GENERATIE V
24-06-2017
Va JANNIGJEN HENDRIKS
(JANNETJEN HENRICKS, JANNITJE HENDRICKS) PRINS (van IVb), ged. Oldebroek
10-08-1673, ovl. vóór 24-01-1728, tr. Oldebroek 04-07-1705
JAN FRANSEN (JAN
FRANSZ), geb. (?), ovl. vermoedelijk vóór 24-01-1728, zoon van Frans … en …
Uit dit huwelijk zijn geboren:
Twee of meer kinderen, in leven 24-01-1728.
Oldebroek 27-09-1696:
Jannigjen Hendriks Prins,
Jannigjen Henricsz filia Henric Evertsz Prins, doet belijdenis en wordt ingeschreven als lid van de Gereformeerde Kerk van
Oldebroek.
Oldebroek ca. 17-05-1720: In Oldebroek zijn in 1719 veel
runderen aan “de besmettelijke siekte”
gestorven. Jan Fransen komt niet voor op de de Lijste van het runtvee dat in het rigterampt Oldebroek aen de
besmettelijke siekte gestorven is in den jare 1719. [1]
Dat Jannigjen
Hendriks Prins is ovl. vóór 24-01-1728 en twee of meer kinderen naliet weten
wij omdat op 24-01-1728, bij de verburging van het erfhuis van Hendrick
Evertsen Prins, wordt gesproken over “de
onmundige kinderen van Jannitje Hendricks in ehestant geprocreert bij Jan Fransen”,
zie IVb.
Vb EVERT HENDRIKS
(EVERT HENDRICKS) PRINS (van IVb), ged. Oldebroek 26-08-1677, landeigenaar
(vóór 1737-ovl.), pachtboer (1742), akkerbouwer (1749), veehouder (vóór 1737,
1749), bierbrouwer (1749), ovl. na 06-06-1749, tr. vóór 25-03-1706
GRIETJEN BRANDS HANNIS
(GRIETJEN BRANTS, GRIETJEN BRANTS HANNIS), geb. ca. 1680 (?),
landeigenaresse (vóór 1737), veehoudster (vóór 1737, 1749), ovl. na 06-06-1749,
dochter van Brandt Hannissen en Annetien Everts.
Uit dit huwelijk zijn geboren:
Hendrik Everts Prins,
ged. Oldebroek 25-03-1706, volgt VIa.
Beert Everts Prins,
ged. Oldebroek 19-03-1711, volgt VIb.
Annetjen Everts Prins,
ged. Oldebroek, 24-05-1716, volgt VIc.
In het doopboek van Oldebroek is bij de doop van Hendrik,
Beert en Annetjen de achternaam van de vader genoteerd: Prins.
In de doopaantekeningen zijn de namen als volgt geschreven:
25-03-1706: Henric, zoon
van Evert Henricsz. Prins en Grietjen Brandtsz. Hannissen.
19-03-1711: Beert, zoon
van Evert Henricsz. Prins en Grietjen Brands. Hannisz.
24-05-1716: Annetjen, dochter
van Evert Henriksen Prins en Grietjen Brandz. [2]
Oldebroek ca. 17-05-1720: In Oldebroek zijn in 1719 veel
runderen aan “de besmettelijke siekte”
gestorven. Op de Lijste van het runtvee
dat in het rigterampt Oldebroek aen de besmettelijke siekte gestorven is in den
jare 1719 komen voor Evert Hendriks
en Evert Hendriks op de oude IJssel. Zij en hun buren verklaren onder ede “dat sij bovengemelte runtvee aen de
besmettelijke siekte verloren hebben gelijck op dese cedule is aengeteikent”.
Niet bekend is wie Evert Hendriks Prins is. Evert
Hendriks verloor twee melkbeesten.
Evert Hendriks op de oude IJssel
verloor twee melkbeesten en een veers. [3]
Evert Hendriks Prins en Grietjen Brands Hannis hebben in
1737 grondbezit in het Eektermerk in de zeepolder van het kerspel Oosterwolde
onder Doornspijk. Voor 216 gulden kopen zij 3 gresen grasland naast de 12
gresen grasland die zij al bezitten. Hierna hebben zij in het Eektermerk ten
minste 15 gresen (ca. 5 hectare) grasland aaneengesloten.
Een gres is oorspronkelijk de oppervlakte grasland die nodig
is voor het houden van één koe. Later werden de maten bijgesteld: voor een koe
rekende men 1½ gres, voor een pink of kalf 1 gres. De grootte van een gres lag
dus niet precies vast, maar een vuistregel is dat een gres ongeveer gelijk
staat aan ca. 0,30 hectare. [4]
Eektermerk in het kerspel Oosterwolde onder Doornspijk
25-06-1737: Evert Prins en zijn vrouw
Grietje Brandsen kopen voor 216
gulden van Elisabeth Wijnne, wed. van Hendrik Nucke, 3 gresen in het Eektermerk gelegen naast de
12 gresen van kopers. [5]
Oosterwolde
Behalve de zanderige, hogere strook aan de Z.O.kant,
waar veel hout en bewoning is ( 't Hoge, de Zandweg, de Hagens, enz.) bestond
Oosterwolde in hoofdzaak uit moerasland, dat begroeid was met struiken en
bomen, meest elzen, dat soms droog, maar veel vaker nat was. Het was een soort
niemandsland en jachtterrein voor de graven en hertogen van Gelre en hun
vrienden. In 1276 en later weer in 1359 kregen de rechthebbenden recht(verlof)
om een dijk te leggen om hoog zeewater te keren (dijkrecht). Soms hielpen die
dijken, maar braken bij hoge vloeden ook vaak stuk, wat vaak de oorzaak was van
het ontstaan van de "kolken" heel diepe gaten, waar de stormvloed
doorgestroomd was. [6]
Polder
Oosterwolde
Het gebied van de voormalige gemeente
Doornspijk ten noorden van Elburg strekte zich uit van de Wijkwetering tot aan
Noordeinde. Dit gebied heet Polder Oosterwolde. Alleen een enkele bomengroep
van de minstens vierhonderd jaar oude eendenkooi verstoort het beeld van de
eindeloze groene vlakte. In 1359 werd de Zomerdijk aangelegd. Eigenlijk kon men
nauwelijks spreken van een dijk, het was meer een kade, net hoog genoeg om in
de zomermaanden het zeewater uit de polder te houden. Tijdens de winter
overstroomde het gebied een of twee keer. De weinige boeren die er woonden,
waren hierop voorbereid en hadden hun huizen op terpen gebouwd. Langs de
Zomerdijk vormde zich op deze wijze zelfs nog een buurtschap die Dijkhuizen
werd genoemd. Tijdens de hevige storm van 1776 werden elf huizen hiervan
verwoest, zeven mensen verloren het leven.
