkorff voor een gulden en acht stuivers. [7]

 

De weduwe en erfgenamen van Beert Francksen den olden laten op 09-06-1648 zeven roggeoogsten veilen. Arnt Gerritsen, koster, biedt op drie roggeoogsten en koopt voor 47 gulden en 10 stuivers de roggeoogst van die twee ackeren van den wech. [8]

 

Op de veiling van verscheidene roggeoogsten staan Arnt Gerritsen, koster, en Jan Franckesen borg voor Henrick Gerritsen. [9]

 

Arent Gerritsen Stange treedt tussen 1650 en 1659 in diverse civiele zaken voor het gericht van Oldebroek op als gemachtige. [10]

 

Oldebroek 21-03-1650: Arnt Gerritsen Stange en Beert Francksen staan borg voor het erfhuis van Bijgjen Hendricks. [11]

 

Oldebroek 01-05-1651: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van zijn broer Berent Gerritsen. [12]

 

Oldebroek 20-01-1653: Arnt Gerritsen Stange legt een verklaring af over wat Hendrickjen Cornelis heeft gezegd in het huis van Harman Hulleman. [13]

 

Oldebroek 13-07-1654: Het gerichte heeft die saeck tusschen Peter (doorgehaald: Gerritsen) Jansen ende Arnt Gerritsen koster als volm[achtiger] van[den] aenleggers mede erfgenaemen uitgestelt tot den naesten. Actcu[m] ut supra. [14]

 

Arent Gerritsen Stange wordt bij een regeling in 1655 genoemd als oom van de kinderen van Evert Morren en Janne Beerts, zie PrinsOldebroekKampen, Generatie III, onder IIIb. [15]

 

Arent Gerritsen Stange eist drie schepel haver van Morre Jans, de vader van zijn overleden zwager Evert Morren. De eis van Arent Gerritsen Stange wordt toegewezen.

 

Arent Gerritsen verschijnt als eiser in een civiele zaak voor het gericht, 19-02-1657.

 

In hedendaags Nederlands:

 

Op 19 februari 1657 heeft de richter (e doorgehaald: geri) Arnt Feith zitting gehouden. Uitspraak gerichtslieden Beert Francksen, Jan Andreessen, Albert Tijssen, Geurt Hendricksen en Hendrick Simensen.

In de zaak van Arent Gerritsen, eiser ter ene zijde, ende Morre Jans, verweerder ter andere zijde, oordeelt het gericht, dat de verweerder gehouden is de geëiste drie schepel haver te betalen aan de eiser. Verhandeld als hierboven beschreven.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

Den 19 februaqry 1657 heeft die richter (e doorgehaald: geri) Arnt Feith gerichte gehouden. Oirconde gerichtsluiden Beert Francksen, Jan Andreessen, Albert Tijssen, Geurt Hendricksen ende Hendrick Simensen.

In saecken van Arent Gerritsen, aenlegger ter eenre, ende Morre Jans, verweerder ter andere zyeden, verstaet het gerichte, dat den verweerder gehouden is die geeyste dree schepel haeveren te betaelen aen den aenlegger. Actum ut supra. [16]

 

Oldebroek 05-11-1668: Neeltien Beerts en Arent Gerritsen Stange dragen de helft van negen gresen land in Oosterwolde, genaamd ’t Sije, over aan hun zoon Gerrit Arentsen Stange. Het perceel grenst aan (oost) de Grote Woldweg, (zuid) land van de erfgenamen van Cornelis Wichmans, (west) de Winterdijk en (noord) het geestelijk gasthuis.

 

De oorspronkelijke tekst luidt:

 

De helfte van 9 gresen landt gen. 't Sije, daer oost de woltweg, zuydt de erfgen. van Cornelis Wichmans, west de Winterdijck, noort het geestelick gasthuis naest gelandet is , toebehorende Arent Gerritsen Stange en Neeltien Beerts echtel.
Anno 1668 den 5 nov getransp. en opgedragen aen en ten behoeve van desselfs soen Gerrit Arentsen Stange geregistr. den 23 mey 1690
Noch 2 gresen landt daervan coperen de andere gedeelten oock sijn posiderende, palende en gehorende onder die bovengem. 9 gresen in de bepalinge als daer is geseidt
Toebehorende Grietje Jans Hardenberg ofte Gryte van Kuynders
Anno 1683 den 24 sept getrasp. Enopgedragen aen Gerrit Aertsen custer int Oldebroek en Eese Herms echtel. geregistr den 23 mey 1690.
[17]

 

Oldebroek 01-08-1674: Arent Gerritsen Stange tr. Grietjen Jans.