Halverwege de dijk staat de oude polderschuur.
Hierin werd het gereedschap opgeslagen dat nodig was voor het onderhoud van de
dijk en de polder. Dit was een voortdurende zorg. Soms kon een boer zijn
dijkverplichtingen niet meer nakomen. Tijdens de jaarlijkse dijkschouw ging hij
dan in zijn hemd staan om de dijkgraaf te laten weten dat hij afstand deed van
zijn land. Later werd deze vernederende manier van doen afgeschaft en hoefde
hij enkel maar een schop in de grond te steken.
Tot 1955 stonden de huizen op Noordeinde
allemaal achter de dijk. Door afgraving is er nu een fraai vrij uitzicht naar
het noorden. Halverwege Noordeinde staat een grappig boerderijtje met de naam
Hagedoorn. De stenen die ervoor liggen zijn van de Noordermerksluis geweest. De
polder Oosterwolde had vier merken met een eigen afwateringssysteem. De drie
merken naar Elburg toe loosden het overtollige water rechtstreeks op de
Zuiderzee. Het Noordermerk lag hiervoor te laag. Vandaar dat er een windmolen
op Noordeinde heeft gestaan. Langs de Grote Woldweg ligt de Oosterwoldsche
Molenvliet als herinnering aan die tijd.
Aan de vroegere hoofdweg naar Kampen ligt het
schooltje van Noordeinde. Sinds 1887 is er een eigen gebouwtje geweest.
Daarvoor werd er les gegeven in een boerderijtje dat in de Franse tijd ook nog
douanestation voor de Fransen is geweest. De eerste steen van het bijzondere
kerkje van Noordeinde is gelegd op 2 oktober 1845. De bouw hiervan is te danken
aan koning Willem III. Hij bepaalde dat, toen de kerk van het Kerkdorp werd
verplaatst naar de Zandweg, er op het Noordeinde een nieuw Godshuis moest
worden gebouwd. In de nacht na de intredepreek van de oefenaar G. de Leeuw
stroomde de kerk vol water tot twee meter hoog. Ook 1916 was door de
overstroming een rampjaar.
Verder langs de Grote Woldweg komen we langs
een strook natuurgebied waar hoog opgaand riet de polder doorsnijdt. In het
voorjaar liggen hier grote rietbundels langs de weg. Dit land was vroeger in
het bezit van de bekende familie Daendels uit Hattem. Na de roerige patriottentijd
rond 1790 hebben zij zich hier beziggehouden met het afgraven van veen voor turf.
Volgens Haasloop Werner heeft generaal Daendels hiervan maar weinig plezier
gehad. Het kostte meer dan het opleverde.
Het is moeilijk voor te stellen dat het
Kerkdorp ooit het centrum van Oosterwolde is geweest met een kerk in het
midden. Nu grazen er alleen nog maar schapen en konijnen op het kerkhof. Het
steeds weerkerende water heeft de mensen doen besluiten naar de Zandweg te
verhuizen en daar een nieuwe kerk te bouwen. Slechts weinigen zijn
achtergebleven.
Even voorbij het Kerkdorp is een afslag naar
rechts, de Winterdijk op, naar Hof ter Eekt. De Winterdijk ziet er niet als
zodanig uit, maar aan de kolk, de Wakolk, rechts van de weg is te zien dat hier
een dijkdoorbraak is geweest.
Aan het einde van de Grote Woldweg ligt sinds
1845 het nieuwe dorp Oosterwolde op de plaats waar het voorheen Zandweg heette.
Tot 1976 werd het dorpsbeeld bepaald door de hervormde kerk en de korenmolen
"De Zon". In dat jaar brandde de 19e-eeuwse beltmolen af. Even
voorbij de plaats waar de molen stond is de afslag naar de Eekterweg. Daar
heeft in 1343 het klooster van Oosterwolde gelegen. De plaats wordt in de 17e
eeuw nog aangeduid als "gelegen bij d' windemolen aen Saentwegh". De
Eekterweg loopt dwars door de buurschap Eekt. De vele prachtige boerderijen
doen vermoeden "dat ossen en koeyen hier welig groeyen". Dit
opschrift stond op een glazen bokaal in de oude kerk van Oosterwolde.
De zeepolder Oosterwolde en het Eektermerk
Reeds
vroeg heeft men in de streken benoorden Elburg, door den aanleg van dijken
beveiliging moeten zoeken tegen het zeewater, dat bij overstrooming eerst door
de achter Oldebroek gelegen hooge gronden van den noordelijken Veluwezoom wordt
gestuit. De oudste bescherming is waarschijnlijk te vinden in den thans als weg
nog bestaanden Winterdijk. Later heeft de verder gaande ontginning der
broeklanden en het steeds hooger worden der zeevloeden eene nieuwe bedijking
noodig gemaakt, en in 1359 verleende hertog Reinald III toestemming tot den
aanleg van eenen nieuwen dijk, den thans nog als zeedijk bestaanden Zomerdijk,
die van de stad Elburg in noordelijke richting loopt.
Het
poldergebied, gelijk dit vóór de uitbreiding van 1874 bestond, was in vier
merken ingedeeld, n.l. van Noord naar Zuid: Noordermerk, Bolsmerk, Lummermerk,
Eektermerk. In deze vier merken hadden afzonderlijke vergaderingen van geërfden
plaats, tot wier bevoegdheid in hoofdzaak behoorde het beheer van de in elk
merk bestaande gelijknamige sluis (Noordersluis enz.), en de uitzetting van de
gelden voor het onderhoud dier sluizen en der waterwerken. Hun inkomsten
bestonden in een uitkeering uit de algemeene polderkas, benevens een uitzetting
van de sluis- en molengelden. Het polderreglement van 1890 heeft de merken als
zelfstandige onderafdeelingen opgeheven, en het beheer der sluizen en
waterwerken aan het algemeene polderbestuur gebracht. [7]
Oldebroek
17-07-1742: Evert Prins pacht drie schepel zaylant in de Bornekolck. Eigenaar
van deze drie schepel zaailand was Jan Beertsen, schepen. Jan Beertsen had op
10-07-1742 zijn testament gemaakt en is in de week daaropvolgend overleden. Ter
uitvoering van dit testament sluiten zijn twee neven en nicht, Beert Jacobsen,
Heijmen Jacobsen en Betjen Jacobs, een akkoord en laten zij door de richter van
Oldebroek vastleggen dat voornoemd zaailand in eigendom toevalt aan Jan
Lambertsen en zijn vrouw Betjen Jacobs. [8]
De Bornekolk maakt deel uit van de Lapstreek, een buurtschap
in een ontginningsgebied op de wat hoger gelegen zandgronden ten zuiden van de
Broekdijk. De Lapstreek, genoemd naar een of meer lappen, “percelen
(cultuur)grond”, ligt temidden van heide, veen en zandverstuivingen. [9] In
1734 koopt een zekere Frank Hermens twee stukken land, land ten zuiden van de
Bovenheigraaf en land bij de Bornekolck. Vermeld wordt dat het land bij de
Bornekolck in de Lapstreek ligt. [10]

De Lapstreek in het Bovenbroek. Topografische Militaire Kaart
(Bonneblad 1872).
Oldebroek 06-06-1749: In het kohier van het hoofd- of
haardstedengeld komt Evert Hendriks Prins voor als Evert Henrikx Prins en vrouw hebbende 2 coebeesten.
Evert Hendriks Prins woont in 1749 met zijn vrouw in
Oldebroek. Zij hebben één kind thuis wonen dat ouder is dan 15 jaar. Nog iemand
is inwonend, mogelijk een knecht of meid. De behuizing heeft twee haardsteden
(schoorstenen). [11]
Evert Hendriks Prins heeft bouwland met een oppervlakte van
twee mudde en negen schepel (ca. 2,7 hectare), gelegen op zandgrond of lichte
grond. Hij boert niet op kleigrond. Dit bouwland ligt buijtenampts, buiten het Richterambt Oldebroek. Mogelijk gaat het
om een deel van de in 1737 aangekochte gronden in het Eektermerk. [12]
De mud of mud gezaaid
is een oude Nederlandse oppervlaktemaat. Oorspronkelijk stond een mud gelijk
aan de hoeveelheid grond die men met een mud zaad kon inzaaien. Een mud
(inhoudsmaat) stond op veel plaatsen gelijk aan vier schepel.
Evert Hendriks Prins is capitalist
wat wil zeggen dat hij niet behoeftig is c.q. van de diaconie leeft. Hij heeft twee koeien. In 1747 betaalt hij
wegens een gecombineerde heffing, genaamd de vijf speciën, 15 gulden en 9
stuivers. Er geldt een belasting op wijn en azijn, op bier, op brandewijn, op het
gemaal (granen en bonen), op zout, op zeep, op hoornvee (runderen van drie jaar
en ouder) en op bezaaide landerijen.
In 1749 wordt hij aangeslagen voor 9 gulden en 14 stuivers
wegens de vijf speciën en voor 1 gulden en 1 stuiver wegens de biercijns. Deze
afdracht is hij overeengekomen met de belastinginner. Dat is degene die (als
hoogstbiedende) de belastingheffing had gepacht.
Evert Hendriks Prins woont in het rot van rotmeester Frank
Hermens, vermoedelijk dezelfde Frank Hermens die in 1734 grond kocht bij de
Bornekolck in de Lapstreek. Rot staat voor de volwassen mannen, één per
huisgezin, in een wijk, buurtschap of gehucht. Een rot stond onder leiding van
een rotmeester en verzorgde tot aan de negentiende eeuw de uitvoering van de
publieke werken zoals het onderhoud aan wegen, vestingwerken en
brandblusmiddelen, het onderhoud van de bruggen en het school- en poorthuis,
het aanplanten bomen, het bestrijden van zandverstuivingen, het vegen van de
sloten en dergelijke.
Vc GERRIGJEN HENDRIKS
(GERRITJEN HENDRICKS, GERRIGJEN HENRIKS) PRINS (van IVb), ged. Oldebroek 26-11-1682, ovl. tussen 29-06-1741
en 06-06-1749, tr.
Oldebroek 02-05-1716
DRIES CORNELIS (DRIES
CORNELISZ, DRIES CORNELISSEN) VAN
DIJK, ged. Oldebroek 29-11-1685, ovl. na 06-06-1749, zoon van Cornelis Aalts en Geertjen Everts.
Uit dit huwelijk zijn geboren:
Evert Dries, ged.
Oldebroek 11-03-1717.
Hendrik Dries,
ged. Oldebroek 16-04-1719.
Aaltjen Dries,
ged. Oldebroek 26-12-1721.
Oldebroek 29-11-1685: ged. Dries, zoon van Cnelis Aaltsz
en Geertjen Evertsz.
Oldebroek 21-04-1715 en 20-12-1715: Op beide data is er een Gerrigje Hendriks die belijdenis doet en
wordt ingeschreven als lid van de Gereformeerde Kerk van Oldebroek. Aangezien
geen verdere gegevens zijn vermeld is kan niet worden vastgesteld of het bij
één van hen gaat om Gerrigjen Hendriks Prins.