 

Gerrit Arentsen Stange, een zoon van Arent Gerritsen Stange, tr. Oldebroek 13-05-1677 Eesjen Harmens Stange. Eesjen Harmens Stange (Effe Hermsen) is geb. …, ovl. na 16-08-1694, dochter van Harmen … en …

 

Oldebroek 13-05-1677: Gerrit Arentsz Stanghe tr. Eesjen Harmens Stange.

 

Gerrit Arentsen Stange is koster van Oldebroek (1679, 1694, 1696, 1700, 1701, 1702, 1703, 1704). [18]

 

 

Noten bij Bijlage 1. Het gezin van Beert Francksen den olden.

 

1. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 16-11-1629, fol. 75, 75vc, 76c.

2. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 26-11-1629, fol. 74, 74v.

3. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 11-11-1647, fol. 43.

4. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 02-12-1647, fol 43v.

5. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1617-1634, inv.nr. 118, 08-03-1632, fol. 165.

6. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 11-10-1647, fol. 41v, 42.

7. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 23-03-1648, fol. 51, 51v, 52, 52v, 53.

8. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.

9. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 53, 53v, 54.

10. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 15-01-1650: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Lubbert Drost.  24-01-1650: Arent Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Lubbert Aertsen Drost.  01-05-1651: Arnt Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Dirck Petersen.  01-05-1651: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van zijn broer Berent Gerritsen.  08-01-1652: Arendt Geritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gevolmachtige van Marten Jochimsen.  08-01-1652: Arendt Geritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Mathias van Gerven.  19-02-1652: Arent Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Beert Nucke.  26-01-1654: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Hendrick Gerritsen Mensen.  16-03-1654: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van Anna Gerrits.  13-07-1654: Arnt Gerritsen koster treedt in een civiele zaak op als gemachtige van eisers.  07-09-1654: Arnt Geritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtige van j[oncke]r Wilhelm van haeften.  19-02-1657: Arent Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Gerrit Hendricksen Coepsen.  28-05-1657: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen.  24-09-1657: Arent Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen.  29-10-1657: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen.  03-12-1657: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen.  17-12-1657: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen.  04-03-1658: Arnt Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Barbar en Gerrichjen Jaspars.  25-03-1658: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Barbar en Gerrichjen Jaspars.  06-05-1658: Arnt Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Jan Dircksen.  25-11-1658: Arnt Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Harmen Jansens soone.  03-02-1659: Arnt Gerritsen Stange treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van Hendrick Glauwe.  08-12-1659: Arent Gerritsen treedt in een civiele zaak op als gemachtigde van doctor Borneman.

11. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 21-03-1650, fol. 73.

12. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 01-05-1651, fol. 82.

13. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 20-01-1653, fol. 99v.

14. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 09-06-1648, fol. 106.

15. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 26-01-1655, fol. 128v.

16. Transcriptie civiele rechtspraak in het Richterambt Oldebroek, 1645-1676, inv.nr. 120, 19-02-1657, fol. 115.

17. Uittreksels protocol van bezwaar ORA Doornspijk 1675-1733, H. Fikse, Oosterwolde, fiche 18.

18. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak, 1666-1699, Richterambt Oldebroek, door P. Zunderman 2000, 30-05-1679, fol. 36, 16-08-1694, fol. 97. Transcriptie van de protocollen van vrijwillige rechtspraak van Oldebroek, 1699-1735, inv. nr. 193, door P. Zunderman 2000, 27-12-1700, fol. 154, 21-07-1701, fol. 160, 29-04-1702, fol. 173, 17-12-1703, fol. 183, 02-01-1704, fol. 183v. Transcriptie van en index op het kohier van verponding in het ambt Oldebroek (afschrift) 1696, ORA Inv. nr. 58 Richterambt, door P. Zunderman, Oldebroek 2008, fol. 20: “Gerrits Arents Stange custos 5 - 1 - 0 idem van 4 mergen 2 - 16 - 0.