Oldebroek ca. 17-05-1720: In Oldebroek zijn in 1719 veel
runderen aan “de besmettelijke siekte”
gestorven. Dries Cornelis komt niet voor op de Lijste van het runtvee dat in het rigterampt Oldebroek aen de
besmettelijke siekte gestorven is in den jare 1719. [13]
Oldebroek 24-01-1728: Gerrigjen Hendriks Prins is betrokken
bij het aanstellen van twee borgen over de nalatenschap van haar vader Hendrik
Everts Prins.
Bolsmerk in het kerspel Oosterwolde onder Doornspijk
29-06-1741: Reier Cornelissen en zijn vrouw
Reintje Brands, Dries Cornelissen
en zijn vrouw Gerigje Hendriks, Aalt
Evertsen namens zijn vader Evert Cornelissen, verder Beert Jansen en zijn vrouw
Grietje Eimerts, Gerrit Jansen en Jan Arris voor wijlen zijn vrouw Aaltje Jans
en Hendrik Roelofs voor zijn vrouw Aaltje Aalts, samen erfgenamen van Gergrig
Cornelissen verkopen voor 161 gulden aan Reier Dreessen en zijn vrouw Grietje
Franks 4 gresen genaamd De Paalscamp.
Zij verkopen voor 560 gulden aan Evert Cornelissen 4/5 deel van 6 1/4 gresen, genaamd De Haverkamp, gelegen tegenover de kooi
van Jan Blaauw waarvan hem de rest reeds toebehoort. [14]
Het is
niet zeker dat de hieronder vermelde “Dries Cornelissen” dezelfde is als Dries
Cornelissen die trouwde met Gerrigjen Hendriks Prins:
Oldebroek
14-05-1717: Dries Cornelissen doet
belijdenis en wordt ingeschreven als lid van de Gereformeerde Kerk van
Oldebroek.
Oldebroek
06-06-1749: In het kohier van het hoofd- of haardstedengeld komt Dries
Cornelissen voor als Dries Cornelissen hebbende 5 coebeesten en een
veerse 2 peerden.
Dries
Cornelissen woont in 1749 in Oldebroek. Hij is weduwnaar. Bij hem thuis wonen
vier kinderen, één kind is tussen 5 en 10 jaar oud en drie kinderen zijn ouder
dan 15 jaar. Nog iemand is inwonend, mogelijk een knecht of meid. De behuizing heeft twee haardsteden
(schoorstenen).
Dries
Cornelissen heeft bouwland met een oppervlakte van 8½ mudde (ca. 5,3 hectare),
gelegen op zandgrond of lichte grond. Hij boert niet op kleigrond. Acht mudde
liggen binnen het Richterambt Oldebroek en een halve mudde ligt buijten, dus daarbuiten.
Aannemelijk
(niet vermeld) is dat Dries Cornelissen capitalist
is. Hij heeft vijf koeien, een vaars en twee paarden. In 1747 betaalt hij
wegens de vijf speciën 19 gulden en 10 stuivers.
In 1749
wordt Dries Cornelissen aangeslagen voor 11 gulden, 7 stuivers en 8 duiten
wegens de vijf speciën, voor 1 gulden wegens de biercijns en voor 8 stuivers
wegens de moutcijns.
Dries Cornelissen woont, net als zijn zwager Evert Hendriks Prins, in het
rot van rotmeester Frank Hermens.
In de doopaantekeningen zijn de namen als volgt geschreven:
11-03-1717: Evert,
zoon van Dries Cornelissen en Gerrigjen Henrikz.
16-04-1719: Henrik,
zoon van Dries Cornelissen en Gerrigien Henrikz.
26-12-1721: Aaltjen,
dochter van Dries Cornelissen en Gerrigien Henrikz. [15]
Vd TIJMEN HENDRIKS (TIMAN
HENDRIKS, TIMEN HENDRIKS, TIMEN HENDRICKSEN) PRINS (van IVb), ged.
Oldebroek 20-07-1690, landbouwer (postume vermelding 1828), ovl. tussen
01-09-1741 en 22-06-1742, otr. Oldebroek 17-02-1714, tr. Oldebroek
ELISABETH AALTS
(LYSEBETH AALTS) STEENBERGEN, ged. Kamperveen 26-05-1695, landbouwster (landeigenaresse 1749),
akkerbouwster (1749), veehoudster (1749), bierbrouwster (1749), landbouwster
(postume vermelding 1828), ovl. Oldebroek 26-08-1784, dochter van Aelt Gerrits (Aalt Steenbergen) en Marietjen Drees
(ws. abusievelijk Jantje Dries).
Uit dit huwelijk zijn geboren:
Aalt Tijmens Prins,
geb. Oldebroek 04-04-1714, volgt VId.
Gerrit Tijmens Prins,
ged. Oldebroek 08-11-1716, volgt VIe.
Peter Tijmens Prins,
ged. Oldebroek 10-09-1719, volgt VIf.
Hendrik Tijmens Prins,
ged. Oldebroek 20-07-1721, volgt VIg.
Goossen Tijmens Prins,
ged. Oldebroek 19-12-1723, volgt VIh.
Harmen Tijmens Prins,
ged. Oldebroek 01-09-1726, volgt VIi.
Geertjen Tijmens
Prins, ged. Oldebroek 28-08-1729, volgt VIj.
Evert Tijmens Prins,
geb. Oldebroek 27-11-1734, volgt VIk.
Dries Tijmens Prins,
ged. Oldebroek 05-01-1738, volgt VIm.
Jan Tijmens Prins,
ged. Oldebroek 05-01-1738.
Jannetje Tijmens
Prins, ged. Oldebroek 22-06-1742, volgt VIn.
Marijtjen Tijmens
Prins, geb. vóór 1746, volgt VIo.
Kamperveen 26-05-1695: Den 26 dito [Maij] heeft Aelt
Gerrits laten Dopen sijn Dochter Lysebet.
Het gezin van Aelt Gerritsen en Marietjen Drees woont in Zuideinde bij Kamperveen (1698). Aelt Gerritsen is ovl.
vóór 12-03-1703. Zijn weduwe, Marietjen Drees, wordt in 1703 tweemaal in een gerichtsprotocol genoemd, eenmaal met
haar zus Jannetje Drees. [16]
In 1737 zijn drie kinderen van Aelt Gerritsen en Marietjen Drees in leven, namelijk Hendrik, Elisabeth en Dirkje. Zij worden in dit jaar,
met hun partners, in een gerichtsprotocol genoemd. Zij worden van oud naar jong genoemd zoals blijkt uit de doopaantekeningen. Als erven van de zall. Jantje
Dries, die hun moeder wordt genoemd, verkopen zij twee stukken bouwland in Oosterwolde.
De genoemde Jantje Dries is niet de moeder van Hendrik, Elisabeth en Dirkje. Dat is Marietjen Drees die op ..-01-/..-02-1690 in Kamperveen
trouwt en tussen 1693 en 1698 drie kinderen krijgt, waarschijnlijk vijf kinderen tussen 1691 en 1698. Jantje Dries, die gehuwd was met Jan Hermans, is mogelijk
dezelfde als de in 1703 genoemde Jannetje Drees, de zus van hun moeder. Denkbaar is dat de kinderen van Aelt Gerritsen en Marietjen Drees bij het overlijden van
hun moeder nog minderjarig waren en zijn opgenomen in het gezin van Jannetje Drees, vervolgens dat Jannetje Drees geen eigen kinderen naliet en dat tegen deze
achtergrond hun tante en stiefmoeder in 1737 in een gerichtsprotocol abusievelijk onze moeder de zall. Jantje Dries werd genoemd.
Het Hooge in het kerspel Oosterwolde onder Doornspijk
29-08-1737: Cornelis Gerrits van Enk en zijn vrouw Liesbeth Teunis, Egbert
Teunis Kuiper en zijn vrouw Marietje Robberts, Hendrik Aaltsen Steenbergen en
zijn vrouw Margrietje Reek, Timen Hendriks Prins en zijn vrouw Liesbeth Aaltsen
en Peter Wichmoets en zijn vrouw Dirkje Aaltsen verkopen voor 250 gulden aan
Jan Harmens de halfscheid van 2 mudde bouwland, geërfd van hun moeder, Jantje
Dries, en door haar man Jan Hermans in tucht bezeten. Eén mudde bouwland grenst
(oost) aan de Oldebroeker wangen, (zuid en noord) aan het land van Beert
Reiers, (west) aan het land van Jan Aartsen. Het andere mudde bouwland grenst (oost)
aan het land van Peter Wiggers, (zuid) aan de Oldebroeker wangen, (west) aan
het land van Hendrik Scholten en (noord) aan het land van Joh. Top. [17]
Oldebroek 17-02-1714: Elisabeth
Aalts is bij haar huwelijk een jonge dochter van Kamperveen.
Oldebroek ca. 17-05-1720: In 1719 is een koe van Tijmen Hendriks Prins gestorven aan wat
werd genoemd “de besmettelijke siekte”.
Zijn naam komt voor op de Lijste van het
runtvee dat in het rigterampt Oldebroek aen de besmettelijke siekte gestorven
is in den jare 1719 met daarbij de aantekening dat Tijmen Hendriks Prins een melkbeest
verloor. [18]
Oldebroek 22-06-1742: ged. Den 22 dito. [Junij] Dogter Jannetjen Posthum, dochter van Elisabeth Aaltz, wed?? Timen Hendrikze Prins.
Tijmen Hendriks Prins is overleden tussen 01-09-1741 en
22-06-1742. Vermoedelijk is hij begraven in Oldebroek. Aangezien het begraafboek
van Oldebroek begint in 1780 kon hiervan geen aantekening worden gevonden.
In Oldebroek, in het rot van Frank Hermens, woont in 1749 Thijmen Henrikx weduwe hebbende 2
coebeesten. Vermoedelijk gaat het hier om Elisabeth Aalts Steenbergen, de
weduwe van Tijmen Hendriks Prins. In 1749 komen geen andere personen met de
aanduiding “Thijmen Henrikx weduwe”
voor in het kohier van het hoofd- of haardstedengeld.
Daarbij komt dat de omstandigheden van Elizabeth Aalts
Steenbergen, waarover andere bronnen verhalen, gelijkenis tonen met de
omstandigheden van Thijmen Hendrikx
weduwe zoals hierna zal blijken.
Thijmen Henrikx weduwe
woont in hetzelfde rot als haar zwagers Evert Hendriks Prins en Dries Cornelissen. Bij haar wonen twee
kinderen tussen 5 en 10 jaar oud en twee kinderen ouder dan 15 jaar. Zij heeft
geen inwonende, ook geen knecht of meid. Haar behuizing heeft één schoorsteen.
Zij heeft 1¼ mudde (ca. 0,75 hectare) zand- of lichte grond,
in het Richterambt Oldebroek gelegen (althans niet is aangegeven buijtenampts). Zij boert niet op
kleigrond. Thijmen Henrikx weduwe
heeft twee koeien. In 1747 betaalt zij wegens de vijf speciën 7 gulden en 10
stuivers.
In 1749 wordt Thijmen
Henrikx weduwe aangeslagen voor 4 gulden wegens de vijf speciën, voor 10
stuivers wegens de biercijns en voor 3 stuivers wegens de moutcijns.
Kampen 12-09-1760: Peter
Timensen Prins laat zijn testament maken waaruit blijkt dat zijn moeder Elisabeth
Aalts Steenbergen in leven is: “testator
prejudiceerd aan zijn moeder de legitieme portie haar na regten compenterende
waarinne hy deselve tot erfgenaam institueerde en verder niet”. [19]
BS Oldebroek 06-09-1828: In de huwelijksakte van kleinzoon Tymen Prins staat dat Tymen Prins en Elisabeth Aalts zijn
geweest in leven landbouwers, gewoond
hebbende en overleden te Oldebroek.
Oldebroek 26-08-1784: Aug: 26. is de weduwe van Tymen prins overleden.
Via Elisabeth Aalts Steenbergen is de voornaam Aalt in de familie Prins geïntroduceerd
en deze naam is door vele opvolgende
generaties aan mannelijke nakomelingen gegeven, zoals nog in de twintigste
eeuw.
In de doopaantekeningen zijn de namen als volgt geschreven:
08-04-1714: Aalt,
zoon van Timan Henriksen Prinsjen en Elisabeth Aalts.
08-11-1716: Gerrit,
zoon van Timan Henrikz Prinsjen en Elisabeth Aaltz.
10-09-1719: Peter,
zoon van Timan Henriksen Prinsjen en Elisabeth
Aaltz.
20-07-1721: Henrik,
zoon van Timen Henrikz Prinsjen en Elisabeth Aaltz.
19-12-1723: Gozen,
zoon van Timan Henriksen Prins en Elisabeth Aaltz.
01-09-1726: Harmen,
zoon van Timen Henrikz Prins en Elisabeth Aaltz.
28-08-1729: Geertjen,
dochter van Timan Henrikz Prins en Elisabeth Aaltz.
28-11-1734: Evert,
zoon van Timen Henriks Prins en Elisabeth Aalts.
05-01-1738: Jan en Dries, zonen van Timen Hendriks Prins en Elisabeth
Aalts.
22-06-1742: Jannetjen,
dochter van Elisabeth Aaltz, wed?? Timen
Hendrikze Prins. [20]
Noten bij Generatie V
1. Transcriptie Veeziekten 1719, Oldebroek Richterambt, P.
Zunderman, 2007.
2. Oldebroek 25-03-1706: ged. Den 25 Martij Henric, zoon van Evert
Henricsz. Prins Grietjen Brandtsz. Hannissen. Oldebroek 19-03-1711: ged. Den 19 Martij Beert, zoon van Evert Henricsz. Prins Grietjen Brands.
Hannisz. Oldebroek 24-05-1716: ged. Den
24 dito [Meij] Dogter Annetjen, dochter van Evert Henriksen Prins End Grietjen Brandz.
3. Transcriptie Veeziekten 1719, Oldebroek Richterambt, P.
Zunderman, 2007.
4. D. Otten, Oude
namen in Oldebroek (Oldebroek 1996) 88.
5. Uittreksels protocol van bezwaar ORA
Doornspijk 1733-1754, kerspel Oosterwolde, H. Fikse, fiche 127: “Verschenen Elisabeth Wijnne wed.
van Hendrik Nucke geass. met R.O.Schrassert verkoopt aan Evert Prins en Grietje
Brandsen echtel. 3 gresen in 't Eektermerk naast de 12 gresen van kopers, voor
f216,- get 25 juni 1737.”
6. Aren lezen op de
akker van Oldebroeks verleden door Hendrik van Boven.
7. Dr. A.J. van de Ven, Het Oud-Archief van den
zeepolder Oosterwolde. Overgenomen uit: de oude archieven van de gemeente
Elburg en van den Zeepolder Oosterwolde.
8. Transcriptie van
de protocollen van vrijwillige rechtspraak van Oldebroek, 1735-1745, inv. nr.
193, door P. Zunderman 2000, 17-07-1742, fol. 344 (de tekst gedeeltelijk weergegeven): “Op huyden dato ondergeschreven isser tot
voorcominge van vermijdinge en weeringe van alle geschillen tusschen Beert
Jacobsen ter eenre, en Heijmen Jacobsen en Fennitjen Lubbers, echteluiden,
alsmede Jan Lamberts en Betjen Jacobs, echteluyden, de vrouwen met haere
respective mannen in desen sooveel nodig geassisteert, ter andere zijde,
vriendbroederlijck geaccordeert gelijck geschiet mits en cragt deses. Dat de
testamentaire dispositie van wijlen hun oom Jan Beertsen, schepen, in dato den
10 july 1742 in weesen laetende Beert Jacobsen, buyten en boven het daarin
gelegateerde, aen zijn broeder Heijmen Jacobsen en huysvrouw voornoemt, uyt den
boedel van wijlen zijn gemelte oom willighlick en erffelick overgeefft doende
zulx cragt deses de volgende ongerede goederen, namentlick … Op gelijcke wijse
geefft Beert Jacobse over aen Jan Lambertsen en Betjen Jacobs voornoemt drie
schepel zaylant in den Bornekolck, pagter Evert Prins met zijn lasten, regt als
voren. Belovende hij daar en boven aen de laast gemelte tot haer genoegen in
vrij gelt te betalen de somme van een duysent vijff hondert gulden. Voor het
overige sall Beert Jacobsen in den boedell van wijlen zijn gemelten oom
erffgenaem blijven, deselve in vollen wettigen eygendom behouden en besitten
sonder eenigh tegenseggen off bespieringe van zijn broeder off suster voornoemt
offte ymant van haerent wegen. Blijvende nochtans buyten dit accoord het
ongerede heercomende van wijlen Jan Jacobsen, der contrahenten broeder, waertoe
zij tesaemen eeven nae blijven. Sonder arch off list in waerheyt en opregtheyt.
Dus gedaen en geaccordeert en wedersijts aengenomen. Ten overstaan van de
ondergeschrevene als getuygen en geerffden in Veluwen, die dese neffens de
contrahenten geteeckent en besegelt hebben in Oldebroeck den 17 july 1742.
Onderstonde Beert Jacobsen, Heijmen Jacobs, Fennigjen Lubbers, Jan Lambers,
Batjen Jacobsen, Lambertus Zegerius, als getuyge, Jan Willems als getuyge. En
waer ondersegelt met vijff zegelen gedruckt ziende in lakke. Geregistreert den
20 july 1742.”
9. D. Otten, Oude
namen in Oldebroek (Oldebroek 1996) 30.
10. Transcriptie van
de protocollen van vrijwillige rechtspraak van Oldebroek, 1699-1735, inv. nr.
193, door P. Zunderman 2001, 23-09-1734, fol. 269v (de tekst gedeeltelijk weergegeven): “Ick Hendrick Gerritsen Scholte bekenne met
desen openen en besegelden brieve erffelijck verkoft, getransporteert en
opgedraegen te hebben, gelijck ick doe cragt deses aen Albert Hermsen voor de
eene helffte en aen Franck Hermsen en Metjen Aerts, echteluyden, de andere
helffte, het een vierde part van ses schepel sayland boven den Hogenbrinck over
de Bovenheijgraeve, waervan het andere een vierde part Dries op Puttensteijn,
Beert Jansen Toeback en Peter Bolder toebehoort, en de helfte Berent Driessen,
waeraen ten oosten en ten suyden Gerrit Andriessen cum suis, west Lieve Vrouwen
Gilde, noortwaert de Bovenheijgraeve aengelegen, alsnogh vijff spint boven den
Bornekolck tesaemen soo groot en soo kleyn als het in sijn bepaelinge is
liggende, oostwaert Wijne Hendricks cum suis, suydwaert Beert Jacobsen cum
suis, westwaert de heer burgemeester Witte tot Elburgh, Aert Beerts en het
Gilde, en noortwaert het weghjen schietende tot aen de Dwersakker van Dries
Hendricksen in den Lapstreeck tesaemen in desen righterampte Oldebroeck sulcks
voor een somma van … Des ten waeren oirconde soo hebbe ick transportant gebeden
Hendrick Veltkamp en Luichjen Coops als geerffden op Veluwen om desen
overdraghs brieff neffens mijn te willen beteeckenen en besegulen, die het op
versoeck also gedaen hebben op den 23 septembris 1734. Waer onderschreven
Hendrick G.Scholte, Hendrick Veltkamp, Luichjen Coops, en was ondersegelt met
drie segulen gedrukt in root lack. Leger stonde Albert en Franck Hermsen hebben
betaelt den 50 penning inhout deses met agt gulden, den 28 januari 1735. Leger
stonde Hendrick Veltkamp. Dese geprothocolleert den 22 februaris 1735.”
11. Kohier van hoofd- en haardstedengeld (volkstelling
Oldebroek 1749), fol. 23. Transscriptie door J. Kolkman, 1997.
12. Een mud in Oldebroek (Over Veluwe Overijssel) is een
bouwland van 400 vierkante roeden, groot ca. 0,627 hectare.
13. Transcriptie Veeziekten 1719, Oldebroek
Richterambt, P. Zunderman, 2007.
14. Uittreksels
protocol van bezwaar ORA Doornspijk 1733-1754, kerspel Oosterwolde, H.
Fikse, fiche 117: “Verschenen Reier Cornelissen en Reintje Brands echtel.
Dries cornelissen en Gerigje Hendriks echtel. en Aalt evertsen namens zijn
vader Evert Cornelissen verder Beert Jansen en Grietje Eimerts echtel. Gerrit
Jansen en Jan Arris voor zijn zall.vrouw Aaltje Jans en Hendrik Roelofs voor
zijn vrouw Aaltje Aalts tesamen erfgenamen van Gergrig Cornelissen welke
verkopen aan Reier Dreessen en Grietje Franks echtel. 4 gresen "de
Paalscamp" gen. voor f 161,- Dezelfden
aan Evert Cornelissen 4/5 part in 6 1/4 gresen "de Haverkamp" tendens
de kooi van Jan Blaauw gelegen waarvan hem de rest reeds toebehoord voor f
560,- get 29 juni 1741”
15. Oldebroek 11-03-1717: ged. Den 11 Meert op Donderdag. Sone Evert, zoon van Dries Cornelissen End Gerrigjen Henrikz. Oldebroek 16-04-1719:
ged. Den 16 April. Sone Henrik, zoon
van Dries Cornelissen End Gerrigien
Henrikz. Oldebroek 26-12-1721: ged. Den
26 Dito [Decem??] Dogter Aaltjen, dochter van Dries Cornelissen End Gerrigien Henrikz.
16. Uittreksels protocol van bezwaar ORA Doornspijk 1675-1733 door H. Fikse, 1994, fiche 19: “Een mudde
saeylandt daer oostw de Gelderse graft, west en noorden Jurrien Berents, zuyden Jan Bochorst, toebehoirende Merritjen Drees. Wed en boedelhouderse van Aert Gerrits
zall. Anno 1703 den 22 febr beswaert met 100 gulden a 4% ten behoef van Dierck Henricksen, bij form van vestenis, geerfden en zegelers de scholt Potgieter, Willem
Toewater en Peter Feyth Geregistr. den 12 meert 1703. (den 25 jan. 1718 compareerde Dirck Henricks en verklaerde bij hanttasting van bovengem 100 gulden met de
rente voldaen te sijn en versogt te royeren hetgeen ik op dato voorschr. gedaen hebbe)” Uittreksels protocol van bezwaar ORA Doornspijk 1675-1733
door H. Fikse, 1994, fiche 35: “Een mudde saeylandt op 't Hooge aen de gelderse graft, daer oostw de grafte, ten westen de
Haere met elsenholt, noortw Dirck Henricksen toebehorende Marietjen Drees wed. van zall. Aelt Gerritsenbe Anno 1703 den 29 oct beswaert met 200 gulden tegen
behoorlicke interesse te gebruicken ten hoeve van haer suster Jannetje Drees geregistr. den 5 nov 1703”
17. Uittreksels
protocol van bezwaar ORA Doornspijk 1733-1754, kerspel Oosterwolde, H.
Fikse, fiche 117: “Wij Cornelis
Gerrits van Enk en Liesbeth Teunis, Egbert Teunis Kuiper en Marietje Robberts,
Hendrik Aaltsen Steenbergen en Margrietje Reek en Timen Hendriks Prins en
Liesbeth Aaltsen en Peter Wichmoets en Dirkje Aaltsen allen echtel. verkopen
aan Jan Harmens de halfscheid van 2 mudde bouwland, waaraan het ene mud zuid en
noordw Beert Reiers, westw Jan Aartsen en Oostw de Oldebroeker wangen gelandet
zijn en aan het andere mud, zuidw de wangen, westw Hendrik Scholten, noordw
Joh. Top en oostw Peter Wiggers, alles voor f 250,- dit is van onze moeder de
zall. Jantje Dries aangeerft en door haar man Jan Hermans in tucht bezeten get.
29 aug 1737.”
18. Transcriptie Veeziekten 1719, Oldebroek Richterambt, P.
Zunderman, 2007.
19. Rechterlijk Archief Kampen, inv. 151, fol. 173, d.d.
12-09-1760.
20. Oldebroek 08-04-1714: ged. Den 8 April Sone Aalt, zoon van Timan
Henriksen Prinsjen End Elisabeth Aalts. Oldebroek 08-11-1716: ged. Den 8 Novembr. Sone Gerrit, zoon van Timan Henrikz Prinsjen En Elisabeth Aaltz. Oldebroek
10-09-1719: ged. Den 10 dito [Sept??]
Sone Peter, zoon van Timan Henriksen
Prinsjen End Elisabeth Aaltz. Oldebroek 20-07-1721: ged. Den 20 Julij Sone Henrik, zoon van Timen Henrikz Prinsjen End Elisabeth Aaltz. Oldebroek
19-12-1723: ged. Den 19 dito [Dec??] Sone
Gozen, zoon van Timan Henriksen Prins
En Elisabeth Aaltz. Oldebroek 01-09-1726: ged. Den 1 Sept??. Sone Harmen, zoon van Timen Henrikz Prins End Elisabeth Aaltz. Oldebroek 28-08-1729: ged.
Den 28 Aug Dogter Geertjen, dochter
van Timan Henrikz Prins En Elisabeth
Aaltz. Oldebroek 28-11-1734: ged. Den
28 dito [Nov??] Sone Evert, zoon van
Timen Henriks Prins & Elisabeth Aalts. Oldebroek 05-01-1738: ged. Anno 1738 Deb 5 Januarij. Zonen Jan &
Dries Gemelli, zonen van Timen Hendriks
Prins En Elisabeth Aalts. Oldebroek 22-06-1742: ged. Den 22 dito. [Junij] Dogter Jannetjen Posthum, dochter van Elisabeth Aaltz, wed?? Timen Hendrikze Prins.
Bronnen bij Generatie
V
Evert Hendriks Prins
en vrouw, volkstelling Oldebroek 1749
Lyst of cedule van 't Ampt van
Oldenbroek vervattende de huijsen, persoonen &c.
Daarin in sig bevindende, opgemaakt agtervolgens en op voet van het
Placaat des quartiers van Veluwen
In dato 1749 gearresteert
Getal der huijsen en
wooningen |
: 1 |
|
|
Wat personen die bewoonen |
: Evert Henrikx Prins en vrouw
hebbende 2 coebeesten |
Derselver bedryf en bestaan,
en of ook voor capitalisten |
|
moeten worden gereekent als
mede of arm en van de |
|
Diaconie syn levende |
|
Hoe veel kinderen hebben van
vyf tot 10 jaar oud |
: - |
Hoe veel van 10 tot 15 jaar
oud |
: - |
Hoe veel van 15 jaar en daar
boven |
: 1 |
Getal der knegts en meyden
of andere persoonen in de |
|
huyshoudinge gehorende |
: 1 |
Getal der heerdsteden voor
so veel de Jonkeren huysen, |
|
herbergen en de huyzen in de
Dorpen aangaat en ten |
|
reguarde van de boere
plaatsen of het heele, drielinge of |
|
halve erven of catersteeden
zyn |
: 2 |
Hoe veel morgens kleyland of
van gelyke waardye besaayt |
|
zyn, of het eene jaar door
het andere jaar besaayt worden |
: - |
Hoe veel morgens sandagtig
of ligt land besaayt zijn of 't |
|
eene jaar door 't andere
besaayt worden |
: 2 mudde 9 schepel buijtenampts |
Of en voor wat specien zyn
geaccordeert |
: 5 specien bieren en moutcijs |
Hoe veel in 1747 daar voor
't zy by het maaken van 't |
|
accoord of daarna aan de
pagters betaalt hebben |
: 15-6, . |
Hoe veel in 1748 gegeven
hebben |
: -, - |
Op welke somme alnu zyn
aangeslagen |
: 9-14, 1-1, - |
Of by die accoorden ook zyn
beswaert en wat reeden |
|
daartoe hebben |
: |
Op welk blad of pagina dit
accoord in des pagters boek te |
|
vinden is |
: 5 |
Wij
verclaren en sweeren dat wij in het formeeren van die lijsten off cedullen door
ons ondertekent en nogmaals vertoont, hebbende gehandelt nae onse beste kennis
en wetenschap, sonder willens off wetens jmand te hebben overgeslagen off jmand
uijt gunst off affectie, haat off vijandschap te veel off te weijnig te hebben
aengeschreven off opgelet, maar dat wij het een en ander ons in desen
aenbevolen, hebben gedaen met alle oplettentheid opregtigheid en ter goeder
trouwe nae ons vermoegen soo nae ons mogelijk is geweest.
Aldus bij ons schepenen van Oldebroek die present sijn ondertekent op ons
schepens eed die wij gedaen hebben bij aenvaarden van ons schepens plaas.
Actum Oldenbroek den 6 junij 1749
Luijghien Coops als stadholder
Beert Jacobsen
Beert Evertsen
Heijmen Reijersen
Heijmen Peters
Bernt Hagendick
Ter ordonnantie van die selve
B. Dijk secretaris van Oldebroek